Onderwerp: Antwoorden op kamervragen van Dezentjé Hamming en Schippers over
de relatie tussen een eventuele pandemie door het vogelgriepvirus en de
ontwrichting van de economie (ingozenden 23 dec. 2005)
Kamerstuk, 15-2-2006
Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2661458
Antwoorden door de minister - mede namens de minister-president, de
minister van Economische Zaken en de minister van Binnenlandse Zaken -
op de vragen van de kamerleden Dezentjé Hamming en Schippers over de
relatie tussen een eventuele pandemie door het vogelgriepvirus en de
ontwrichting van de economie.
(2050605400)
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het artikel van Dr. Sherry Cooper over hoe
een eventuele vogelgrieppandemie de economie kan ontwrichten?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de conclusie dat een grieppandemie waarschijnlijk is, maar dat
niemand weet wanneer en waar die zal beginnen?
Antwoord 2
Ik deel deze conclusie. Wel merk ik hierbij op dat experts er van
uitgaan dat het grootste risico op introductie van een nieuw humaan
influenzavirus bestaat in gebieden waar intensief contact plaatsvindt
tussen mens en dier (en in het bijzonder met gevogelte).
Vraag 3
Hoe schat u de dreiging in?
Antwoord 3
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft vijf fases gedefinieerd in
de aanloop naar een nieuwe pandemie. Fase zes is de pandemie zelf. We
bevinden ons momenteel - overigens net als in de afgelopen jaren - in
fase drie; de laagste `pandemic alert' fase. Dit wil zeggen dat er
sprake is van circulatie van een hoog pathogeen influenzavirus (H5N1)
onder vogels, waardoor in incidentele gevallen mensen worden
geïnfecteerd. Het H5N1-influenzavirus circuleert voor zover nu bekend
in Azië en aan de rand van Europa onder voornamelijk kippen, eenden en
vogels. Het virus leidt bij deze dieren tot hoge sterfte. In de
incidentele gevallen waarbij tot nu toe mensen met dit aviaire virus
geïnfecteerd zijn, is voor zover bekend in alle gevallen sprake
geweest van intensief contact met zieke dieren. Er zijn op het moment
geen bewijzen dat het huidige aviaire H5N1-virus van mens op mens
overdraagbaar is.
Indien overdracht van mens op mens mogelijk wordt en het aviaire virus
een nieuw humaan virus dreigt te worden, komen we in de prepandemische
fase 4. Het is niet te voorspellen wanneer dit zal gebeuren. Door het
contact tussen zieke dieren en mensen te beperken, wordt de kans
hierop zo veel mogelijk verkleind.
Vraag 4
Hoe oordeelt u over de opvatting van Dr. Michael Osterholm, directeur
van het Center for Infectuous Disease Policy en National Center for
Food Protection and Defense dat hij er 100 procent zeker van is dat er
een pandemie gaat uitbreken van het type H5N1-virus?
Antwoord 4
Zoals ik al aangegeven heb in mijn antwoord op vraag 2, is het
waarschijnlijk dat er ooit weer een humane influenzapandemie zal
uitbreken. Het is mogelijk dat deze pandemie veroorzaakt wordt door
het H5N1-virus. Dit is echter niet zeker. Een nieuw pandemisch virus
ontstaat over het algemeen door een plotselinge grote verandering in
een influenzavirus. Die verandering kan worden veroorzaakt door een
mutatie van een vogelgriepvirus of door de vermenging van een
menselijk griepvirus en een vogelgriepvirus. Deze veranderingen kunnen
tot een nieuwe virusvariant leiden. Het is ook niet ondenkbaar dat een
ander aviair influenzavirus dan het H5N1-virus door genetische
veranderingen tot een volgende pandemie zal leiden.
Vraag 5
Deelt u de opvatting dat in geval van een pandemie het sterftecijfer
het hoogst zou kunnen zijn bij volwassenen tussen 20 en 40 jaar,
d.w.z. de productiefste mensen in de economie?
Antwoord 5
In theorie zou dit kunnen. Echter, het is niet te voorspellen welke
eigenschappen een nog niet bestaand humaan influenzavirus precies zal
hebben. Op dit moment kan dan ook niet vastgesteld worden of en zo ja
welke bevolkingsgroepen een verhoogd risico lopen in het geval een
nieuwe humane influenzapandemie uitbreekt.
Tijdens de Spaanse griep (1918) werden relatief veel jonge, voorheen
gezonde volwassenen getroffen, terwijl tijdens de Aziatische en de
HongKong griep (respectievelijk 1957 en 1968) de meeste slachtoffers
vielen in de reguliere hoog-risicogroepen voor influenza (ouderen en
mensen met medische complicaties). Bij humane infecties met het
aviaire H5N1-virus gaat het tot nu toe vooral om infecties bij
kinderen en jong volwassenen. Het is niet bekend of dit ook zo zal
zijn wanneer het H5N1-virus zich aangepast heeft aan mens op mens
overdracht.
Overigens is over het algemeen tijdens een influenzapandemie te
verwachten dat volwassenen tussen de 20 en 40 jaar minder zullen
deelnemen aan het arbeidsproces; hetzij doordat ze zelf ziek zijn,
hetzij doordat ze zorgtaken op zich hebben genomen, hetzij door
eventuele isolatiemaatregelen.
Vraag 6
Wat is uw oordeel over de mate waarin een pandemie de Nederlandse
economie kan ontwrichten door het ontbreken van menskracht (Dr. Cooper
gaat uit van 25% afwezigheid) bijvoorbeeld bij aanvoerlijnen als de
Rotterdamse haven en andere logistieke processen?
Vraag 7
Welke gevolgen zal dit hebben voor zowel productiebedrijven als de
algemene voedselvoorziening?
Antwoord 6 en 7
Het is niet duidelijk wat mevrouw Cooper precies bedoelt met een
afwezigheidpercentage van 25%. Experts gaan er vanuit dat zonder
interventies 25-30% van de bevolking ziek wordt gedurende een
influenzapandemie. Dit aantal is gebaseerd op eerdere pandemieën. Niet
iedereen zal echter op hetzelfde moment ziek zijn. Een pandemie
verloopt vaak in meerdere golven en elke golf kan zes tot twaalf weken
duren. Diverse interventies zoals hygiënemaatregelen en de inzet van
antivirale middelen kunnen het aantal zieken tijdens een pandemie
beperken. Het is daarom moeilijk te voorspellen hoe hoog het
afwezigheidpercentage op enig moment in werkelijkheid zal zijn. Ook
ontbreekt nog voldoende inzicht in de te verwachten afwezigheid van
werknemers die de zorg dragen voor zieke gezinsleden en van werknemers
die thuis blijven ter voorkoming van besmetting. Modelberekeningen
moeten hier de komende periode meer inzicht in geven.
Het is echter evident dat bedrijven met het afwezigheidpercentage waar
mevrouw Cooper over spreekt, problemen zullen ondervinden in hun
dagelijkse bedrijfsvoering. Ook zullen eventuele maatregelen om
verspreiding van het griepvirus te voorkomen de handel kunnen
belemmeren, wat voor Nederland als handelsland veel negatieve gevolgen
kan hebben. Als deze situatie langer aanhoudt bestaat het risico dat
bij sommige bedrijven de continuïteit onder druk komt te staan.
Bedrijven zullen prioriteiten moeten stellen om hun kerntaken uit te
kunnen blijven voeren. Veel bedrijven hebben plannen liggen voor
calamiteiten en de verantwoordelijkheid hiervoor ligt ook in eerste
instantie bij de bedrijven zelf.
De vitale infrastructuur is in belangrijke mate in handen van het
bedrijfsleven. In het interdepartementale traject Bescherming Vitale
Infrastructuur zijn, in samenwerking met het bedrijfsleven, de
risico's en noodzakelijke beschermingsmaatregelen vastgesteld. Voor
het onwaarschijnlijke geval van voedselschaarste heeft het Ministerie
van LNV een draaiboek crisisbeheersing voedselvoorziening, dat
doorgaand geactualiseerd wordt. De verwachting is dat we in Nederland
in een crisissituatie waarover mevrouw Cooper spreekt de
basisvoorzieningen overeind kunnen houden.
Vraag 8
Welke economische gevolgen voorziet u bij het sluiten van de
luchthavens?
Antwoord 8
Sluiting van de luchthavens zal een grote negatieve impact hebben op
de Nederlandse economie. Nederland als handelsland wordt dan
gedeeltelijk afgesloten van de buitenwereld. Dit heeft grote gevolgen
voor het bedrijfsleven (zakelijke reiziger), toerisme en luchtvracht.
Veel mensen zijn voor hun inkomen direct afhankelijk van de
luchthavens en indirect zullen veel bedrijven in de wijde regio schade
ondervinden van sluiting.
Het is echter onwaarschijnlijk dat sluiting van de luchthavens
noodzakelijk is bij het uitbreken van een pandemie. Indien de
specifieke situatie hier toch om vraagt, kan de beslissing tot
sluiting worden genomen door het ministerie van V&W in overleg met de
overige ministeries in het kader van het Interdepartementaal
beleidsteam/Ministerieel beleidsteam.
Vraag 9
Onderzoekt u of bestaande rampenplannen ook toepasbaar zijn bij een
pandemie?
Antwoord 9
Gezien de eigen verantwoordelijkheid die bedrijven hierin hebben,
worden individuele rampenplannen niet doorgelicht. Op het gebied van
vitale infrastructuren vindt echter wel degelijk samenwerking plaats
met het bedrijfsleven om de risico's en noodzakelijke
beschermingsmaatregelen vast te stellen.
Het ministerie van VWS treft al enige tijd voorbereidingen op een
grieppandemie om de gevolgen voor de volksgezondheid te beperken. Op
zowel landelijk als regionaal niveau liggen inmiddels drie
operationele draaiboeken klaar: voor introductie van het
vogelgriepvirus, voor incidentele introductie van een nieuw humaan
influenzavirus en voor een grieppandemie. Met deze draaiboeken wordt
ook geoefend.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft in 2005 de mate van
implementatie in de regio's onderzocht. Vijf regio's bleken
onvoldoende voorbereid. Vier daarvan ronden de voorbereidingen in het
eerste kwartaal van 2006 af. De vijfde regio heeft tot juni 2006 de
tijd gekregen om af te ronden. De IGZ ziet hier verscherpt op toe.
Ook op andere terreinen worden voorbereidingen getroffen.
Interdepartementaal is geïnventariseerd wie bij een pandemie welke
taken heeft en de voorbereidende maatregelen van de verschillende
departementen zijn op elkaar afgestemd. Om de openbare orde en
veiligheid tijdens een pandemie te handhaven en het maatschappelijk
leven zo ongestoord mogelijk door te laten gaan, wordt bezien welke
maatregelen nodig zijn om de inzet van hulpdiensten te waarborgen. De
mogelijke rol van de krijgsmacht is uitgewerkt in het kader van de
intensivering van de civiel-militaire samenwerking. In de
internationale griepoefening afgelopen november is de samenwerking
tussen de verschillende partijen op regionaal, nationaal en
internationaal niveau geoefend.
Vraag 10
Welke maatregelen voorziet u om de uitval van belangrijke
voorzieningen als waterleiding, elektra, afvalverwijdering, voeding en
gezondheidszorg tegen te gaan?
Antwoord 10
Er is in de afgelopen drie jaar door overheid en bedrijfsleven
gezamenlijk gewerkt aan de bescherming van de vitale infrastructuur. U
bent hierover in september vorig jaar geïnformeerd en hebt deze
rapportage tijdens het AO `internationaal terrorisme' op 10 oktober
vorig jaar geagendeerd.
De dreiging en mogelijke gevolgen van een pandemie zijn onderwerp
geweest binnen het dossier vitaal. Voor verschillende sectoren geldt
dat potentiële gevolgen zijn geïdentificeerd en waar noodzakelijk
maatregelen zijn voorgesteld en (zullen) worden geïmplementeerd. Het
gaat hierbij bijvoorbeeld om het vaststellen van die functies die
tijdens een pandemie vervuld moeten blijven om bedrijven te kunnen
laten doordraaien. Of meer afgeleide zaken waaronder het vaststellen
voor welke groepen bepaalde vitale producten/diensten bij
bedreigingen, zoals een pandemie, zoveel mogelijk met voorrang
gewaarborgd moeten blijven. Hierbij kan gedacht worden aan energie- en
drinkwatervoorziening van ziekenhuizen, maar ook aan voorzieningen die
crisiscommunicatie mogelijk maken.
Om de gevolgen van een pandemie voor de volksgezondheid zo veel
mogelijk te beperken heeft het ministerie van VWS voor gebruik tijdens
een pandemie antivirale middelen aangekocht, zoals Tamiflu© en
Relenza©. De verwachting is dat deze middelen de ziekteduur met één
tot twee dagen verkorten en patiënten minder besmettelijk maken voor
hun omgeving. Eind 2006 zal Nederland een voorraad van ongeveer 5
miljoen kuren te hebben . Naar verwachting is dit aantal voldoende om
alle zieken in Nederland te behandelen.
Deze voorraad zal vooral in de eerste periode van de pandemie van
groot belang zijn, wanneer nog geen geschikt vaccin beschikbaar is.
Naar verwachting duurt de ontwikkeling van een vaccin minimaal een
half jaar. Om na deze periode zo snel mogelijk over voldoende vaccin
voor de gehele Nederlandse bevolking te kunnen beschikken, zal de
Nederlandse overheid op korte termijn een `optie- en
leveringscontract' afsluiten met een vaccinleverancier.
Vraag 11
Bent u in overleg met het bedrijfsleven over scenario´s om
voorlichting te geven aan werknemers?
Antwoord 11
In principe ligt bij de bedrijven zelf de eerste verantwoordelijkheid
voor het beperken van de gevolgen van een crisis voor de eigen
bedrijfsvoering. Voor het in stand houden van de vitale infrastructuur
- en voor de algemene crisisbeheersing - heeft de overheid een
belangrijke rol. In dit verband is er in het kader van de bescherming
van vitale infrastructuur regelmatig contact en structureel overleg
met het bedrijfsleven.
Momenteel wordt door het ministerie van VWS communicatiemateriaal voor
de verschillende fases in aanloop naar een pandemie voorbereid. In de
huidige fase (3) ligt de focus van communicatie op de doelgroepen
media, bestuurders en medische professionals.
Vraag 12
Deelt u de mening dat het contraproductief werkt als iedere
EU-lidstaat hier zijn eigen beleid op na houdt? Bent u voornemens over
de economische gevolgen en maatregelen van een eventuele pandemie
overleg te hebben met andere EU-lidstaten?
Antwoord 12
Europese samenwerking is zeer belangrijk voor crisispreventie, maar
ook voor crisisbeheersing indien hier grensoverschrijdende
consequenties aan verbonden zijn. Naast preventiemaatregelen worden in
EU-verband daarom ook maatregelen genomen om een crisis binnen de EU
of met gevolgen die de EU-grenzen overschrijden, te managen. Onder
Oostenrijks voorzitterschap zal verder worden gewerkt aan de
praktische uitwerking van deze maatregelen.
Vraag 13
Deelt u de mening dat Nederland ook met scenario's tegen economische
ontwrichting voorbereid moet zijn als een grootschalige pandemie
uitbreekt?
Vraag 14
Welke concrete stappen neemt u in dit verband?
Antwoord 13 en14
In het geval van een dergelijke crisis zal de economie onvermijdelijk
schade ondervinden. Ik ben er echter van overtuigd dat ons
bedrijfsleven flexibel genoeg is om ervoor te zorgen dat onze economie
blijft doordraaien. De rol van de overheid richt zich in dit verband
primair op het scheppen van kaders voor de waarborging van de vitale
infrastructuur, maar indien nodig liggen er ook draaiboeken om
diepgaander in te grijpen in de economie. Op basis van het
interdepartementale Beleidsplan Crisisbeheersing 2004-2007 wordt
voortdurend gewerkt aan de verbetering van de
crisisbeheersingscapaciteit en -kwaliteit van overheid en
bedrijfsleven.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport