Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
AM/AMI/06/11358

Onderwerp Datum
Werknemersverkeer MOE-landen 15 februari 2006

In het Algemeen Overleg van 21 juni 2005 is gesproken over het evaluatie-onderzoek ten behoeve van de besluitvorming over het al dan niet invoeren van een vrij verkeer van werknemers per 1 mei 2006 met de nieuwe lidstaten uit Midden- en Oost Europa (MOE-landen). Dit onderzoek is uitgevoerd door het onderzoeksbureau Ecorys uit Rotterdam. Om de objectiviteit maximaal te waarborgen is het onderzoeksrapport vastgesteld door een onafhankelijke begeleidingscommissie onder voorzitterschap van professor dr. H. Entzinger.

In het Algemeen Overleeg van 11 november 2005 is afgesproken dat ik het onderzoeksrapport, na vaststelling ervan, zo spoedig mogelijk aan u zou toezenden. Hierbij kom ik deze toezegging na en stuur ik u het onderzoeksrapport van het onderzoeksbureau Ecorys over het werknemersverkeer met de nieuwe lidstaten van de EU uit Midden- en Oost-Europa (MOE-landen) toe.

In het Toetredingsverdrag met de nieuwe lidstaten is afgesproken dat er een tijdelijke overgangsmaatregel voor het werknemersverkeer kan worden toegepast. Tot 1 mei 2006 geldt in beginsel dat er nog geen vrij verkeer van werknemers is met de oude EU-15. Maar individuele lidstaten konden vanaf 1 mei 2004 een liberaler regime invoeren. Na 1 mei 2006 is de situatie omgekeerd. In beginsel is er een vrij verkeer van werknemers, maar individuele lidstaten hebben het recht om de overgangsmaatregel te continueren; in eerste instantie tot 1 mei 2009. Daarna kan zij nog tot maximaal 1 mei 2011 worden gecontinueerd; een lidstaat dient dan echter wel aan te tonen dat de mogelijke arbeidsmigratie uit de nieuwe lidstaten een ernstige verstoring kan betekenen voor de nationale arbeidsmarkt.

Op grond van het Toetredingsverdrag dient Nederland vóór 1 mei 2006 aan te geven of het de overgangsmaatregel vanaf die datum wil verlengen. Indien Nederland niets meldt aan de Europese Commissie, treedt per 1 mei a.s. automatisch een vrij verkeer van werknemers in werking.

2

Het kabinet zal, mede op basis van het Ecorys-onderzoek, zijn standpunt over het al dan niet handhaven van de overgangsmaatregel voor het werknemersverkeer bepalen. Belangrijke afwegingscriteria daarbij zijn:

· de mate en de aard van de te verwachten arbeidsmigratie uit de MOE-landen, mede in relatie tot de algemene migratie-ontwikkelingen;

· de effecten van de te verwachten arbeidsmigratie uit de MOE-landen op de Nederlandse economie en arbeidsmarkt, mede in relatie tot de te verwachten algemene ontwikkeling van de Nederlandse economie en arbeidsmarkt;

· de samenhang van het werknemersverkeer enerzijds en het dienstenverkeer en arbeid als zelfstandige anderzijds;

· de positie en ervaringen van andere EU-lidstaten met betrekking tot dit onderwerp.

In het Algemeen Overleg van 21 juni 2005 hebt u mij verzocht om het kabinetsstandpunt inzake het al dan niet opheffen van de overgangsmaatregel voor het vrij verkeer van werknemers tijdig aan u kenbaar te maken. Ik heb daarop toegezegd dit standpunt vóór 1 april 2006 aan u toezenden. Tegelijk met dit kabinetsstandpunt zal ook de nota Migratie en Sociale Zekerheid naar de Tweede Kamer worden toegezonden.

Heden ontvangt u tevens de tussenrapportage van het onderzoek van TNO naar de personeelsvoorzieningsprojecten in de land- en tuinbouw. Dit onderzoek is op mijn verzoek uitgevoerd in opdracht van de Raad voor Werk en Inkomen (RWI).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)