Ministerie van Sociale Zaken
en WerkgelegenheidDirectie
Communicatie
15 februari 2006
Nr. 06/027
Grenzen open: 23.000 tot 33.000 werknemers meer
Het is moeilijk in te schatten hoeveel migranten er naar Nederland trekken als er vrij verkeer van werknemers komt voor Polen en zeven andere Midden- en Oost-Europese landen die sinds 1 mei 2004 lid zijn van de Europese Unie. Het zouden er tussen de 53.000 en 63.000 kunnen zijn. Dat zijn er zo n 23.000 tot 33.000 meer dan er nu jaarlijks met een tewerkstellingsvergunning werken. Maar de voorspellingen blijven tamelijk onzeker. Onze schatting moet worden opgevat als niet meer dan een redelijke indicatie.
Dat staat in een onderzoek van economisch onderzoeksbureau Ecorys dat staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Het onderzoek is, onder begeleiding van een onafhankelijke commissie van deskundigen, verricht ter voorbereiding van een besluit om al dan niet over te gaan tot vrij verkeer van werknemers uit alle landen van de Europese Unie. Nu bestaat er nog een beperkende overgangsmaatregel voor Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië. Inwoners uit deze landen mogen hier niet zonder tewerkstellingsvergunning als werknemer aan de slag. Vóór 1 mei 2006 moet Nederland beslissen de overgangsmaatregel te verlengen of over te gaan tot vrij verkeer van werknemers.
Als Nederland besluit de overgangsmaatregel te verlengen, dan verwachten de onderzoekers van Ecorys geen drastische verandering van het aantal migranten dat hier met een tewerkstellingsvergunning komt werken. Wel wordt een verdere groei verwacht van het aantal zelfstandigen zonder personeel.
Als Nederland besluit om over te gaan tot vrij verkeer van werknemers, dan worden er het eerste jaar in totaal 53.000 tot 63.000 werkende migranten uit de nieuwe EU-landen verwacht. Dat zijn er zo n 23.000 tot 33.000 meer dan hier in 2005 met een tewerkstellingsvergunning werkten. Zo n negentig procent komt uit Polen. Omdat de migranten meestal voor kortere periodes werken, doen de 53.000 tot 63.000 migranten samen het werk dat 23.500 tot 28.000 fulltimers in een jaar verrichten. Dat is ongeveer een half procent van het aantal arbeidsuren dat er in Nederland wordt gewerkt.
Hoe komen de onderzoekers tot hun prognose? Op basis van studies vóór 1 mei 2004 verwachten ze dat er, bij vrij verkeer van werknemers in de héle Europese Unie, maximaal anderhalf miljoen arbeidskrachten uit de oude EU-landen naar de nieuwe EU-landen zouden trekken. Omdat de onderzoekers er vanuit gaan dat Duitsland, Oostenrijk en andere oude EU-landen op 1 mei 2006 niet overgaan tot volledig vrij verkeer van werknemers, rekenen ze op minder migranten en komen uit op ruim een miljoen. De onderzoekers van Ecorys veronderstellen, mede aan de hand van ontwikkelingen sinds 1 mei 2004, dat 5 of 6 procent van die migranten voor Nederland kiest. Zo komen ze aan de prognose van 53.000 tot 63.000 migranten.
De onderzoekers van Ecorys schrijven zelf dat die prognose met de nodige onzekerheid is omgeven. De werkelijke migratie na 1 mei 2006 hangt af van veel onzekere factoren, zoals de economische ontwikkeling en de besluiten van andere EU-landen.
Ecorys verwacht dat de grootste groep migranten, net als nu, zal bestaan uit seizoenwerkers en andere pendelaars die hier gemiddeld 3,5 maand in een jaar werken. In de regel gaat het hierbij om jonge, gemotiveerde en redelijk geschoolde werknemers, die hier premies en loonbelasting betalen, maar slechts een beperkt beroep op de sociale zekerheid doen. Een kleine groep zal hier voor langere tijd werk vinden en zal zich hier dan ook voor langere tijd vestigen. Ecorys verwacht dat er over vijf jaar tussen de 40.000 en 60.000 migranten uit de nieuwe EU-landen voor een langere periode in ons land verblijven.
Staatssecretaris Van Hoof had Ecorys ook gevraagd om onderzoek te doen naar de gevolgen van de migratie sinds de overgangsmaatregel op 1 mei 2004 van kracht werd. De onderzoekers stellen dat de economische effecten tot nu toe beperkt zijn, maar kunnen bij gebrek aan kwantitatieve gegevens geen krachtige uitspraken doen. Ze weten niet precies hoeveel Nederlanders hun werk hebben verloren of een baan niet hebben gekregen door de nieuwe concurrentie. En voor de toekomst kunnen ze ook geen betrouwbare voorspelling doen. Het is wel waarschijnlijk dat er sprake is van verdringing, de eerste jaren vooral als het gaat om laaggeschoold werk, maar de onderzoekers van Ecorys weten niet hoeveel Nederlanders daar de dupe van zijn of worden. Tot nu toe hebben de werknemers uit de nieuwe EU-landen volgens Ecorys een bijdrage geleverd aan het opvullen van vacatures die door Nederlandse werkgevers niet met Nederlandse arbeidskrachten opgevuld konden worden.
Het kabinet neemt in maart een besluit over het al dan niet verlengen van de overgangsmaatregel en stuurt het kabinetsstandpunt vóór 1 april naar de Tweede Kamer. De overgangsmaatregel kan eerst met drie jaar worden verlengd, tot 1 mei 2009, en daarna nog eens met twee jaar. Een besluit tot vrij verkeer van werknemers kan later met toestemming van de Europese Commissie geheel of gedeeltelijk worden teruggedraaid wanneer blijkt dat de arbeidsmarkt serieus wordt verstoord. Uiterlijk 1 mei 2011 moeten alle landen van de EU vrij verkeer van werknemers hebben ingevoerd.
Als Nederland besluit tot vrij verkeer van werknemers, moeten Nederlandse en Poolse werknemers in loondienst in Nederland gelijk worden behandeld.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid