Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid

Aan de voorzitter van de Tweede kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA 's-Gravenhage Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl

Ons kenmerk AM/AMI/06/13600 Onderwerp Tussenrapportage over seizoenarbeid Datum 15 februari 2006

Hierbij bied ik u aan de tussenrapportage "Monitoring en evaluatie seizoenarbeid 2005", die de Raad van Werk en Inkomen (RWI) mij heeft aangeboden. In opdracht van de RWI werkt TNO aan een monitor en evaluatie van initiatieven die gericht zijn op het verhogen van de deelname van uitkeringsgerechtigden aan seizoenarbeid in de land- en tuinbouw. Uit deze tussenrapportage blijkt dat het veel moeite kost om uitkeringsgerechtigden als seizoenarbeider in te schakelen, maar dat er door de grote inzet van de betrokken organisaties wel vooruitgang is geboekt. In 2005 zijn 1011 personen geplaatst in deze arbeid. Dit is een beter resultaat dan de 287 personen die in 2004 zijn geplaatst.
Een plaatsing in de agrarische sector blijkt fors meer inspanning te kosten dan een `reguliere' plaatsing. Dit wordt onder meer veroorzaakt door een achterliggende weerbarstige problematiek bij de cliënten, waardoor veel cliënten niet direct inzetbaar blijken te zijn, en door een spanningsveld tussen het aanbod van CWI en de vraag van werkgevers. Ook blijkt het noodzakelijk om cliënten scherp te selecteren. De aanpak lijkt financieel gezien wel succesvol. Daarnaast zijn er positieve bij-effecten, zoals een intensievere samenwerking tussen de ketenpartners en een spontane `bijvangst' doordat werkzoekenden die benaderd worden voor seizoenarbeid ander werk vinden en daardoor geen beroep meer doen op een uitkering.

In 2005 hebben de betrokken organisaties hun werkwijzen ontwikkeld en zonodig op basis van de opgedane ervaringen verder aangepast. Daarmee lijken de voorwaarden aanwezig om dit jaar meer rendement te bereiken. Het verheugt mij daarom dat de betrokken organisaties hebben aangegeven door te zullen gaan met hun inspanningen om binnenlands aanbod te plaatsen in de agrarische seizoenarbeid.

Achtergrond
In december 2004 heb ik van de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) het rapport `Van het land' ontvangen. Hierin werden diverse voorstellen gedaan om meer uitkeringsgerechtigden aan de slag te krijgen in de seizoenarbeid in de land- en tuinbouw. Hierbij ging het onder meer om het starten van pilots met detacheringsconstructies, waarbij een detacheringsbedrijf

Ons kenmerk AM/AMI/06/13600
Datum 15 februari 2006

fungeert als `tussenwerkgever' zodat seizoenarbeid geschakeld kan worden en een meer duurzame relatie ontstaat tussen deze `tussenwerkgever' en de werknemer. Naar aanleiding van dit advies heb ik aan u op 13 maart 2005 in de notitie "Uitkeringsgerechtigden in de seizoenarbeid in de land- en tuinbouw"1 een plan van aanpak gepresenteerd, om door middel van een verhoogde inzet van de betrokken organisaties te komen tot een hogere participatie van binnenlandse werkzoekenden in de agrarische seizoenarbeid.

Een en ander heeft geleid tot diverse personeelsvoorzieninginitiatieven die in 2005 tot stand zijn gekomen of zijn geïntensiveerd. Naast de RWI-pilots, gaat het om initiatieven van CWI, UWV en gemeenten. Voor de pilots heeft de RWI een subsidie ontvangen op grond van het Innovatieprogramma WWB (IPW). Zoals aangekondigd in de notitie van 13 maart, heb ik de RWI verzocht deze initiatieven te (laten) monitoren en te evalueren. De RWI heeft deze opdracht verstrekt aan TNO. Omdat de tussenrapportage wordt uitgebracht op een moment dat de informatieverzameling nog niet geheel is afgerond, is de beschrijving van de diverse projecten nog een tussenstand. De volledige beschrijving en analyses zullen worden opgenomen in de eindrapportage. De eindrapportage kunt u medio 2006 tegemoet zien.

Resultaten tot nu toe
In de tussenrapportage wordt ingegaan op de belangrijkste projecten en hun resultaten tot nu toe.
Doelstelling voor het project seizoenarbeid van CWI en LTO voor 2005 was 1000 plaatsingen van binnenlands aanbod. Ultimo december 2005 waren 1011 personen geplaatst, waarvan 164 bijstandsgerechtigden. 793 personen zijn door het project geplaatst en 218 via de reguliere CWI-organisatie. In 2004 zijn 287 personen geplaatst via het project. Het doel van de RWI-pilots is om na te gaan in hoeverre het mogelijk is om via een detacheringsconstructie bijstandsgerechtigden in te schakelen in seizoenarbeid. De pilot in Haaglanden is voorlopig afgerond. Pilots in Noord-Holland Noord (Alkmaar en Hoorn) en Venlo lopen nog. In totaal zijn ongeveer 30 personen geplaatst (geweest), waarvan een kwart gedurende langere tijd. Hoewel het om een teleurstellend laag resultaat gaat, lijkt het dus mogelijk bijstandsgerechtigden in te schakelen in de agrarische seizoenarbeid via deze constructie.
In een UWV-pilot in drie regio's zijn reïntegratiebedrijven gestimuleerd geschikte kandidaten te selecteren en aan te melden bij het project Seizoenarbeid van CWI en LTO. Tot begin december 2005 heeft dit geleid tot 375 aanmeldingen en 19 plaatsingen. Daarnaast zijn veel ww-uitkeringsgerechtigden geplaatst in de seizoenarbeid via de reguliere CWI-route. Gezien de verhouding tussen aanmeldingen en plaatsingen, is de effectiviteit een aandachtpunt bij deze pilot. UWV heeft daarom de werkwijze verbeterd.
De tussenrapportage biedt nog geen compleet beeld van gemeentelijke initiatieven.


1 Kamerstukken II, vergaderjaar 2004 ­ 2005, 29544, nr. 17.
---

Ons kenmerk AM/AMI/06/13600
Datum 15 februari 2006

Vergeleken met het aantal twv's dat in 2005 is verstrekt voor werkzaamheden in de land- en tuinbouw (2005 25.416; in 2004 20.283), is het getalsmatige succes van de projecten beperkt. Voor de vraag of de projecten als zodanig een succes zijn, is ook een vergelijking tussen kosten en baten van belang. Voor de RWI-pilot Haaglanden-Westland is nagegaan of het mogelijk was voor alle betrokkenen een win-win-situatie te realiseren. Daarbij is geconstateerd dat alle betrokken partijen een financieel voordeel hebben. Zo heeft de gemeente per saldo een besparing op de uitkeringen. Bovendien is er sprake van een `bijvangst', doordat uitkeringen worden stopgezet omdat men elders werk heeft gevonden. Voor de betrokken gemeenten lijken dus niet alleen het aantal plaatsingen van belang, maar ook de kosten en resultaten per uitkeringsgerechtigde. Deze kunnen worden afgezet tegen de kosten en resultaten van een regulier reïntegratietraject waarbij de uitkering doorloopt en een reïntegratiebureau is ingehuurd.
In de tussenrapportage wordt ook op andere bijkomende opbrengsten van de initiatieven gewezen. Zo is er sprake van een betere samenwerking en verantwoordelijkheidsverdeling tussen de ketenpartners, hebben gemeenten meer inzicht gekregen in hun cliëntenbestand, is meer inzicht verkregen in de te hanteren methodes en is de nieuwe methode van een detacheringsconstructie ontwikkeld. Daarnaast ontstaat er, zoals reeds aangegeven, een spontane `bijvangst' onder meer doordat kandidaten (sneller) ander werk vinden.

Uit de tussenrapportage blijkt echter ook sprake te zijn van een achterliggende weerbarstige problematiek. Uitkeringsgerechtigden hebben dikwijls problemen zoals schulden en een matige gezondheid. Veel uitkeringsgerechtigden blijken daardoor niet geschikt voor seizoenarbeid: "Seizoenarbeid is weliswaar geen topsport, maar een redelijke fysieke conditie is wel vereist". Verder zijn uitkeringsgerechtigden vaak niet in staat in één keer de overgang van de uitkeringssituatie naar voltijd werk te maken. Een bijkomend probleem bij seizoen- werk is dat dit gepaard gaat met topdrukte bij de bedrijven. Er is dan weinig tijd en aandacht voor extra begeleiding van (ex)uitkeringsgerechtigden.
Uit de ervaringen van de pilot Haaglanden en van UWV blijkt verder dat de selectie van kandidaten nog zorgvuldiger moet gebeuren. In Haaglanden was te weinig informatie beschikbaar over de bijstandscliënten om een goede match te maken tussen vraag en aanbod. Daarnaast blijkt er een spanningsveld te zijn tussen het aanbod van CWI en de vraag van werkgevers. Uit de bijeenkomst van 10 november blijkt bovendien dat de sector een imago- probleem heeft. Dit speelt zowel bij cliënten als bij medewerkers van de betrokken instanties.


---

Ons kenmerk AM/AMI/06/13600
Datum 15 februari 2006

Hoe verder?
Voor wat betreft de inzet van uitkeringsgerechtigden in de agrarische seizoenarbeid kan 2005 als een opstartjaar worden gezien. De betrokken organisaties hebben op basis van de ervaringen in dat jaar hun werkwijzen ontwikkeld en zonodig aangepast en afspraken gemaakt over de uitvoering en de onderlinge samenwerking. De voorbereidingen en ervaringen uit