Open brief over buitenlandse arbeidskrachten in de bouw

Hout en bouwbond cnv

Aan de leden van de Tweede Kamer,

Aanstaande dinsdag 14 februari zal ook de Hout- en Bouwbond CNV deelnemen aan de demonstratie in Straatsburg tegen de Bolkenstein-dienstenrichtlijn, omdat wij vinden dat bij arbeid in het buitenland het z.g. werklandbeginsel moet gelden.

Momenteel vindt in ons land de discussie plaats over het besluit om al dan niet de bestaande belemmeringen voor buitenlandse werknemers uit de EG op te heffen. De Hout- en Bouwbond CNV is van mening, dat het al dan niet open stellen van onze grenzen voor (met name) Poolse bouwvakkers geen enkel effect zal hebben op de verdringing op de arbeidsmarkt. In dat opzicht is de vraagstelling en ook de daarover gevoerde discussie niet relevant.
De grenzen zijn in de praktijk al open en verdringing op onze arbeidsmarkt wordt niet zozeer bepaald door het openstellen van grenzen, maar veel meer door de mate waarin er concurrentie op arbeidsvoorwaarden plaats heeft.

Momenteel werken in ons land veel Poolse arbeidskrachten, die niet geregistreerd zijn als werknemer via een werkvergunning. Het gaat hierbij om mensen, die hier werken via een detacheringsconstructie en de status hebben aangenomen van Zelfstandige Zonder Personeel (ZZP-er). Ook werken er via uitzendbureaus veel Polen met een Duits paspoort in de bouw. Voor beide groepen geldt, dat ze niet als 'illegaal' kunnen worden bestempeld. Het wel of niet verplicht stellen van een werkvergunning met de daaraan gekoppelde voorwaarden heeft dus geen invloed op het aantal arbeidskrachten, dat zich momenteel in de bouwnijverheid op de arbeidsmarkt aanbiedt. Men neemt gewoon een omweggetje.

Het feit, dat men zich aanbiedt tegen veel lagere arbeidsvoorwaarden dan welke er in de Nederlandse wetgeving en cao's gelden, veroorzaakt veel meer verdringing op de arbeidsmarkt, dan het aantal arbeidskrachten, dat hier toegang krijgt. Onder arbeidsvoorwaarden dient niet alleen het loon, maar het hele spectrum van arbeidsomstandigheden, veiligheid, arbeidstijden en arbeidsduur te worden begrepen, omdat al deze aspecten onderdeel vormen voor de loonkosten per arbeidskracht. In de bouw spreken we dan over een loonkostenverschil dat kan oplopen tot 15 euro per uur. Dat verschil is zo groot, omdat bovengenoemde groepen arbeidskrachten geen premies sociale verzekeringen, pensioen en belasting afdragen.
Het mag duidelijk zijn, dat er op dit moment grof geld wordt verdiend door allerlei detacherings- en uitzendbureaus, die een vestiging in Polen hebben en Poolse arbeidskrachten aanbieden op de Nederlandse markt.

Tot nu toe hebben wij in ons land de concurrentie op arbeidsvoorwaarden kunnen vermijden, door ons stelsel van Algemeen Verbindend Verklaarde cao's.Zowel werknemers als het bedrijfsleven hebben daar baat bij, het voorkomt social onrust en draagt bij aan een stabiele
ontwikkeling van de arbeidsmarkt. Als de overheid bedrijven in de positie brengt, dat zij (moeten) gaan concurreren op arbeidsvoorwaarden, zetten wij de klok 80 jaar terug.

Het gevolg zal zijn, dat Nederlandse vaklieden in o.a. de bouw uit de arbeidsmarkt worden gedrukt en als zij geen genoegen (kunnen) nemen met extreme verslechtering van hun arbeidsvoorwaarden, zonder werk komen te zitten. Ook de Nederlandse ZZP-ers zullen niet opgewassen zijn tegen de concurrentie uit het buitenland: het loonkostenverschil is domweg te groot. Schoolverlaters zullen niet meer willen instromen in de bouw, het vakmanschap zal verdwijnen en de sector loopt leeg. Bijkomend effect is, dat het draagvlak middels premieafdracht aan werknemersverzekeringen en bedrijfstakeigen regelingen (pensioen) dermate zal afnemen, dat de premies omhoog moeten en dat daardoor weer de loonkosten zullen stijgen.

Het verleden heeft aangetoond, dat buitenlandse werknemers in de bouw zich hier melden, voor zover het lonend is. Zodra de situatie in eigen land verbetert, zullen zij terecht het werk weer dichter bij huis zoeken. Wij hebben dat in de bouw gezien, toen hier Portugezen, Engelsen en Ieren aan het werk waren. Het is te voorzien, dat het met de Polen wat langer gaat duren, dan enkele jaren. Ik moet er echter niet aan denken, dat als er over pakweg tien jaar zich geen Polen meer zullen aanbieden in de Nederlandse bouw, er in Nederland geen vakbekwame bouwvakkers meer zijn, omdat we ze de sector uit hebben gejaagd. Dat beseft de werkgeversvereniging in de bouw gelukkig ook. Bouwend Nederland heeft inmiddels laten weten, dat ook zij de concurrentie op arbeidsvoorwaarden door buitenlandse arbeidskrachten een slechte ontwikkeling vinden.

Daarom achten wij de problematiek van de verdringing door concurrentie op arbeidsvoorwaarden van groter belang en urgenter, dan de vraag of de grenzen wel of niet moeten worden opengesteld. Als Polen zich hier willen aanbieden op de arbeidsmarkt, moeten wij dit niet willen tegenhouden. Bovendien kunnen we dat niet, tenzij de overheid besluit om een muur rond Nederland te bouwen, hetgeen overigens de werkgelegenheid in de bouw pas echt ten goede zou komen.

Het kabinet zou zich serieus bezig moeten houden met het treffen van wettelijke maatregelen, die de concurrentie op arbeidsvoorwaarden uitsluiten. Daarbij dienen allerlei constructies, zoals het detacheren van arbeidskrachten als ZZP-ers, afdoende te worden bestreden. Indien iedereen gelijke kansen heeft op de arbeidsmarkt, dan mogen de Polen komen en geldt voor bedrijven het motto 'gelijk aan de streep'.

De discussie dient dus niet te gaan over het open stellen van grenzen, maar over de naleving van collectieve arbeidsvoorwaarden en de handhaving daarvan.

Ik hoop, dat u in uw fractie deze discussie wilt voeren, waarbij duidelijk mag zijn, dat de optie van open grenzen en concurrentie op arbeidsvoorwaarden voor ons een doemscenario zal zijn. Dat is ook de reden geweest, dat wij als bond de Europese Dienstenrichtlijn afwijzen.

Hoogachtend,

Maarten Post,
bondsbestuurder arbeidsvoorwaarden
Hout- en Bouwbond CNV