Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief: verzoek betreffende vrijgeven van voorwaardelijk miljard uit 9e EOF

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22
Den Haag | |Directie Integratie Europa
Externe Betrekkingen
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum |10 februari 2006                    |Behand|W.J. Wormgoor        |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DIE-187/06                          |Telefo|+31(0)70348 6749     |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/3                                 |Fax   |+31(0)70348 6381     |
|Bijlag|1                                   |wouter.wormgoor@minbuza.nl   |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Uw verzoek betreffende het vrijgeven|                             |
|t     |van het voorwaardelijk miljard uit  |                             |
|      |het 9e EOF, BNC-fiche 22112, 365    |                             |
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van 19 oktober 2005 van de vaste commissie voor Ontwikkelingssamenwerking met kenmerk 133713.5 betreffende de vrijgave van het voorwaardelijk miljard uit het 9e EOF.

Van de E13,5 miljard die onder het 9e EOF beschikbaar is gesteld door de Raad voor de ACS-EG Partnerschapsovereenkomst is, met het oog op de uitputtingsproblemen van voorgaande EOF middelen, E1 miljard voorwaardelijk beschikbaar gesteld. In de Overeenkomst van Cotonou, de juridische basis voor het EOF, is vastgelegd dat op basis van een evaluatie besloten zal worden over vrijgave van het voorwaardelijke E1 miljard. Uit de evaluatie zou vervolgens moeten blijken in welke mate de tenuitvoerlegging van betalingsverplichtingen en betalingen uit het EOF zijn gerealiseerd. Tevens is in een aparte Verklaring van de Raad behorende bij de Overeenkomst van Cotonou vastgelegd dat 'the remaining 1.000 million shall be released on the basis of the performance review'.

De eerste evaluatie van het EOF is door de Commissie op 26 januari 2004 gepresenteerd en was er op gericht om het voorwaardelijke miljard voor een Water Faciliteit vrij te maken. In de betreffende mededeling gaf de Commissie aan dat de uitputting van het EOF op schema lag en stelde zij dat alle middelen voor het einde van 2007 gecommitteerd konden worden.

Omdat de Water Faciliteit duidelijk voldeed aan een behoefte van de ACS-landen, besloot de Raad op 22 maart 2004 op basis van de eerste evaluatie de oprichting van de Water Faciliteit goed te keuren. De Raad wees, vooruitlopend op de vrijgave van het volledige bedrag, E500 miljoen toe aan de Water Faciliteit, waarvan E250 miljoen onmiddellijk beschikbaar kwam. De Raad gaf op dezelfde bijeenkomst aan dat voor de vrijgave van de tweede tranche van E250 miljoen voor de Water Faciliteit en de resterende E500 miljoen voor andere prioriteiten een uitgebreidere evaluatie van het EOF zou moeten plaatsvinden.

In dit licht presenteerde de Commissie op 17 februari 2005 een mededeling waarin zij verslag doet over de resultaten van het EOF en voorstellen doet voor de besteding van de resterende E750 miljoen. De Commissie concludeerde in haar mededeling dat 'de hervormingen die de Commissie in 2000 heeft opgestart in de afgelopen jaren tot betere resultaten hebben geleid, gemeten aan de tenuitvoerlegging van betalingsverplichtingen en betalingen en dat deze positieve trend verder is versterkt na de evaluatie halverwege 2004'. Nederland was van mening dat deze laatste evaluatie van de Commissie een grote verbetering was ten opzichte van de eerste evaluatie. Niet alleen was de evaluatie grondiger verricht, maar ook besteedde de Commissie aandacht aan de wijze waarop zij in de toekomst meer nadruk zou leggen op de impact van de hulp en outputindicatoren.

Een output-gerichte benadering is niet van de ene op de andere dag te realiseren, maar vereist een langdurige inzet. De Commissie is volgens de Nederlandse regering op de goede weg. Uit de toezeggingen van de Commissie op het High Level Forum on Aid-effectiveness op 2 maart 2005 in Parijs en uit de jaarverslagen van de Commissie over de Europese ontwikkelingssamenwerking blijkt dat er een duidelijke ontwikkeling binnen de Commissie waar te nemen is waarbij de hulpinspanningen in toenemende mate worden gestuurd en beoordeeld op hun bijdrage aan de Millennium Doelstellingen. Ook de evaluatie van het EOF en de daaropvolgende discussie tussen de Raad en de Commissie heeft dusdanige aanzetten gegeven voor verdere verbeteringen dat Nederland het gerechtvaardigd vond om het geld vrij te geven.

De Raad concludeerde in mei 2005 dat 'verdere verbetering van de doeltreffendheid een hoofddoelstelling dient te zijn in het kader van het meerjarig financieel samenwerkingsverband van de herziene Overeenkomst van Cotonou'. Verder concludeerde de Raad dat, met het oog op de voortgaande verbeteringen ten aanzien van de kwaliteit, impact en resultaten van de Gemeenschapshulp, de vrijgave van het voorwaardelijke bedrag van E1 miljard, zoals voorgesteld door de Commissie, gerechtvaardigd is.

Ik hoop u met het bovenstaande voldoende geïnformeerd te hebben over de Europese besluitvorming over de vrijgave van het voorwaardelijke bedrag van E 1 miljard uit het Europees Ontwikkelingsfonds,

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

---- --