|Persverklaring |Zwolle, 09 februari 2006 |COR Electrabel maakt brandhout van LME argumenten
De Centrale Ondernemingsraad (COR) van Electrabel neemt fors stelling tegen de argumenten die in de discussie over splitsing van de Nederlandse energiebedrijven door het LME gebruikt worden. De COR van Electrabel hoort weer dezelfde Nederlandse energiebedrijven die destijds in 1998, toen het politieke klimaat daar rijp voor was, niet de stap gezet hebben naar de vorming van een landelijk energiebedrijf. Dezelfde partijen klagen nu weer ach en wee omdat hun beschermde positie ter discussie staat en ze als gevolg hiervan de echte concurrentie aan moeten gaan.
|Centrale Ondernemingsraad Electrabel | |Nederland |De COR van Electrabel ontzenuwt in navolgende reactie de argumenten van het LME.
1. Het LME vertegenwoordigt niet de energiesector maar alleen de medezeggenschap van 4 bedrijven, te weten Delta, Essent, Eneco en Nuon. Echter, er zijn binnen de Nederlandse energiesector ongeveer 30 grote en kleine bedrijven werkzaam. Het LME laat graag een ander beeld in de pers ontstaan.
2. Het LME schermt met verhoging van kosten voor de consument. Bedragen worden genoemd tot 500 miljoen euro aan kosten t.g.v. de gedwongen splitsing. Omgerekend zou dit volgens het LME ruim E 50 per klant betekenen per jaar. In een geliberaliseerde markt waar de klant zijn eigen leverancier kiest bestaat dus de mogelijkheid een leverancier te kiezen die de éénmalige reorganisatiekosten niet doorberekent. Hierbij is verder van belang dat naar verwachting bijna de helft van dit bedrag in nieuwe werkgelegenheid terugkomt in de netwerkbedrijven. Aan de andere kant maakt het LME ook geen melding van de verwachte meerwaarde die het netwerk op zal gaan brengen. In de memorie van toelichting van de minister wordt gesproken over een bedrag van 7,5 miljard euro.
3. Het LME twijfelt aan de invloed van marktwerking op de energieprijzen. Bij een goed toegankelijk netwerk met ruime internationale verbindingen zal met voldoende aanbod hier zeker sprake van zijn. Hoewel niet helemaal vergelijkbaar, is de telecom-sector een goed voorbeeld van deze marktwerking.
4. Het LME stelt dat de honderden miljoenen voordeel die de cross-border leases hebben opgeleverd, zijn ingezet om prijsstijgingen te voorkomen. Hierbij kan ook worden gedacht aan andere synergie voordelen die worden behaald tussen het netwerk en het leveringsbedrijf. Hoe zit het dan met bedrijven die deze netwerkvoordelen niet hebben kunnen behalen? Ons inziens is dit de beste omschrijving van oneerlijke concurrentie. Ook deze bedrijven zijn levensvatbaar gebleken in dezelfde periode zonder deze voordelen. Waar zijn dan de cross-border en synergievoordelen in gaan zitten? Hoge dividend uitkeringen, aankopen van bedrijven, buitenlandse windmolenparken, nieuwe kantoren of bijvoorbeeld het verstrekken van topsalarissen?
5. Er wordt gesteld dat de facturatie en het call center van Electrabel naar Antwerpen gaan verhuizen. Electrabel heeft noch een facturatie-afdeling, noch een call center in Antwerpen. Dit is onjuist! Overigens suggereert LME hiermee dat ze exact zou weten welke strategie Electrabel volgt. Dat zou knap zijn, want we weten zelf nog niet eens of, en zo ja, welke retail-stappen we gaan zetten.
6. Het door het LME opgeroepen beeld dat de komst van 'buitenlanders' negatief is voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid is in de praktijk niets gebleken bij Electrabel. Sinds de overname door de 'buitenlander' is er geen sprake van teruggang in personeelsomvang in Nederland. Sterker nog: ten tijde van EPON vond de grootste personeelsreductie plaats in de geschiedenis van het bedrijf. Sinds de overname van EPON door Electrabel groeít de werkgelegenheid weer doordat Electrabel zich als nieuwkomer op de leveringsmarkt moest bewijzen.
7. Het LME komt met het doemscenario dat 14.000 banen oplopend tot 21.000 verloren zullen gaan. Waarom? Waarop is dit verwachte arbeidsplaatsenverlies dan gebaseerd? De overheid stelt eisen aan het netwerkbedrijf. Daar zullen zeker geen risico's worden gelopen. De betrouwbaarheid van het netwerk staat voorop. Werkzaamheden voor onderhoud, verbetering en uitbreiding aan het netwerk blijven bestaan voor de normale bedrijfsvoering. Hier zit als gevolg van de splitsing geen banenverlies in. Sterker nog, zoals al eerder is aangehaald zal een aanzienlijk deel van de kosten ten gevolge van de splitsing worden omgezet in nieuwe werkgelegenheid in de netwerkbedrijven. Aan de commerciële kant zal de klant benaderd blijven worden. Als in Nederland buitenlandse verkopers komen spreekt dat Nederlandse klanten niet aan. We spreken hier uit ervaring. Waar zit dan het door het LME zo fel geclaimde massale verlies aan arbeidsplaatsen? Efficiëntievoordelen zullen na splitsing zeker kunnen worden behaald. Denk hierbij aan een mogelijke fusie van Nuon en Essent nadat de splitsing is doorgevoerd.. Echter, ook dan spreek je niet over de door de LME genoemde aantallen. Het door de LME voorgespiegelde volume aan banenverlies als gevolg van de splitsing noemen wij stemmingmakerij.
8. Het LME stelt vraagtekens bij meer invloed van 'buitenlanders' na de splitsing. De betrouwbaarheid van de Nederlandse energievoorziening zou achteruitgaan. Het LME roept twijfels op of de 'buitenlanders' wel willen investeren in Nederland. Als gevolg hiervan zou de betrouwbaarheid van onze energievoorziening in het gedrang komen. De werkelijkheid is totaal anders. Energie is een aantrekkelijk product om in te investeren. Electrabel heeft een ruim investeringsprogramma voor Nederland. Dit is gebaseerd op marktanalyses waarin de energievraag/ontwikkeling, het kostenaspect en de stand van zaken in de techniek van het bestaande Electrabel-productiepark worden meegewogen. Een markpartij als Electrabel streeft naar rendement op geïnvesteerd kapitaal en kan dat alleen halen door middel van tevreden klanten en niet anders. Electrabel heeft in 2004/2005 investeringsvoorstellen voor een bedrag van rond de 100 miljoen goedgekeurd. Verder wordt in 2006 besluitvorming verwacht voor nieuwbouw in Lelystad en ditzelfde in 2007 voor nieuwbouw op de Maasvlakte. De plannen zullen veel directe en indirecte werkgelegenheid opleveren. Electrabel hecht dus grote waarde aan de thuismarkt Nederland.
9. Volgens het LME lopen wij als Nederland met de splitsing voorop. Geen enkel ander EU-land zou dit doen. We noemen twee voorbeelden dat het anders is. Kijk naar Engeland of nog dichterbij naar Vlaanderen en zie het tegenovergestelde. In het laatste geval is per 1 april 2006 de splitsing een feit. Dan is EANDIS een netwerkbedrijf dat indirect voor 70% in handen van de gemeenten en voor 30% in handen van Electrabel; echter zonder directe zeggenschap. Naar verwachting volgt 'Brussel' eind 2006 en in 2007 het Franstalige Wallonië. Daarmee zou België voorlopen op Nederland, waar, als de splitsing doorgaat, dit niet voor 2008 bereikt gaat worden
10. De stelling van het LME is dat bedrijven die zij vertegenwoordigen zeer efficiënt zijn. Hoe kan over efficiënte bedrijven worden gesproken als de prestaties van die bedrijven vrijwel wekelijks in de consumenten programma's ter discussie worden gesteld. De werkelijkheid is dus anders.
11. Dat de splitsing op de LME-site wordt vergeleken met het aanbrengen van een tatoeage geeft weer dat de LME het geheel niet overziet. Sinds 6 jaar zijn er 'buitenlanders' en nieuwkomers in de Nederlandse energiemarkt. Wat is er in deze periode door toedoen van deze nieuwe marktpartijen verslechterd. Niets, helemaal niets.
De COR van Electrabel meent dat een netwerkbedrijf dat volledig in handen is van de overheid en dat niet gekoppeld is aan enige andere commerciële activiteit, de beste garantie is voor een goede leveringszekerheid. Onze argumenten die hiervoor pleiten zijn:
1. Eenduidige verantwoordelijkheid voor de levensader van de economie.
2. Garantie voor goed netwerkbeheer. De risico's zijn in het elektriciteitsnetwerk veel groter dan bijvoorbeeld bij Prorail (het spoorwegnet). Er is per slot van rekening in de elektriciteitsvoorziening geen alternatief beschikbaar.
3. Investeringen in het netwerk mogen geen onderwerp worden van touwtrekkerij.
4. Internationale verbindingen worden steeds belangrijker. Op 13 februari a.s. is de behandeling van het wetsontwerp van de minister van EZ in de Tweede Kamer. Wij rekenen op een zinnige discussie en een gesplitste uitkomst.