Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording kamervragen over de rol Europese Hof van Justitie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag | |Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum |9 februari 2006                     |Behand|B.J. Aal             |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DIE-163/06                          |Telefo|+31(0)70-348 5410    |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1                                   |Fax   |+31(0)70-348 4086    |
|Bijlag|1                                   |bob.aal@minubuza.nl          |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Beantwoording vragen van het lid Van|                             |
|t     |Bommel  over de rol van het Europese|                             |
|      |Hof van Justitie                    |                             |
Zeer geachte Voorzitter,

Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Justitie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Bommel over de rol van het Europese Hof van Justitie. Deze vragen werden ingezonden op 19 januari 2006 met kenmerk 2050606660.

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

Atzo Nicolaï

Antwoord van de heer Nicolaï, staatssecretaris voor Europese Zaken, mede namens de minister van Justitie, op vragen van het lid Van Bommel (SP) over de rol van het Europese Hof van Justitie.

Vraag 1
Deelt u de kritiek van de Oostenrijkse leider Wolfgang Schüssel dat het Europese Hof van Justitie de laatste jaren systematisch zijn bevoegdheden heeft vergroot, ook in gebieden die onmiskenbaar geen gemeenschapsrecht kennen? 1) Indien neen, waarom niet?

Antwoord
Het Europese Hof van Justitie verzekert de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en de toepassing van het EG-, EU- en het Euratom-Verdrag en de uitvoeringsvoorschriften daarvan. Daarbij heeft het Hof alleen die bevoegdheden die hem bij of krachtens specifieke verdragsbepalingen uitdrukkelijk zijn toegekend. Op basis van deze bevoegdheden is het Hof in de gelegenheid het handelen of nalaten van instellingen en lidstaten van de Europese Unie te toetsen aan het communautaire recht en de eenheid van de interpretatie van het communautaire recht te waarborgen. Ik ben niet van mening dat het Hof systematisch zijn bevoegdheden heeft vergroot op gebieden die onmiskenbaar geen gemeenschapsrecht kennen. Het Hof is immers niet bevoegd uitspraken te doen op gebieden die buiten de genoemde verdragen vallen. Het is uitsluitend aan de gemeenschapswetgever om de bevoegdheden van het Hof te vergroten of te verkleinen.

Vraag 2
Kunt u concrete voorbeelden geven waarop kanselier Schüssel deze kritiek zou kunnen baseren?

Antwoord
In het aangehaalde interview in de Süddeutsche Zeitung refereert kanselier Schüssel in het bijzonder aan een uitspraak van het Hof over de toelating van buitenlandse studenten tot Oostenrijkse hogescholen. Deze uitspraak is in Oostenrijk klaarblijkelijk kritisch ontvangen. In reacties op de opmerkingen van de kanselier is ook gerefereerd aan het oordeel van het Hof van Justitie van 13 september 2005 over strafrechtelijke sancties in richtlijnen. Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord dat ik u, mede namens de minister van Justitie, gaf op uw vragen van 9 december 2005 met kenmerk 2050604680. De kanselier heeft overigens op 18 januari jl. tijdens een plenair debat in het Europees Parlement over het werkprogramma van het Oostenrijks Voorzitterschap zijn kritiek genuanceerd.

Vraag 3
Deelt u de mening van de Deense premier Rasmussen dat Europese samenwerking gebaseerd moet zijn op democratische besluiten, en niet op uitspraken van het Europese Hof van Justitie? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord
De Europese samenwerking in EU- en EG-verband voorziet in bestuur, wetgeving en rechtspraak. De rechtspraak is in handen van het Hof van Justitie. Zonder het Hof van Justitie zou er geen rechtsbescherming zijn tegen onrechtmatig handelen of nalaten van EU-instellingen en zou bovendien de eenvormige interpretatie van het EU- en EG-recht in gevaar komen. Het bestaan van het Hof en de taken die het uitoefent zijn onontbeerlijk voor het goed functioneren van de Europese Unie.

Vraag 4

Steunt u het voornemen van kanselier Schüssel om rond mei aanstaande de Europese discussie over identiteit, deregulering en subsidiariteit meer te richten op concrete zaken zoals de rol van het Europese Hof van Justitie? Welke rol ziet u voor de Nederlandse regering weggelegd?

Antwoord
Er is sprake van verschillende Europese discussies. Tijdens de "Sound of Europe" conferentie van 27 en 28 januari jl. in Salzburg werd gesproken over Europese identiteit. Dit initiatief van het Oostenrijks Voorzitterschap is een vervolg op de "Europe. A beautiful idea?" conferenties die onder Nederlands Voorzitterschap zijn gehouden. Verder vindt er op 18 en 19 april a.s. in St. Pölten een conferentie plaats over subsidiariteit, die het vervolg is op de "Sharing power in Europe" conferentie die het Verenigd Koninkrijk en Nederland op 17 november 2005 in Den Haag organiseerden. De discussie over deregulering is van een meer algemene aard en speelt zich af in de vakraden. Nederland ziet geen aanleiding om in de verschillende fora de rol van het Europese Hof van Justitie als zodanig aan de orde te stellen. Mocht deze wel ter sprake komen, bijvoorbeeld tijdens de genoemde subsidiariteitsconferentie in St. Pölten, dan zal de Nederlandse inzet in lijn zijn met het hierboven gestelde.


1) http://euobserver.com/9/20621, 3 januari 2006.


---- --