Gemeente Leiden

|Onderwerp     |Schriftelijke vragen van het raadslid P. Bootsma |
|              |(D66) inzake heffing van onroerende zaakbelasting|
|              |op 'gemengde objecten' (ingekomen 9 februari     |
|              |2005)                                            |
BESLUITEN
Behoudens advies van de commissie ROWR

1. De schriftelijke vragen van het raadslid Bootsma (D66) inzake de heffing van onroerende zaakbelasting op 'gemengde objecten' volgens bijgaand concept te beantwoorden.
2. Deze beantwoording toe te zenden aan de vragensteller en de Raad.

Samenvatting

Het college beantwoordt een vraag van het raadslid Bootsma inzake de heffing van onroerende zaakbelasting op 'gemengde objecten'. Het gaat hierbij om niet-woningen die (deels) als woning gebruikt worden. Aangezien deze panden voor de OZB worden aangeslagen als niet-woning, zouden mensen die in een dergelijk pand wonen niet profiteren van de afschaffing van de OZB voor gebruikers van woningen. Om dit te voorkomen heeft het College echter al op 31 januari 2006 een besluit genomen om de waarde van het gemengde object te verminderen met de waarde van het woningdeel. In het verzoek van de heer Bootsma is dus al voorzien. Genoemd besluit is namens het College op 2 februari overgedragen aan de gemeenteraad en gepubliceerd op de site van de gemeente. Mogelijk dat de heer Bootsma te druk was met campagne voeren om de afgelopen week kennis te nemen van de besluiten van B&W.

Schriftelijke vraag aan het College van Burgemeester en Wethouders door het raadslid P. Bootsma (D66) inzake de heffing van onroerende-zaakbelasting op 'gemengde objecten' (ingekomen 9 februari 2006).

Op grond van artikel 43 van het Reglement van orde voor de vergadering en andere werkzaamheden van de gemeenteraad stelt de D66-fractie, ter schriftelijke beantwoording, aan het College van burgemeester en wethouders de volgende, toegelichte vraag:

Met ingang van dit jaar is het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelasting voor woningen van rijkswege afgeschaft, terwijl dezelfde heffing voor niet-woningen is gehandhaafd. De wetgever beoogt hiermee huishoudens te ontlasten. De afschaffing van de ozb-gebruikersheffing wordt direct in de belastingaanslag voor woninggebruikers verdisconteerd; zij profiteren automatisch van dit belastingvoordeel.

Niet iedereen woont echter in wat de wet als 'woning' beschouwt. Hierbij kan gedacht worden aan boerderijen, bedrijfswoningen en huizen met kantoor of winkel. Dit zijn voor de wet 'niet-woningen met gedeeltelijk woondoeleinde' of 'gemengde objecten'. Deze huishoudens dreigden in eerste instantie volgens het ozb-wetsvoorstel niet te kunnen profiteren van de voorgenomen maatregel.

Dankzij het amendement-De Pater (wetsvoorstel 30 096, amendement nr. 13) zal de 'woningwaarde' van niet-woningen vanaf 2007 standaard in de aanslag in mindering worden gebracht op het totale tarief. Omdat gemeenten er vermoedelijk niet in zouden slagen de woning- en bedrijfwaarde van gemengde objecten te splitsen, is voor 2006 een overgangssituatie geschapen. Dit jaar kunnen bewoners van gemengde objecten binnen zes weken na dagtekening van de belastingaanslag een verzoek tot vermindering met het woninggedeelte indienen (artikel 220f sub 8 Gemeentewet). Gemeenten genieten dit jaar enige beleidsvrijheid ten aanzien van gemengde objecten. In de lokale Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2006 (hierna te noemen: de verordening) zijn echter geen nadere regels hieromtrent opgenomen.

De D66-fractie vindt de huidige situatie getuigen van ongelijkheid tussen bewoners van woningen en 'gemengde objecten'. Immers, om voor belastingvermindering in aanmerking te komen, moeten bewoners van gemengde objecten een verzoekschrift indienen. Dit kost tijd en energie, niet alleen voor de indieners, maar ook voor het ambtelijk apparaat, dat aanzienlijk meer verzoek-/bezwaarschriften zal moeten behandelen. Veel bewoners zullen zich deze inspanningen niet willen of kunnen getroosten en lopen derhalve een belastingvoordeel mis. In de plaats daarvan wordt de gemeentelijke kas op oneigenlijke gronden verrijkt.

Nu kan het College van burgemeester en wethouders op grond van artikel 8 van de verordening zelf nadere regels stellen omtrent heffing en inning van de ozb. De D66-fractie verzoekt het College de vermindering ambtshalve in de belastingaanslag voor gebruikers van gemengde objecten te verdisconteren. Als dit vanwege het korte tijdsbestek onhaalbaar blijkt, wil de D66-fractie aan het college verzoeken om slechts een voorlopige belastingaanslag aan gebruikers van gemengde objecten op te leggen, onder gelijktijdige aankondiging van een herziening waarin de woningwaardevermindering alsnog wordt verwerkt. De gemeente wordt overigens voor deze belastingderving door het rijk gecompenseerd.

Antwoord van Burgemeester en Wethouders (ingezonden 9 februari 2006).

Vraag
Is het College bereid dit verzoek van de D66-fractie te honoreren?

Helaas kan ons College niet tegemoetkomen aan het verzoek van D66. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat wij de gevraagde regeling op 31 januari jl. al hebben vastgesteld. Genoemd besluit (zie www.leiden.nl, B&W.nr. 06.0139, 'Beleidsregel vermindering ozb gebruik niet-woningen voor woninggedeelten 2006') is namens ons College op 2 februari overgedragen aan de gemeenteraad. Mogelijk dat de heer Bootsma te druk was met campagne voeren om de afgelopen week kennis te nemen van de besluiten van ons College.

|Onderwerp     |Beleidsregel vermindering ozb gebruik            |
|              |niet-woningen voor woninggedeelten 2006          |
BESLUITEN
Behoudens advies van de commissie FSW

1. Vast te stellen de 'Beleidsregel vermindering ozb gebruik niet-woningen voor woninggedeelten 2006';
2. Dit besluit ter kennisneming te brengen aan de Raad/raadscommissie;
3. Dit besluit te publiceren.

Samenvatting

Het college van burgemeester en wethouders heeft de beleidsregel 'vermindering ozb gebruik niet-woningen voor woninggedeelten 2006' vastgesteld. Op grond van deze beleidsregel bestaat aanspraak op vermindering van de aanslag ozb gebruik niet-woningen indien sprake is van woninggedeelten in een onroerende zaak die voor de ozb is aangemerkt als niet-woning.

Het college van burgemeester en wethouders

Gelet op artikel 8 van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2006 en artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 220f, lid 8 van de Gemeentewet;

BESLUIT

Vast te stellen de volgende:

Beleidsregel vermindering ozb gebruik niet-woningen voor woninggedeelten 2006

Artikel 1
Aanspraak op vermindering

Bij de toepassing van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2006 bestaat aanspraak op vermindering van de aanslag van de belasting bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van deze verordening overeenkomstig het bepaalde in artikel 220f, achtste lid, van de Gemeentewet.

Artikel 2

Inwerkingtreding en citeertitel


1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.
2. Dit besluit kan worden aangehaald als "Beleidsregel vermindering ozb gebruik niet-woningen voor woninggedeelten 2006".

Het college van burgemeester en wethouders van Leiden;

de secretaris, de burgemeester,


-----------------------

B&W-nr.: 06.0139 d.d. 31-01-2006


---- --