Drees-lezing 2006: Hoort hoe gelijkheid spreekt

Stichting willem drees-lezing

PERSBERICHT

Drees-lezing 2006: Hoort hoe gelijkheid spreekt

Op woensdag 8 februari 2006 zal drs. Han Noten, fractievoorzitter van de PvdA in de Eerste Kamer, de jaarlijkse Drees-lezing houden. De heer Noten zal in zijn lezing nader ingaan op de basisprincipes van het nieuwe PvdA-programma voor de verzorgingsstaat. Als co-referent bij deze lezing zal drs. Agnes .Jongerius, voorzitter van de Federatie Nederlandse Vakbeweging, optreden. De zestiende Drees-lezing begint om 17.00 uur en zal plaats vinden in de Lutherse Kerk, Lutherse Burgwal 7 in Den Haag

Hoort hoe gelijkheid spreekt

De heer Noten zal in de Drees-lezing 2006 zijn visie geven op de sociaal-democratische verzorgingsstaat. Uitgangspunt voor deze visie is dat de verzorgingsstaat geen gemeenschap is van relatief toevallige compassie of mededogen maar een systeem waarbij op een niet moralistische wijze keuzes worden gemaakt over de organisatie van de samenleving. Bij deze niet moralistische keuzes moet worden gedacht aan het organiserende principe van solidariteit en collectiviteit en de rol van de daarbij behorende actoren in de samenleving.

Han Noten ziet de sociaal-democratie vooral als een organisatieconcept voor de relaties tussen staat en burger. Helaas lijkt het actuele politieke debat vooral gedomineerd te worden door reacties van de burger op initiatieven van de staat of de politiek. In deze tijd lijkt politiek daarmee te verworden tot een tactisch spel.

Een eigentijdse sociaal-democratische verzorgingsstaat moet aan drie primaire functies voldoen. Allereerst is dat de garantiefunctie: dat zijn de basiszekerheden die je als staat aan je burgers wil bieden. De garantiestaat zorgt voor een dusdanige gelijkheid dat het individu in staat wordt gesteld om in vrijheid te leven. In chaos bestaat geen vrijheid. Je hebt een bepaalde mate van zekerheid nodig om te kunnen leven. Vrijheid stelt mensen in staat om samen-te-leven. Samenleven is nodig om je als mens te kunnen ontwikkelen. Helaas zien veel mensen een spanningsveld tussen individu en collectief, anders gezegd, vrijheid staat tegenover gelijkheid. Maar het is juist andersom: vrijheid leidt tot gelijkheid. Een tweede functie van de verzorgingsstaat is de investeringsfunctie. Daarbij moet gedacht worden aan zaken als opleiding, kennisontwikkeling en infrastructuur die het individu in staat stellen om te functioneren in een eigentijdse maatschappij. De investeringsfunctie staat los van de garantiefunctie. Als we de samenleving met een menselijk lichaam vergelijken is de garantiefunctie de maag en de investeringsfunctie het hoofd. De derde en laatste functie van de verzorgingsstaat is de verzekeringsfunctie. Deze functie heeft vooral tot doel om risico's in de samenleving voor de burger af te dekken.

De basisprincipes van de verzorgingsstaat worden gedragen door drie staatkundige elementen: wetgevende macht ( parlement en regering ), de (ambtelijke) overheid en de georganiseerde burger(s). Voor de garantiefunctie is primair de wetgevende macht verantwoordelijk. Het gaat daarbij immers om garanties die de politiek aan de burgers heeft gegeven en die geboden zekerheden kunnen geen onderdeel worden van een bureaucratisch proces. De investeringsfunctie is vooral een kwestie van organiseren door de overheid. Maar het kan de mensen niet door de strot worden gewrongen op een staatssocialistische wijze. De burger is vrij om te beslissen of hij gebruik wil maken van de producten van de investeringsfunctie. De verzekeringsfunctie moet in essentie bij de burgers zelf liggen onder een waakzaam oog van de wetgevende macht. Binnen deze verzekeringsfunctie kunnen sociale partners een belangrijke rol spelen. En een grotere rol dan ze nu vervullen.

De heer Noten wil met zijn visie op de verzorgingsstaat afscheid nemen van de gedachten hierover in de PvdA in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Hij wil af van idee van de maakbare samenleving. Het is een illusie om te denken dat de staat het vermogen bezit om de samenleving volledig te beheersen. Om de samenleving te controleren. Deze illusie is overigens geen exclusief probleem van de PvdA maar is terug te vinden bij vrijwel alle politieke partijen in Nederland. De politiek heeft in algemene zin te weinig besef van de onmacht die inherent is aan het besturen van grote organisaties en lichamen in verandering. Voor een bestuurder die verantwoordelijk is voor uitvoeringsvraagstukken, publiek én privaat, is dit een ervaringsfeit. Je wordt geen bestuurder zonder geconfronteerd te zijn met je eigen onmacht. Een ervaring die de moderne politicus te vaak ontbeert. En dat komt de kwaliteit van wetgeving niet ten goede.'

Nadere informatie: Hans Pars, secretaris Stichting Willem Drees-lezing 070-3630429 of via www.willemdrees.nl