Gemeente Utrecht
2006 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
7 Vragen van de heer drs. W.G. Rietkerk
(vragen binnengekomen op 25 januari 2006
en antwoorden van het college verzonden op 7 februari 2006)
Tijdens de afgelopen begrotingsbehandeling heeft de gemeenteraad van Utrecht met grote meerderheid het amendement 'Het rode licht gedimd' aangenomen. Dit amendement behelsde de aankoop van 3 prostitutiepanden aan de Hardebollenstraat, met als doel vermindering van prostitutie in deze straat.
Het AD/UN van 20 januari jongstleden berichtte echter over meerdere vergunningaanvragen om leegstaande panden opnieuw in gebruik te nemen voor prostitutie. Gezien de agendering voor de komende raadsvergadering, speelt het college in op de huidige ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen betreffen echter alleen het aantal panden dat benut wordt voor prostitutie. Gezien de telkens terugkerende commotie houdt de ChristenUnie enkele vragen, die ze bij deze stelt:
1. Is het College met ons van mening dat de huidige situatie zoals beschreven in het AD/UN zich voordoet door het aantal vergunningen dat de stad toestaat?
Niet uitsluitend; voor het aantal prostitutiebedrijven geldt een in de Algemene Plaatselijke Verordening vastgesteld maximum, ontleend aan de omvang van dit onderdeel van de prostitutiebranche ten tijde van de legalisering van de exploitatie (situatie per 1999). Daarnaast zijn ter voorbereiding van die legalisering de bedrijven in de betreffende bestemmingsplannen opgenomen.
2. Kan voor vrijkomende panden opnieuw een vergunning voor het hebben van een seksinrichting worden aangevraagd indien het bestemmingsplan of de algemene leefmilieuverordening dit toestaat?
Ja
3. Wat vindt het College van deze situatie?
In de situatie van de Hardebollenstraat (niet de enige locatie waar zich prostitutiebedrijven bevinden) levert dat een complicatie op voor de uitvoering van amendement "Het rode licht gedimd".
4. Is enkel de aankoop van panden niet een lapmiddel om prostitutie op een bepaalde plek terug te dringen?
Een aankoop gericht op het terugdringen van prostitutie, als bedoeld in het amendement "Het rode licht gedimd", zal gevolgd moeten worden door een wijziging van de bestemmingsregeling van deze panden en een inhoudelijke aanpassing van het prostitutiebeleid
5. Waarom kiest het College niet voor de echte oplossing, de vermindering van het aantal vergunningen? Of hebben wij dit niet goed begrepen en zal ze zich ook hier voor inspannen?
6. Op welk moment kiest het College voor een voorstel tot aanpassing van de verordening en vermindering van het aantal vergunningen?
Door het vestigen van de Wet Voorkeursrecht Gemeenten op 3 prostitutiepanden in de Hardebollenstraat, geeft de gemeente het voornemen aan tot wijziging van de geldende bestemmingsregeling. Daarmee zal ook het prostitutiebeleid in overeenstemming moeten worden gebracht.
Hoe gaat het College er zorg voor dragen dat het aantal werkplaatsen aan de Hardebollenstraat ook niet groter wordt? Is ze met ons van mening dat dit recht zou doen aan het amendement 'Het rode licht gedimd'?
In elke verleende vergunning voor een raamprostitutiebedrijf is ook het maximum aantal werkruimten opgenomen (eveneens situatie per 1999). Uitbreiding door vergroting door het aantal werkruimten is niet mogelijk
---- --