Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris voor Europese Zaken, de reactie aan op de Tussenrappportage van de Visitatie Commissie Emancipatie (VCE).

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Tussenrapportage Visitatiecommissie Emancipatiebeleid

De Visitatiecommissie Emancipatie (VCE) heeft het afgelopen jaar op verschillende manieren (via schriftelijke informatie, interviews en workshops) informatie verzameld over de wijze waarop het Ministerie van Buitenlandse Zaken gender- en emancipatieaspecten opneemt in het beleid. Aan de hand daarvan heeft de VCE een aantal conclusies en aanbevelingen geformuleerd met het oog op nadere uitwerking in het beleid.

Wij ervaren de tussenrapportage als nuttig en positief en spreken onze waardering uit voor het werk van de Commissie. Naast de positieve conclusies over ontwikkelingsamenwerking deed de VCE een aantal aanbevelingen op het terrein van het bredere buitenlandbeleid. Deze aanbevelingen zijn een stimulans om de aandacht voor emancipatie scherp te houden.

Graag gaan wij in deze reactie nader in op de conclusies, vragen en aanbevelingen van de VCE.

Conclusies
Natuurlijk zijn wij tevreden over de algemene conclusie waarin de waardering wordt uitgesproken voor de wijze waarop binnen het terrein van ontwikkelingssamenwerking het genderperspectief in zowel beleidsontwerp als beleidsuitvoering vorm krijgt. Met betrekking tot de kritische noot die de algemene conclusie bevat over andere beleidsterreinen: van oudsher is het inderdaad ontwikkelingssamenwerking geweest dat de spits heeft afgebeten om de emancipatiethematiek expliciet aan de orde te stellen. Op andere beleidsterreinen is echter wel degelijk een zichtbare aanzet gemaakt met het integreren van het man/vrouw perspectief in het beleid. Wij willen hier graag Mensenrechten en Vrede en Veiligheid expliciet noemen. Binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid worden rechten van vrouwen en meisjes integraal meegenomen wordt, waar nodig, speciale aandacht gevraagd voor hun positie. Wanneer het gaat om sociaal-economische rechten, alsmede om de gevolgen van handelsliberalisering en globalisering, worden mogelijke verschillende gevolgen van dit soort ontwikkelingen voor mannen en vrouwen expliciet meegenomen, inclusief de mogelijke consequenties dientengevolge voor het Nederlandse beleid.

Op het gebied van vrede en veiligheid is er ook duidelijk sprake van groeiende en concrete aandacht voor de rol en plaats van mannen en vrouwen, zij het dat deze inderdaad van meer recente datum is. In 2000 heeft de Veiligheidsraad van de VN een resolutie aangenomen over vrouwen, vrede en veiligheid (VN VR resolutie 1325) die internationaal feitelijk het begin markeerde van expliciete aandacht voor de positie van meisjes en vrouwen voor, tijdens en na conflicten. Sindsdien is het ministerie van Buitenlandse Zaken aan de slag gegaan om de uitvoering van deze resolutie binnen het Nederlandse beleid handen en voeten te geven. Al in 2002 heeft u een gezamenlijke brief gekregen van Defensie en Buitenlandse Zaken, met onze gezamenlijke prioriteiten ten aanzien van de implementatie van resolutie 1325. Operationalisereing vindt plaats door onder andere het opzetten van een onafhankelijke Task Force en het instellen van een Stabiliteitsfonds. Het Stabiliteitsfonds, dat gericht activiteiten ondersteunt die een bijdrage kunnen leveren aan vrede, veiligheid en ontwikkeling, beoogt bij de toedeling van de middelen zoveel mogelijk te voldoen aan de doelstellingen van '1325'. In 2006 wordt in samenwerking met andere betrokken departementen een werkconferentie georganiseerd over 'gender en wederopbouw' die moet leiden tot een verdere verduidelijking van de mogelijkheden die landen als Nederland - als donor, politieke speler en in het kader van vredesoperaties - hebben om aan de implementatie van '1325' een concrete bijdrage te leveren.

Overigens ontkennen wij niet dat er zeker verdere versterking kan en moet worden aangebracht in verankering van het thema emancipatie in het brede BZ-beleid, inclusief ontwikkelingssamenwerking. Wij zijn verheugd dat de VCE de pogingen om deze nader vorm te geven ook expliciet in de tussenrapportage noemt.

Vragen
De Visitatiecommissie stelt in haar tussenrapportage ook enkele vragen. Deze betreffen de uitwerking van de verantwoordelijkheid voor de verplichtingen vanuit het VN-Vrouwenverdrag evenals de rol van Nederland bij 'gendermainstreaming' in de Europese Unie.

Rapportage en verantwoordelijkheid VN -vrouwenverdrag (CEDAW) Voor wat betreft de eerste vraag zouden we graag verwijzen naar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat de coördinerende rol in deze heeft. Het spreekt voor zich dat Buitenlandse Zaken zijn bijdrage levert aan de rapportage en zorgt voor doorgeleiding van het rapport aan het CEDAW-comité. Voor wat betreft de wereldwijde werking van CEDAW, dus ook in landen waarmee Nederland samenwerkt, verwijzen wij naar onze eerdere opmerking dat in het Nederlandse mensenrechtenbeleid vrouwenrechten integraal worden meegenomen. Voorts naar de inspanningen van Buitenlandse Zaken en de posten in het buitenland om de rechten en positie van vrouwen en meisjes consequent onderdeel te maken van het brede BZ-beleid. Nederland beoogt daarbij maximale beleidscoherentie te realiseren tussen de werkterreinen die het bredere buitenland beleid betreffen, ontwikkelingssamenwerking en het beleid op Europees niveau. Voorbeelden hiervan zijn seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en HIV/aids.

Gendermainstreaming van de EU
Waar het gaat om het emancipatiebeleid van de Europese Unie, voor zover het de lidstaten regardeert, is het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid eerstverantwoordelijk. Gaat het daarentegen om de inzet van de EU op het punt van emancipatie in haar externe beleid, dan staat Nederland op het standpunt dat de Europese Commissie in haar programma's de emancipatiethematiek systematisch moet integreren. Ook hier loopt het terrein van ontwikkelingssamenwerking voorop. Nederland maakt deel uit van een informele werkgroep bestaande uit lidstaten en Europese Commissie die de integratie van emancipatie in het Europese OS-beleid verder bevordert. Mede door actieve inzet van Nederland op deze thematiek heeft de EU deze zomer in het kader van haar veiligheidsbeleid een plan van aanpak gepresenteerd voor de uitvoering van VN VR resolutie 1325. Overigens is Nederland van opvatting dat er door de EU te weinig systematische monitoring plaatsvindt van het ingezette beleid. Ons land zet er zich dan ook voor in dat monitoring en evaluatie terzake versterkt worden.

Follow-up en aanbevelingen
De VCE formuleert aan het einde van de tussenrapportage een aantal aanbevelingen wat betreft beleid en organisatie. Graag gaan we hieronder kort op deze relevant geachte punten in.

Beleid

Beschikbaarheid relevante gegevens:
Zoals hierboven reeds aangegeven acht BZ monitoring en evaluatie van beleid en beleidsresultaten essentieel voor inzicht in kwaliteit en effectiviteit daarvan. Relevante seksespecifieke gegevens vormen hiervoor een voorwaarde. Voor wat betreft ontwikkelingssamenwerking wordt in 2006 in het kader van de resultatenrapportage en een versterkt verantwoordingssysteem reeds verder invulling gegeven aan de systematische verzameling daarvan. Op andere beleidsterreinen van BZ is specifieke dataverzameling gerelateerd, aan de emancipatiedimensie in het beleid, minder uitgewerkt. Daar moet een inhaalslag worden gemaakt.

Systematisch toetsen van programma's:
Binnen ontwikkelingssamenwerking vormt gendergelijkheid een beoordelingscriterium binnen sector- en armoedebeleid en voor programma- ondersteuning. Per gefinancierde activiteit wordt geregistreerd of en in hoeverre deze bijdraagt aan de bevordering van gelijkheid van mannen en vrouwen. In het kader van DAC/OESO heeft Nederland - met succes - actief ingezet op de versterking van deze zogenaamde 'gendermarker'. Al gelang de aard van het dossier van breder buitenlandsbeleid zal Buitenlandse Zaken bekijken wanneer toetsing relevant kan zijn. Uitbreiding van aandacht voor genderaspecten tot het gehele buitenlandbeleid: De VCE schrijft terecht dat het belangrijk is dat de aandacht voor het m/v perspectief zich niet beperkt tot activiteiten met een evident genderaspect. Zoals eerder in de brief aangegeven, kunnen wij ons geheel in deze visie vinden. De uitdaging is nu om de komende periode per werkterrein te bekijken hoe in dat specifieke werkterrein aandacht voor gender een kwaliteitsverschil kan maken. Overigens zij hierbij aangetekend dat dit ook het geval dient te zijn voor de internationale activiteiten van andere departementen, waar mogelijk in afstemming met Buitenlandse Zaken.

Actieve rol van de gender eenheid DSI/ER
Over de implicaties van de aanbeveling van de VCE die betrekking heeft op de plaats, positie en het mandaat van de speciale afdeling Directie Sociale en Institutionele Ontwikkeling, die zich onder meer bezighoudt met emancipatiethema's, zullen wij ons in de loop van 2006 nader buigen.

Specifieke activiteiten
De VCE noemt twee specifieke activiteiten als suggesties voor Buitenlandse Zaken. Het effect van privatisering van nutsbedrijven en openbare voorzieningen op vrouwen en het beïnvloeden van voorwaarden van privatisering opdat deze geen negatieve gevolgen heeft voor arme vrouwen bevindt zich op het terrein van ons ministerie en het Ministerie van Economische Zaken. Dit is zeker een suggestie die dit Ministerie ter harte zal nemen.

Opeenvolgende versies van het Arab Human Development Report hebben duidelijk gemaakt dat verbetering van de positie van vrouwen een van de sleutels is voor voorspoedige en democratische ontwikkeling in de Arabische wereld. In toenemende mate is de positie van vrouwen dan ook een aandachtspunt binnen het beleid in die regio.

Organisatie
Terecht stelt de VCE dat op dit moment nog steeds onvoldoende vrouwen in gezichtsbepalende en hogere functies werkzaam zijn bij Buitenlandse Zaken. De aanbeveling terzake, namelijk om de doorstroming van vrouwen versneld te laten plaatsvinden, wordt door ons reeds gedragen. Bij de plaatsingsronde medio 2006 zijn de eerste resultaten reeds zichtbaar.

Vervolg
Eind 2006 zal de Visitatiecommissie Emancipatie haar eindrapportage opstellen. Dit jaar zullen wij gebruiken om aanbevelingen van de VCE te verwerken opdat "gender mainstreaming" een vanzelfsprekend onderdeel van beleidsontwikkeling wordt en blijft.


---- --