Inhoud van de pagina:
`Nut dopingcontrole bij sporters steeds twijfelachtiger'
Hidde Haisma, hoogleraar Therapeutische genmodulatie:
Het blijft moeilijk om sporters op het gebruik van verboden middelen
te controleren. Nieuwe technieken als genetische doping zijn voorlopig
moeilijk te testen. Misschien kunnen we de dopingcontrole beter
helemaal afschaffen, zegt Hidde Haisma, hoogleraar Therapeutische
genmodulatie aan de RUG. `Fysieke ongelijkheden tussen sporters zullen
namelijk altijd bestaan.'
Sporters gaan sneller en sneller: het ene na het andere sportrecord
sneuvelt. Ook op de aanstaande Olympische Winterspelen in Turijn
verwacht het publiek weer spectaculaire resultaten. Het is dan ook
niet verwonderlijk dat sporters blijven zoeken naar nieuwe, onbekende
wondermiddelen om hun prestaties op te schroeven. Tegelijkertijd
proberen sportautoriteiten op hun beurt steeds weer nieuwe
controlemethodes te vinden om de sporters te betrappen. De World Anti
Doping Agency (WADA) steekt zelfs miljoenen in preventief onderzoek om
eventuele gebruikers van de nieuwe techniek van genetische doping te
slim af te zijn. Misschien wel verspilde moeite, denkt Haisma. 'Op een
gegeven moment rijst de vraag: waarom doen we dit eigenlijk?'
Oneerlijk
Officieel moet elke sporter gelijke kansen hebben. Maar fysieke
ongelijkheden tussen mensen zullen altijd bestaan. Met het verschil
tussen man en vrouw wordt in de meeste sporten wel rekening gehouden,
en voor lichaamsgewicht kennen sommige sporten een indeling in
gewichtscategorieën. Maar veel ongelijkheden blijven gewoon bestaan.
Lengte bijvoorbeeld, of erfelijke aanleg. Die kan sterk bepaald zijn
door ras, maar toch zijn daar geen aparte categorieën voor. Ook
materiaal kan sporters bevoordelen: de eerste schaatser met
klapschaatsen had een enorme voorsprong op zijn concurrenten.
Zelfs medicijngebruik kan sporters (onbedoeld) een voordeel opleveren.
Haisma noemt als voorbeeld Tourwinnaar Lance Armstrong. `Armstrong
heeft teelbalkanker gehad. Ik ken zijn situatie natuurlijk niet, maar
als ik uitga van een patiënt met dezelfde ziekte als hij, veronderstel
ik dat hij sinds zijn ziekte testosteron geïnjecteerd krijgt om als
man te kunnen functioneren. Testosteron is, zoals de meeste anabole
steroïden, verboden in de sport. Hoeveel testosteron mag Armstrong
krijgen? Wanneer is het eerlijk, en wanneer niet? Waar leg je de
grens? Dat is de vraag.'
Genetische doping
Het is dus erg moeilijk te bepalen of zoiets als `gelijke kansen' voor
sporters te benaderen is. Maar ook bij het argument dat sporters tegen
de risico's van doping in bescherming genomen moeten worden, zet
Haisma vraagtekens. De sporter is immers de enige die door het gebruik
van verboden middelen gevaar kan lopen. Wel kunnen sporters fysieke
bovengrenzen opgelegd krijgen. `Wordt het boven een hematocrietwaarde
van 50 te gevaarlijk, dan laat je niemand met die waarde starten. Het
maakt niet uit of die waarde verkregen is door EPO, een
bloedtransfusie, een hoogtestage of erfelijke aanleg.'
Toch blijft het gebruik van doping risico's met zich meebrengen.
Vooral in het geval van genetische doping. De techniek van gendoping,
waarbij een gen (een stukje DNA) in het lichaam ingespoten wordt om
een zwakker of afwezig gen te compenseren, is zo eenvoudig dat
iedereen met enige kennis van zaken haar kan toepassen. `Elke student
medische biologie die een EPO-gen wil maken zou dat kunnen',aldus
Haisma.
Moeilijk traceerbaar
Ook al willen we dopingcontroles blijven uitvoeren, zegt Haisma, dan
nog kunnen we dat niet altijd. Gendoping bijvoorbeeld blijft voorlopig
nauwelijks te traceren. Het gaat namelijk niet om de injectie van een
stofje dat direct resultaat heeft, maar om een `recept' dat het
lichaam aanzet zélf het gewenste resultaat te bereiken. De enige
manier om dit te traceren, is in het lichaamsweefsel van de sporter op
zoek te gaan naar sporen van de geninjectie. Maar het `recept' is zo
algemeen geldig dat het bijna overal in het lichaam kan worden
geïnjecteerd. Een EPO-gen leidt bijvoorbeeld bijna overal tot
resultaten, van oorlelletje tot grote teen. Het geeft nogal wat
praktische problemen om een heel lichaam te gaan onderzoeken op de
sporen van één injectie.
Hoe dan ook zullen sporters voorlopig nog op doping worden
gecontroleerd, denkt Haisma. `Voor het imago van sport is het
belangrijk dat mensen denken: ik kan het ook. Het publiek wil het idee
hebben dat de sporters hun medailles hebben verdiend.' Bovendien
vermoedt Haisma dat gendoping nog niet door sporters wordt gebruikt.
`Het is nog redelijk specialistisch. Ik verwacht dat de techniek eerst
zal worden gebruikt in dierensporten waar veel geld in omgaat,
paardenrennen bijvoorbeeld. Als een middelmatige sporter in de
toekomst plotseling heel goed gaat presteren, of heel wisselvallig,
dan moeten we aan genetische doping gaan denken.'
Curriculum Vitae
Hidde Haisma (1957) studeerde medische biologie aan de
Rijksuniversiteit Utrecht en was van 1982-1987 als onderzoeker
werkzaam in onder meer de Verenigde Staten, waar hij werkte bij het
biotechnologiebedrijf Centocor, het Dana Farber Cancer Institute en
Harvard Medical School. Hierna was Haisma verbonden aan de afdeling
Geneeskundige Oncologie van het VU Ziekenhuis in Amsterdam. In 2000
werd hij benoemd tot hoogleraar Therapeutische genmodulatie aan de
Rijksuniversiteit Groningen.
Haisma promoveerde in 1987 aan de Rijksuniversiteit Utrecht op het
proefschrift Monoclonal antibodies and cancer. Zijn huidige onderzoek
richt zich op de ontwikkeling van geneesmiddelen voor de
therapeutische beïnvloeding van genexpressie in menselijke cellen.
Haisma is voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Gentherapie en
secretaris van de Nederlandse Vereniging voor Farmaceutische
Wetenschappen. In 2003 werkte hij mee aan het rapport Genetische
doping, geschreven in opdracht van de staatssecretaris voor Sport,
Clémence Ross-Van Dorp. /RC
Informatie
prof.dr. H.J. Haisma, tel. (050) 363 78 66, e-mail h.j.haisma@rug.nl
Rijksuniversiteit Groningen