Federale regering Belgie
Toespraak Verhofstadt-beroepsvereniging vastgoedontwikkelaars en
beleggers
(2006-02-07)
Persdienst van de Eerste Minister
Toespraak van Eerste Minister Guy Verhofstadt voor de
beroepsvereniging van vastgoed-ontwikkelaars en beleggers.
Brussel, 7 februari 2006.
Mijnheer de voorzitter,
Dames en heren,
Als het goed gaat met de investeringen in ons land, gaat het goed met
de vastgoedsector en omgekeerd. Immers, hoe meer bedrijven zich hier
komen vestigen, hoe meer bedrijfsruimte, hoe meer kantoren en hoe meer
huisvesting beschikbaar moeten zijn. De vastgoedsector bepaalt
bovendien een belangrijk deel van ons BNP. Zowel het financieel
aandeel als het aandeel in de werkgelegenheid is voldoende groot om
van de sector een soort van graadmeter te maken van de gezondheid van
onze ganse economie.
Ik ben dan ook verheugd met de positieve toon van het jaarverslag van
de Beroepsvereniging. Ondanks de wereldwijde economische
groeivertraging vorig jaar, was 2005 voor ons land geen slecht jaar.
België kende voor het vierde jaar op rij een economische groei die
hoger is dan die van de buurlanden en van de Eurozone, namelijk 1,5%.
Ook qua investeringen doet ons land het goed. Volgens de meest recente
studie van UNCTAD behoort België bij de zes belangrijkste landen ter
wereld qua buitenlandse investeringen. In 2004 werd er meer dan het
dubbele van 2002 in ons land geïnvesteerd. Ons land is hierbij samen
met Canada, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Nederland en de VS bij de
zeven sterkste groeiers ter wereld.
België blijft ontegensprekelijk een van de meest aantrekkelijke
regio's van de wereld. En Brussel heeft in deze regio, als hoofdstad
van Europa, grote mogelijkheden. Meer dan tweeduizend internationale
bedrijven hebben hun hoofdkwartier of een filiaal in Brussel. En wat
ik in elk geval heb geleerd tijdens mijn investeringsbezoeken doorheen
Azië en de Verenigde Staten, is dat Brussel en België nog een heel
groot potentieel hebben.
De vraag is hoe we dit potentieel kunnen aanboren, in effectieve
investeringen kunnen omzetten? Op de eerste plaats moeten we de weg
die we de voorbije jaren hebben gekozen, blijven opgaan. De combinatie
van een gezond begrotingsbeleid en doelgerichte lastenverlagingen
heeft immers haar nut bewezen. Ik zei het al: reeds vier jaar op rij
heeft ons land een hogere economische groei dan het gemiddelde van de
eurozone.
Voor heel wat mensen echter lijkt deze jaarlijkse weerkerende strijd
om een begroting in evenwicht te halen, niet meer dan een
symbolenstrijd. Niets is echter minder waar. Zoals de Nationale Bank
terecht opmerkt is het evenwicht op de begroting van kapitaal belang
voor het consumentenvertrouwen. Hoe hoger dat vertrouwen is, hoe meer
de mensen hun spaarvermogen omzetten in het aanschaffen van goederen,
in investeringen, in de bouw essentieel.
Gezonde overheidsfinanciën, dames en heren, volstaan natuurlijk niet.
We moeten ook verder werk maken van onze competitiviteit en onze lage
activiteitsgraad.
Te weinig mensen werken. Het is eigenlijk contradictorisch om vast te
stellen dat onze werkloosheid zo hoog blijft terwijl tegelijk zoveel
vacatures niet ingevuld geraken. Om dit probleem aan te pakken, hebben
we tijdens deze legislatuur reeds het succesvolle systeem van de
dienstencheques ingevoerd, hebben we de werkloosheidscontrole hervormd
en hebben we een heel aantal werkloosheidsvallen weggewerkt.
Maar nog belangrijker dan deze hervormingen was het pakket van
zesenzestig maatregelen die gebundeld werden in het Generatiepact.
Voor de eerste keer is immers door de regering en de sociale partners
beslist om een aantal verworven rechten af te bouwen. Niet omdat dat
leuk was, maar omdat dat noodzakelijk was.
Onze tweede handicap is en blijft de loonkost. Heel wat
lastenverlagingen werden al doorgevoerd. Zij zullen in 2006 alleen al
de globale fiscale en parafiscale druk dalen met bijna 0,9% van het
BBP. Maar ook dit is onvoldoende. Ik reken erop dat de sociale
partners tegen het einde van het jaar een IPA afsluiten dat meer dan
in het verleden het evenwicht veilig stelt tussen het behoud van de
koopkracht van de burger en het vrijwaren van de slagkracht van onze
economie.
Maar daarmee is ons land uiteraard nog niet competitiever dan de rest.
Daarvoor zijn meer creatieve oplossingen nodig. Zo'n creatieve
oplossing hebben we gevonden in de wet op de notionele interesten, die
sinds 1 januari 2006 in werking is getreden. Net zoals de
coördinatiecentra in de jaren negentig hebben geleid tot een instroom
van hoofdkwartieren in België, zo ben ik ervan overtuigd dat de
notionele interesten een pak investeerders naar ons land zal brengen.
Sommige ondernemingen zullen door de notionele interesten zelfs minder
belastingen betalen dan onder het systeem van de coördinatiecentra.
Hoe dan ook heb ik tijdens mijn promotietour in Azië en de VS bij zeer
vele CEO's een grote interesse gemerkt. Dus als ik u was zou ik al
starten met het vrijmaken van wat kantoorruimte.
Dames en heren,
Omdat de vastgoedsector van groot belang is voor onze economie, hebben
we naast algemene economische ook specifieke maatregelen ten voordele
van de sector genomen. En dit zowel op Vlaams als op federaal niveau.
Zo is het investeringsbudget voor sociale huisvesting in vijf jaar
verdrievoudigd. En ook heel wat fiscale maatregelen zijn genomen om de
aankoop van huizen goedkoper te maken. De registratierechten zijn van
12,5% naar 10% gedaald en zijn bovendien tot 12.500 euro meeneembaar
gemaakt. Daarnaast zijn de schenkingsrechten op bouwgronden verlaagd
om de tweehonderdduizend slapende percelen bouwgrond in de bebouwde
kom wakker te krijgen. Een maatregel die werkt. Want ondanks de
aanzienlijke verlaging heeft de overheid verschillende miljoen euro
meer inkomsten uit de schenkingsrechten ontvangen.
Maar wellicht nog belangrijker voor de sector is de verlenging van de
6% BTW voor renovatie, die door deze maatregel in een steile opgang is
gekomen. Uit recente cijfers blijkt immers dat 75% van de kopers hun
woning binnen de drie jaar renoveert. Deze maatregel heeft dus voor de
sector, of het nu om grote of kleine renovaties gaat, grote
implicaties. Ondanks de sterke tegenstand, ik mag dat hier wel zeggen,
van de Polen, zijn we er toch in geslaagd om deze maatregel voor vijf
jaar te verlengen. We hebben dit besluit dan ook meteen na de Europese
Ecofintop, op de ministerraad van vorige vrijdag bekrachtigd.
Ik wil van deze gelegenheid ook gebruik maken om de problematiek van
de huurwoningen even aan te kaarten. Ik geef Vlaanderen als voorbeeld.
Het totale woningpatrimonium in Vlaanderen bestaat uit 2,3 miljoen
woningen. Daarvan zijn 72% eigendomwoningen, 20% private huurwoningen,
6% sociale huurwoningen en ongeveer 1% huurwoningen van publieke
instellingen. Het aantal eigendomwoningen is sinds lange tijd in
stijgende lijn van 65% van alle woningen in 1976 tot 72% vandaag. En
dat is goed. En we moeten er alles aan doen om dat cijfer verder op te
trekken. Ook het globale comfort van woningen stijgt sterk. In 2001
waren reeds meer dan 82% van de woningen uitgerust met gemiddeld of
meer comfort. Zoals verwacht gaat het hier vooral over
eigendomwoningen. Maar dat wil niet zeggen dat we onze ogen moeten
sluiten voor de huurmarkt.
Het is namelijk bij de huurwoningen dat zich vandaag een probleem
stelt. De 6% sociale woningen voldoen niet aan de vraag. Heel wat
huurwoningen op de private markt zijn van een ondermaatse kwaliteit.
De huurprijzen zijn dan wel niet sterker gestegen dan de
consumptieprijzen, maar er is te weinig in huurwoningen geïnvesteerd.
Dit is deels te verklaren door het feit dat het rendement van een
dergelijke investering eerder aan de lage kant is.
Het belangrijkste gevolg van deze evolutie is echter dat we een
huurmarkt krijgen die onderaan verpaupert. In het profiel van de
huurder blijken de min-35-jarigen, de alleenstaanden, de werklozen en
arbeidsonzekere huishoudens oververtegenwoordigd. Het zijn deze mensen
die wegens een gebrekkig inkomen terechtkomen in huizen van soms
ondermaatse, soms zelfs onaanvaardbare kwaliteit.
De vraag is of en zo ja, hoe we als overheid hieraan kunnen verhelpen?
En dat op een manier dat het investeren in bescheiden huurwoningen
niet wordt ontmoedigd. Dit zou bijvoorbeeld kunnen gebeuren door het
invoeren van een bijzondere fiscale aftrek voor de renovatie van
woningen, op voorwaarde dat die na de renovatie verhuurd worden aan
gegarandeerde, gematigde huurprijzen. Deze fiscale aftrek zou
gecombineerd kunnen worden met een stelsel van een gewestelijke
huurtoelage voor de zwakste sociaal-economische groepen. Op die manier
zouden meer kwalitatieve huizen voor meer mensen beschikbaar komen.
Dames en heren,
De vastgoedsector is in feite een mooi beroep: mensen aangenaam te
laten wonen en werken. Daarom moeten we de sector verder alle kansen.
Een van de voorwaarden daartoe is van België en van Europa een
competitieve regio te maken, een regio waar buitenlandse investeerders
graag naar toe komen.
Of de Europese Unie op korte termijn de Verenigde Staten van Europa
wordt, weet ik niet. Maar dat Brussel verder zal uitgroeien tot de
Europese hoofdstad in alle betekenissen van het woord, daar ben ik
zeker van. We kunnen dit proces versterken en versnellen. Daartoe
moeten we ons land durven aanprijzen in het buitenland. Als we dit
aandurven, is onze toekomst verzekerd.
Ik dank u.