Zedencriminaliteit in Nederland
Politie en wetenschap
'Zedencriminaliteit in Nederland. Delicten en delinquenten nader in beeld gebracht',
nieuwe uitgave in de reeks Politiewetenschap van het Programma Politie en Wetenschap.
Embargo tot: maandag 6 februari; 18.00 uur
24.000 zedendelinquenten nader in kaart gebracht
Jaarlijks doen ruim 6.000 mensen aangifte van een zedendelict en worden ongeveer 4.000
verdachten van zedenmisdrijven aangehouden door de politie. In een landelijke
overzichtstudie worden voor het eerst alle zedendelicten en zedendelinquenten waarmee de
politie in 2002 in aanraking is gekomen in kaart gebracht. Van de zedendelinquenten wordt
tevens de criminele carrière in beeld gebracht. Daaruit blijkt dat een derde van
hen slechts eenmaal met de politie in aanraking komt en zich dus verder, voor zover
bekend, niet aan nieuwe feiten schuldig maakt. Daar tegenover staat een grote groep die
wel een criminele carrière kent die vaak meerdere jaren omspant. Ruim de helft van
hen start zijn criminele carrière weliswaar met een zedendelict maar maakt zich
vervolgens schuldig aan vooral vermogensdelicten maar soms ook geweldsdelicten of
allebei.
Verder geeft het aantal aangiftes van zedencriminaliteit in de periode van 1996-2002 een
daling te zien die sterker is dan de algemeen dalend trend van de
criminaliteitsontwikkeling. Die daling is gepaard gegaan met enerzijds een toename van
de ernst van delicten en anderzijds, mogelijk in samenhang daarmee, een afname van het
aantal aangehouden of gehoorde verdachten. Het is niet duidelijk wat de oorzaken zijn
voor deze trends.
Dit zijn enkele van de belangrijkste uitkomsten van een landelijke overzichtsstudie naar
zedendelicten en zedendelinquenten, die in opdracht van het Programma Politie en
Wetenschap is uitgevoerd door de Onderzoeksgroep van de Politieacademie in Apeldoorn. Het
onderzoek heeft tot doel een (eerste) landelijk overzicht te presenteren van
geregistreerde zedenmisdrijven (zedendelicten) en verdachten van zedendelicten
(zedendelinquenten). Dat gebeurt op basis van politiegegevens uit alle korpsen van
aangiftes en daders uit het peiljaar: 2002.
Onderdeel van de studie is een uitgebreid literatuuroverzicht naar typen van zedendelicten
en - delinquenten die kunnen worden onderscheiden. Mede aan de hand daarvan worden
vervolgens aard en omvang van de geregistreerde zedencriminaliteit en de daderpopulatie
van (verdachte) zedendelinquenten in beeld gebracht. De dadergroep van zedendelinquenten
wordt onderverdeeld in sub-groepen, waarbij enerzijds onderscheid wordt gemaakt in
'zuivere' en 'niet-zuivere' zedendelinquenten (afhankelijk of men zich enkel aan
zedenfeiten schuldig heeft gemaakt of niet) en anderzijds, voor wat betreft de aard van
de zedenfeiten, in: 'schennisplegers', 'aanranders/verkrachters' en 'misbruikers van
kinderen'.
Van de 'niet-zuivere'zedendelinquenten, dus de groep die zich ook aan andere feiten heeft
schuldig gemaakt, wordt ook nog de criminele carrière gereconstrueerd aan de hand
van dadergegevens van de politie over de periode van 1996-2002.
Aangiften
Jaarlijks worden er ruim 6.000 aangiften gedaan van zedendelicten. Naar verhouding de
meeste aangiftes betreffen schennis van de eerbaarheid, gevolgd door aanranding;
verkrachting komt het minste voor. In sommige regio's worden verhoudingsgewijs meer
ernstige zedenaangiften geregistreerd dan in andere, wat te maken kan hebben met zowel
het aangiftegedrag van slachtoffers, als de registratie door de politie. Er zijn ook
verschillen naar gemeentegrootte. Gemeenten met minder dan 150.000 inwoners registreren
naar verhouding meer schennisdelicten dan de grote steden, waar meer aangiften van
verkrachtingen worden geregistreerd. Hoe dit verklaard moet worden is niet duidelijk: het
kan zijn dat bewoners van de grote steden minder (snel) aanstoot nemen van schennisplegers
of dat in grote steden - naar verhouding - meer verkrachtingen plaatsvinden.
De meeste zedendelicten vinden plaats rond de zomermaanden. Zedendelinquenten zijn in de
wintermaanden minder actief, en dat geldt voor alle typen zedenmisdrijven.
Schennisdelicten worden vooral op doordeweekse dagen gepleegd, verkrachtingen meer in het
weekend. Schennisplegers zijn vooral in de ochtend en middag actief, verkrachters met name
's nachts.
Bij ernstiger zedenmisdrijven, zeker als ze spelen in de privé-sfeer, is de kans
groot dat langere tijd verloopt tussen het pleegmoment en het moment van aangifte. Met
name bij jeugdige slachtoffers kan het lang duren alvorens zij aangifte doen.
In vergelijking met de algehele criminaliteitsontwikkeling in de periode 1996-2002,
vertoont de zedencriminaliteit een sterkere daling. Daar staat tegenover dat de ernst van
de zaken waarvan aangifte is gedaan, is toegenomen. Ook zijn er in die periode, naar
verhouding, minder verdachten aangehouden en verhoord. Het is niet duidelijk wat de
oorzaken zijn voor deze trends; daarvoor is nader onderzoek nodig. Denkbaar is dat de
afname van het aantal (aangehouden en gehoorde) verdachten samenhangt met de toegenomen
ernst van de zedenzaken waarvan bekend is dat ze vaak ook complexer zijn en moeilijker
'rond' te maken.
Daderpopulatie
De politie registreert per jaar ongeveer 4.000 verdachten van zedenmisdrijven. Evenals bij
de zedenaangiften verschillen de regio's onderling wat betreft het percentage
zedenverdachten, afgemeten aan het totaal aantal verdachten.
Van alle geregistreerde zedendelinquenten in de periode van 1996-2002, dat zijn er in
totaal 23.785, staat ongeveer de helft geregistreerd voor enkel (een of meer)
zedendelicten; dit worden 'zuivere' zedendelinquenten genoemd. De andere helft pleegt
daarnaast ook andere strafbare feiten. Wellicht in tegenstelling tot wat men zou
verwachten, blijkt dat ongeveer een derde van de groep 'zuivere' zedendelinquenten
slechts eenmalig met de politie in aanraking is gekomen. In die zin zijn zij aan te
merken als eenmalige pleger. Dat betekent dus dat een belangrijk deel van de 'zuivere'
zedendelinquenten niet recidiveert, althans niet binnen de onderzoeksperiode en uiteraard
voor zover bekend bij de politie.
De andere helft van de populatie van zedendelinquenten betreft dus 'niet-zuivere'
zedendelinquenten: 28) deze - het merendeel is overigens man - maken zich ook aan andere
feiten schuldig. Wat opvalt aan het verloop van hun criminele carrière is dat 60%
start, dat wil zeggen voor het eerst met de politie in aanraking komt in verband met een
zedenmisdrijf. Na het (eerste) zedendelict daalt evenwel het aandeel van de zedendelicten
in de criminele carrière sterk en nemen vermogensdelicten de overhand. Het plegen
van een zedenmisdrijf is dus eerder een opmaat voor een vermogens-, dan een
zedencarrière. Na verloop van tijd staat het grootste deel van de
zedendelinquenten voor vermogensmisdrijven (zonder geweld) geregistreerd.
Zedendelinquenten vormen een heterogene groep, zoals blijkt uit de verschillende typen die
in het onderzoek worden onderscheiden. Het onderzoek wijst uit dat vooral schennisplegers
en misbruikers van kinderen behoren tot de groep van 'zuivere' zedendelinquenten, die
zich enkel aan (een specifiek type) ) zedenmisdrijven schuldig maken. Aanranders en
verkrachters daarentegen plegen veelal ook andere delicten; het zedenmisdrijf is bij hen
slechts een beperkt deel van de criminele carrière.
Als de etnische achtergrond van daders (c.q. verdachten) in beschouwing wordt genomen,
blijkt dat autochtone Nederlanders relatief vaak geregistreerd staan voor misbruik van
kinderen en schennisdelicten, terwijl allochtone Nederlanders relatief hoog scoren op
aanranding/verkrachting.
Het onderzoeksrapport sluit af met een aantal aanbevelingen voor de beroepspraktijk.
Het onderzoeksrapport is uitgegeven in de reeks Politiewetenschap van het Programma
Politie en Wetenschap. Dat is een onafhankelijk (onderzoeks)programma dat in mei 1999 is
ingesteld om het wetenschappelijk onderzoek en de kennisontwikkeling op het gebied van
politie en veiligheid te stimuleren en tevens een impuls te geven aan een betere
benutting van onderzoeksresultaten in politiepraktijk en opleiding. Daartoe is een
meerjarig onderzoeksprogramma ontwikkeld. De uitvoering van dit programma geschiedt onder
leiding van de directeur van het programmabureau, G.C.K. Vlek.
Nadere informatie kan worden verkregen:
Afdeling Communicatie Politieacademie
- Wouter Kniest, (055) 539 20 23
Van de zijde van de onderzoekers:
- Anton van Wijk tel. 0318 - 637512
Van de zijde van het Programma Politie en Wetenschap :
- G.C.K. Vlek tel. 055 - 5397215 of 06 - 22778644
A.Ph. van Wijk, S.R.F. Mali, R.A.R. Bullens, L.Prins, P.P.H.M. Klerks: Zedencriminaliteit
in Nederland. Delicten en delinquenten nader in beeld gebracht. (Onderzoeksgroep
Politieacademie, Vrije Universiteit Amsterdam, KLPD), Politiewetenschap nr. 29 (Politie
& Wetenschap Apeldoorn/Uitgeverij Kerckebosch Zeist), 2006.
Persexemplaren van het rapport zijn vanaf 12.00 uur verkrijgbaar bij de uitgever:
Kerckebosch in Zeist.