Ministerie van Algemene Zaken

Ministerie van Justitie

Persbericht ministerraad
3 februari 2006

KABINET: PUBLIEKE FUNCTIE NOTARIS STAAT VOOROP

De ministerraad heeft op voorstel van minister Donner van Justitie ingestemd met de kabinetsreactie op het rapport van de commissie Hammerstein. In het rapport wordt de nieuwe Wet op het notarisambt geëvalueerd. De notaris heeft volgens het kabinet meer vrijheden gekregen, maar de publieke functie van het ambt staat nog altijd voorop. Het notariaat moet maatregelen nemen, zodat ook in de toekomst het vertrouwen in deze publieke functie blijft gewaarborgd. Zo moeten er toetsbare criteria komen voor nieuwe notarissen en bestaande notariskantoren.

De notaris vervult een belangrijke waarborgfunctie in het Nederlandse rechtsverkeer. Elke notaris moet bij zijn beroepsuitoefening voldoen aan hoge - ethische - eisen, zodat het publieke belang van de rechtszekerheid overal is gewaarborgd. Met de invoering van de nieuwe Wet op het notarisambt in 1999 heeft de notaris meer vrijheden gekregen, maar die brengen ook extra verantwoordelijkheid met zich mee. Marktwerking kan immers op gespannen voet staan met de publieke taken van het notariaat. Dat is voor het kabinet reden tot zorg over de ontwikkeling van de integriteit van het notariaat. Duidelijke integriteitregels, kwaliteitseisen en een goed functionerend toezicht daarop zijn volgens het kabinet essentieel om de onafhankelijke positie van de notaris ook in de toekomst te waarborgen.

Het kabinet onderschrijft de conclusie van de commissie Hammerstein dat de ethiek van het notarisambt ondeelbaar is. Het onderscheid tussen wettelijke- en niet wettelijke taken, ambtelijke- en niet ambtelijke taken is voor de beoordeling van de kwaliteit en integriteit van het functioneren van de notaris niet relevant. De notaris zal onder alle omstandigheden aan de hoge ethische normen die zijn wettelijke taak van hem eist, moeten voldoen. Het kabinet waarschuwt dat het notariaat niet mag verschralen tot pure commerciële dienstverlening, waardoor de kernwaarden van het ambt niet meer tot hun recht zouden komen.

Het kabinet acht het van belang dat de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) toetsbare criteria ontwikkelt waaraan een notariskantoor moet voldoen, wil van een goed kantoor gesproken kunnen worden. Wie de criteria overtreedt, kan onder verscherpt toezicht worden gesteld en eventuele misstanden kunnen aan de tuchtrechter worden voorgelegd. Het kabinet verwacht dat de publiekrechtelijke beroepsorganisatie KNB daarbij ook daadwerkelijk gebruik gaat maken van zijn verordenende bevoegdheden. In dat verband vindt het kabinet dat er een scheiding moet worden aangebracht tussen toezicht en tuchtrecht, zodat degene die eerder in een zaak toezicht heeft gehouden niet ook in dezelfde zaak tuchtuitspraken moet doen. Die situatie is ongewenst.

De aanbeveling dat een notaris bij de aankoop van een woning verplicht eerder wordt ingeschakeld dan nu het geval is - de zogenoemde Amsterdamse praktijk - neemt het kabinet niet over. Hiervoor zou een wijziging van het Burgerlijk Wetboek noodzakelijk zijn, terwijl de evaluatie van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot de bepalingen inzake de koop van een woning gepland staat in 2008. Bovendien heeft de regering in een eerdere discussie over de Amsterdamse praktijk in 2002 zich op het standpunt gesteld dat een verplicht door de notaris op te stellen koopakte ongewenst is. Wel is toen een bedenktijd van drie dagen ingevoerd na het sluiten van de koopovereenkomst.

In principe moet elke notaris alle wettelijke diensten die zijn verbonden aan het notarisambt uitvoeren. Maar het kabinet acht het niet onredelijk dat voor bijzondere terreinen deze plicht niet hoeft te gelden. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het transport van zee- en luchtschepen. In die gevallen kan een notaris doorverwijzen naar een collega, die op het desbetreffende terrein gespecialiseerd is. Het kabinet vindt de specialisatie van notarissen een gunstige ontwikkeling. Het kan immers heel goed in het belang van de klant zijn wanneer een notaris bepaalde transacties doorverwijst naar een kantoorgenoot, die daarin gespecialiseerd is. Alleen wanneer een cliënt erop staat dat de oorspronkelijk benaderde notaris de dienst verricht, kan deze dat niet weigeren.

Omdat de integriteit van de notaris van groot belang is, vindt het kabinet het belangrijk dat er objectieve criteria worden opgesteld waar te benoemen notarissen aan kunnen worden getoetst. De KNB is gevraagd een dergelijke persoontoets te ontwikkelen. Het kabinet zal daarna beoordelen of een wetsvoorstel terzake gewenst is.

RVD, 03.02.2006