Stadsdeel De Baarsjes Amsterdam


Gemeenteblad afd. 1

raadsvoordracht

Amsterdam,

Aan de Gemeenteraad,
Op grond van het hiernavolgende stellen wij u voor, het volgende besluit te nemen:

De Gemeenteraad van Amsterdam,
Besluit:

I vast te stellen de volgende

Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 1994, vastgesteld bij raadsbesluiten van 30 november 1994, nrs. 675 en 856 (Gemeenteblad 1994, afd. 3, volgn. 140), en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 23 maart 2005 nr. 65/115 (Gemeenteblad afd. 3A).

Artikel 1

Art. 2.8 wordt gewijzigd als volgt:


1. Het opschrift wordt gewijzigd in: Hinderlijk gebruik van drank of softdrugs.
2. Er worden twee leden toegevoegd, die luiden: 4. Het is verboden op door Burgemeester en Wethouders aangewezen wegen of weggedeelten softdrugs te gebruiken of openlijk voorhanden te hebben.
5. Onder softdrugs worden verstaan: de middelen, genoemd in lijst II, onderdeel b, behorende bij de Opiumwet.

II te bepalen, dat deze verordening in werking treedt op de derde dag na die van bekendmaking in afdeling
3A van het Gemeenteblad,

Burgemeester en Wethouders van Amsterdam,

E. Gerritsen M.J. Cohen Secretaris burgemeester

Toelichting (bestuurlijke context)

A. Blowverbod

Uit politierapportages komt naar voren dat in stadsdeel De Baarsjes sinds enkele jaren ernstige overlast wordt ondervonden van groepen blowende jongeren. In grote lijnen bestaat de overlast uit het rondhangen en urineren in portieken, het belemmeren van de toegang tot woningen, bekladden van deuren, bespugen en
---

bespotten van bewoners en voorbijgangers, vervuiling, schreeuwen etc. De jongeren bedreigen bewoners die hen vragen weg te gaan, vernielen eigendommen, lokken ruzies uit en gaan ook onderling op de vuist Deze overlast speelt ook op andere plekken in de stad. Naar aanleiding van de signalen uit De Baarsjes heeft de politie een inventarisatie uitgevoerd, waaruit blijkt dat op minstens 20 plaatsen in de stad in meer of mindere mate sprake is van softdrugsgelateerde hinder.

De situatie in De Baarsjes wordt door de omwonenden als bedreigend ervaren, temeer daar de jongeren niet aanspreekbaar zijn op hun gedrag. Binnen de groepen is sprake van excessief softdrugsgebruik, vaak in combinatie met alcohol.
Volgens de politie en het stadsdeel heeft het blowen een versterkend effect op het hang-gedrag van de jongeren en een negatief escalerend effect op hun contacten met de omgeving.

Aan de problematiek draagt bij dat zich in De Baarsjes meerdere coffeeshops dicht bij elkaar bevinden, die een aanzuigende werking hebben op jongeren uit de westelijke tuinsteden, waar weinig coffeeshops te vinden zijn. Hieronder bevinden zich veel minderjarigen, die rond de coffeeshops blijven rondhangen en softdrugs van meerderjarige bezoekers kopen.
Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 70% van de overlastplegers uit andere stadsdelen afkomstig is, wat een aanpak via het jongerenwerk bemoeilijkt.
De coffeeshops in het stadsdeel worden regelmatig gecontroleerd en voldoen aan de gedoogrichtlijnen voor softdrugsverkoop. Met de eigenaar van de inrichting in de omgeving waarvan de meeste overlastplegers zich ophouden, zijn afspraken gemaakt over het deel van de openbare ruimte waarvoor hij verantwoordelijk is. De exploitant zorgt daar ook voor. De overlast vindt plaats buiten het afgesproken gebied.

De politie treedt tegen de overlast op via noodhulpactiviteiten, waarbij wordt gereageerd op aanvragen van melders, en door gerichte acties, waarbij enkele weken achtereen intensief wordt gesurveilleerd en geverbaliseerd. Het gebied staat in de structurele aandacht van de buurtregisseurs en vanuit het steunpunt Mercatorplein worden veel voet- en fietssurveillances uitgevoerd door politiemensen in opleiding. Ondanks de politie-inzet is de overlast van blowende jongeren gebleven. "Streetwise" als ze zijn, hebben betrokkenen goed in de gaten wanneer de politie op straat is, en weten wat ze moeten doen of laten om een bekeuring te voorkomen.

Door het jeugd- en sportwerk van het stadsdeel is de groep overlastplegers in kaart gebracht. Er zijn sportactiviteiten georganiseerd, er is voorlichting gegeven over het gebruik van softdrugs, en in samenwerking met o.a. de Jellinekkliniek is in juni 2005 een kamp georganiseerd met als thema het blowgedrag, gevolgd door een themadag. Ook aan de ouders is voorlichting gegeven over de nadelige gevolgen van het gebruik van softdrugs.
Al deze inspanningen hebben onvoldoende resultaat opgeleverd. Het probleem hierbij is, dat het grootste deel van de overlastgevende jongeren niet in het stadsdeel woont, en niet te motiveren is tot deelname aan de aangeboden activiteiten.

De situatie in De Baarsjes toont aan dat er op dit moment onvoldoende mogelijkheden zijn om adequaat tegen de overlast van blowende jongen op te treden.
Hoewel sommige verschijnselen (zoals wildplassen en het zich hinderlijk ophouden in portieken) door de APV worden verboden, kan een belangrijke oorzaak van de overlastproblematiek niet worden aangepakt, omdat de Opiumwet noch de APV het gebruik van softdrugs strafbaar stelt, Daarom hebben de politie en het stadsdeel De Baarsjes voorgesteld in de APV de mogelijkheid op te nemen het gebruik van softdrugs op daartoe aangewezen plaatsen te verbieden, analoog aan de al bestaande bepaling die de stadsdelen in staat stelt weggedeelten aan te wijzen waar het bezit van alcohol is verboden. Gezien de ervaringen met de alcoholverboden, waarbij bij gelijkblijvende politie-inzet doorgaans een duidelijke vermindering van de alcoholoverlast waarneembaar is, zal naar verwachting ook een "blowverbod" een aanzienlijke afname van de softdrugsgerelateerde hinder in het aangewezen gebied tot gevolg hebben.

Uitgangspunt voor de aanwijzing is dat het gebied beperkt van omvang moet zijn en niet groter dan noodzakelijk om de overlast te beëindigen. Te denken valt aan een plein of een straat met een deel van de direct omliggende straten. Ook mag de aanwijzing niet langer dan nodig duren. Voor aanwijzing van het gebied is instemming van de betreffende territoriale subdriehoek vereist. In het aangewezen gebied wordt naast het gebruik ook het openlijk voorhanden hebben van softdrugs verboden. Softdrugs die opgeborgen worden meegevoerd vallen buiten het verbod. De Opiumwet verzet zich niet tegen een regeling in de APV, omdat hiermee een ander belang (het bestrijden van overlast) wordt gediend dan dat van de Opiumwet (de volksgezondheid)


---