Ministerie van Buitenlandse Zaken
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Azië en Oceanië
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum 1 februari 2006 Behandeld DAO/ZZ
Kenmerk DAO-0083/06 Telefoon (0)70-348 6780
Blad 1/5 Fax (0)70-348 5323
Bijlage(n) 3 Mail dao@minbuza.nl
Betreft Afghanistan / overzicht van bijdragen, EU-inzet volgens RAZEB en verslag van de Londen-conferentie
Mede namens de Minister van Defensie doen wij u hierbij een kort verslag toekomen van de Londen-conferentie over Afghanistan. Tevens doen wij u toekomen een verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) voor wat betreft Afghanistan. Ook gaat u hierbij, naar aanleiding van het verzoek van het Tweede Kamerlid Herben (LPF) van 26 januari, een overzicht toe van de inzet van Europese landen op militair gebied en op dat van ontwikkelingssamenwerking in Afghanistan. Als bijlage bij deze brief gaat u tot slot, naar aanleiding van het verzoek van de Vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken en die voor Defensie van 30 januari, de tekst toe van het eind november ondertekende Memorandum of Understanding inzake de behandeling van gevangenen.
Londen-conferentie over Afghanistan
Op 31 januari en 1 februari 2006 namen de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking deel aan de Londen-conferentie over Afghanistan. Hierbij werd een nieuw partnerschap tussen Afghanistan en de internationale gemeenschap afgesproken, voor de komende vijf jaar, genaamd Afghanistan Compact. Een zestigtal landen en internationale organisaties nam deel, op ministerieel niveau. De Britse premier Blair, de secretaris-generaal van de VN Kofi Annan en de Afghaanse president Karzai openden de conferentie. Allen benadrukten dat, ondanks de bereikte resultaten in de afgelopen vier jaar, de internationale gemeenschap ook op de lange termijn gecommitteerd moet blijven. De nadruk in de besprekingen lag op verdere bestrijding van terroristische elementen, versteviging van de democratie, opbouw van staatsstructuren (leger, politie en rechterlijke macht), zichtbare sociale en economische wederopbouw, corruptiebestrijding en drugsbestrijding. De Afghaanse regering presenteerde tevens een nationale strategie voor drugsbestrijding. Voor al deze onderwerpen zijn specifieke ijkpunten vastgelegd in het slotdocument, het Afghanistan Compact. Tevens onderstreept het Compact het belang van betere donorcoördinatie. In de Afghanistan National Development Strategy (ANDS), die bij de conferentie werd gepresenteerd, zijn de beoogde doelen en resultaten op deze onderwerpen uitgewerkt.
Nederland heeft het Compact en de ANDS verwelkomd en zal in de toekomst zijn aandeel willen blijven leveren, zowel aan de verbetering van de veiligheid in Afghanistan (door Nederlandse militairen) als aan de wederopbouw. Ten aanzien van de veiligheid maakte Nederland een onderscheid tussen de verschillende militaire operaties International Security Assistance Force en Operation Enduring Freedom (ISAF en OEF), de opbouw van de staatsstructuren (politie, leger en rechterlijke macht), de ontmanteling van illegale milities en de verbetering in de human security voor de gewone man en vrouw. Nederland heeft 100 miljoen euro toegezegd voor drie jaar (2007-2009). Het overgrote deel van het bedrag zal worden geleid via het Afghanistan Reconstruction Trust Fund (ARTF). Nederland zal zich tevens actiever inzetten bij de versterking van de juridische sector. Nederland vroeg verder aandacht voor de participatie van de private sector bij de wederopbouw. Tot slot werd het belang van verbetering van de mensenrechten (vooral de positie van vrouwen) en transitional justice genoemd. De Afghaanse regering werd opgeroepen op korte termijn de toegezegde commissie te installeren die zich zal toeleggen op het toetsen van beoogde hoge overheidsfunctionarissen op integriteit.
En marge van de conferentie vond een gesprek plaats met president Karzai. Hij dankte Nederland voor de grote inzet en betrokkenheid bij Afghanistan. Specifiek ging de president in op de situatie in Uruzgan, die hij minder dramatisch noemde dan vaak in de pers wordt omschreven. Nederland zou daar echt een verschil kunnen maken. Verder sprak minister Van Ardenne met de Afghaanse minister Ahady van Financiën. Naast toezegging van blijvende Nederlandse steun aan het ARTF, werd van gedachten gewisseld over het belang van corruptiebestrijding en een gezonde financiële staatshuishouding (met name de vereiste toename van de staatsinkomsten om de oplopende uitgaven te kunnen dekken). Tevens benadrukte minister Van Ardenne het belang van goede donorcoördinatie. In een gesprek met de Pakistaanse minister Kasuri van Buitenlandse Zaken werd hem op het hart gedrukt alles in het werk te stellen om infiltraties van Taliban en Al Qaida van uit Pakistan tegen te gaan. Voorts had een gesprek met EU-Commissaris Ferrero Waldner plaats, zoals hieronder beschreven.
Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen en rol van de EU in Afghanistan
Zoals reeds gemeld in de brief aan uw Kamer van 13 januari 2006 (kamerstuk 27 925, nr. 197), is de Europese Unie voornemens haar betrokkenheid bij Afghanistan te vergroten. Hieronder volgt een kort verslag van het agendapunt Afghanistan bij de RAZEB van 30 en 31 januari, in aanvulling op de binnenkort te versturen brief aan uw Kamer met kenmerk DIE-140/06 over die Raad.
Op verzoek van Nederland stond de RAZEB stil bij de rol van de Europese Unie in Afghanistan. De minister van Buitenlandse Zaken wees daarbij op de noodzaak om op de korte termijn binnen de EU te spreken over de verdere invulling van de EU-rol in Afghanistan en de EU-inzet bij de wederopbouw. Hierbij is benadrukt dat een belangrijke bijdrage kan worden geleverd door een grotere rol van de EU - en met name van de Commissie - bij de door EU-lidstaten geleide Provincial Reconstruction Teams (PRTs). Tevens heeft Nederland gewezen op de wenselijkheid van zo breed mogelijk door lidstaten en de Commissie gedragen financiële, personele en militaire bijdragen aan de stabilisering en wederopbouw van Afghanistan. Alle landen hebben immers direct belang bij een veilig en stabiel Afghanistan en het is zaak de lasten zoveel mogelijk te delen. Zulks past ook in het kader van de Afghanistan-conferentie in Londen op 31 januari en 1 februari. Nederland heeft tot slot gewezen op de wenselijkheid ook islamitische en Aziatische landen meer te betrekken bij de wederopbouw van Afghanistan, zoals was toegezegd aan het Tweede Kamerlid Herben.
De Raad nam goede nota van deze interventie en concludeerde dat de EU en haar lidstaten ook voor de toekomst voortzetting van de vele inspanningen in Afghanistan voorstaan en dat de EU de effectiviteit van de hulp zal verhogen. Er werd nogmaals onderstreept dat de EU steun zal geven aan de PRTs die geleid worden door EU-lidstaten, zoals ook in de raadsconclusies staat.
In een gesprek dat de Minister van Buitenlandse Zaken en marge van de Londen-conferentie had met EU-Commissaris Ferrero-Waldner, werd van gedachten gewisseld over de inzet van de Commissiegelden in de provincies waar de EU-lidstaten PRTs leiden. De Commissie wil daarbij nauw met de PRTs samenwerken, ook in Uruzgan, hetgeen Nederland toejuicht. Sectoren waar met name aandacht aan zal worden besteed zijn infrastructuur, verbetering van goed bestuur en rechtsorde. De Commissie heeft voor 2006 ongeveer 10 miljoen euro beschikbaar.
Overzicht inzet Europese landen in Afghanistan
Het bijgevoegde overzicht van bijdragen aan humanitaire hulp en wederopbouw is voornamelijk gebaseerd op cijfers van het Afghaanse ministerie van Financiën. Uit dit overzicht blijkt dat Nederland tussen 2001 en 2005 binnen de Europese Unie - na de
Europese Commissie, het Verenigd Koninkrijk (VK) en Duitsland - de vierde donor was met een bijdrage van 260 miljoen euro aan humanitaire hulp en wederopbouw. Indien de NAVO-partners worden meegeteld, zoals de VS en Canada, was Nederland de zesde donor. Nederland is wereldwijd de negende donor. Donoren als Japan, de Wereldbank en de Asian Development Bank droegen ieder ongeveer een miljard euro bij. Uit het overzicht blijkt derhalve dat Nederland een aanzienlijke donor is, maar niet de grootste, en dat veel Europese en NAVO-partners forse bijdragen leveren.
Bij de gegevens over de militaire inzet maken wij drie kanttekeningen. Omdat de troepenaantallen steeds fluctueren, betekent de keuze voor één jaarlijks peilmoment (in casu december) dat per definitie een incompleet beeld wordt gegeven. Ten tweede zijn de aantallen in het kader van de Operation Enduring Freedom ingezette troepen in dit ISAF-overzicht buiten beschouwing gebleven. Ten derde is ISAF niet de enige crisisbeheersingsoperatie waaraan Europese landen grote aantallen troepen leveren.
Zoals het overzicht bevestigt, leveren de EU-lidstaten en enkele grotere NAVO-lidstaten, zoals Canada, het leeuwendeel van de troepen voor ISAF. Zoals bekend leiden de volgende landen een ISAF-PRT: Italië, Spanje, Duitsland (twee), Litouwen, Nederland, Canada, het VK, Noorwegen en Zweden. De Amerikaanse bijdrage aan ISAF is thans beperkt vanwege de Operation Enduring Freedom, maar zal sterk toenemen zodra ISAF wordt uitgebreid. De meeste grote Europese landen, zoals Duitsland, Frankrijk, het VK, Italië en Spanje leveren grote contingenten aan ISAF. Maar ook kleinere landen als Nederland en Denemarken doen nadrukkelijk mee. Australië heeft onlangs aangegeven voornemens te zijn een aanzienlijke bijdrage te leveren ten behoeve van de missie in Uruzgan. Ook enkele andere landen zijn voornemens hun militaire inzet in Afghanistan substantieel te vergroten. Zo zal Frankrijk naar verwachting zijn troepenaantal bijna verdubbelen.
Concluderend kan worden gesteld dat de plaats van Nederland in de wereldwijde top-tien van donoren in lijn is met de tijdens de donorconferenties in Tokio en Berlijn (respectievelijk in januari 2002 en maart 2004) uitgesproken ambities. Gezien het duidelijke verband tussen veiligheid en ontwikkeling in Afghanistan, zijn de
Nederlandse militaire en OS-inspanningen in lijn met ons ambitieniveau. Bovendien komt de Nederlandse bijdrage overeen met de relatieve positie van Nederland in de EU. Zowel individueel als gezamenlijk is aldus sprake van een groot draagvlak van de EU en de EU-lidstaten voor militaire en financiële bijdragen aan de toekomst van Afghanistan.
De Minister van Buitenlandse Zaken, De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Dr. B.R. Bot A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
Bijlagen
1. Afghanistan Compact
Zie het origineel
2. Overzicht van Europese bijdragen aan Afghanistan
Zie het origineel
3. Memorandum of Understanding
Memorandum of Understanding between the Ministry of Defense of the Islamic Republic of Afghanistan
And
The Minister of Defense of the Kingdom of the Netherlands
concerning the transfer of persons by Netherlands military forces in Afghanistan to Afghan authorities
The Ministry of Defense of the Islamic Republic of Afghanistan and the Minister of Defense of the Kingdom of the Netherlands, hereinafter referred to as the Participants,
Desiring to establish procedures in the event of the transfer by the military forces of the Netherlands to Afghan authorities of persons detained in Afghanistan;
Bearing in mind the need to respect basic standards of international human rights law and international humanitarian law such as the right to life, to a fair trial and the protection against torture;
have reached the following understanding:
Section 1
The purpose of this Memorandum of Understanding is to ensure that the Participants will observe applicable national law of the Islamic Republic of Afghanistan and international law pertaining to the treatment and transfer of persons by the military forces of the Netherlands to Afghan authorities.
Section 2
The Netherlands military forces will treat persons detained by them in accordance with the relevant provisions of international law, including providing humane treatment.
Section 3
The Afghan authorities will accept the transfer of persons detained by the Netherlands armed forces for investigation and possible legal proceedings. The Afghan authorities will be responsible for treating such individuals in accordance with the relevant provisions of international law, including providing humane treatment.
Section 4
Representatives of the Afghan Independent Human Rights Commission, representatives of the Royal Netherlands Embassy including members of The Netherlands military forces acting on behalf of the Embassy, and others as determined between the Participants, will have full access to any persons transferred by the Netherlands military forces to Afghan authorities while such persons are in custody. The International Committee of the Red Cross and Red Crescent (ICRC) and relevant human rights institutions within the UN system will be allowed to visit such persons The military forces of the Netherlands will notify the ICRC, as appropriate, and the Afghan Independent Human Rights Commission when a person has been transferred to Afghan authorities.
Section 5
The Afghan authorities will be responsible for keeping accurate account of all persons transferred to them by the Netherlands military forces. For this purpose records will be kept by the Afghan authorities which will be available upon request.
Section 6
The Royal Netherlands Embassy will be notified prior to the initiation of legal proceedings involving persons transferred by the Netherlands military forces and prior to the transfer to third parties or release of such persons. The Royal Netherlands Embassy will also be notified if other relevant changes concerning such persons occur.
Section 7
No person transferred by the Netherlands military forces to Afghan authorities will be subject to the execution of the death penalty.
Section 8
Any dispute concerning the interpretation or application of the Memorandum of Understanding will be resolved exclusively by negotiations between the Participants.
Section 9
This Memorandum of Understanding may be amended at any time by mutual written consent of the Participants.
Section 10
This Memorandum of Understanding will become effective on the date of the last signature and will remain effective until terminated by any of the Participants giving thirty days written notice to the other Participant.