Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
d.d. 6 januari 2006 ASEA/LIV/2006/2254 nr. 2050605900
Onderwerp Datum
Kamervragen van de leden Noorman-den Uyl 1 februari 2006
en Crone

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden Noorman-den Uyl en Crone (beiden PvdA) over de vergelijking van de lonen 2005-2006 van LogicaCMG.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)


2

Antwoorden op de vragen van de leden Noorman-den Uyl en Crone (beiden PvdA) over de vergelijking van de lonen 2005-2006 van LogicaCMG.


1. Kent u de vergelijking van de lonen 2005-2006 die LogicaCMG heeft gemaakt? Ja.


2. Is het waar dat de lage inkomensgroepen (tot 2.000 per maand) er tot 17 euro per maand op achteruit gaan, terwijl 3x modaal (7.500 per maand) slechts een achteruitgang ziet van 2,50 per maand?

Het Kabinet deelt niet de algemene conclusie dat inkomensgroepen er op achteruitgaan, waarbij de achteruitgang voor lage inkomensgroepen groter is dan die voor hogere inkomensgroepen. LogicaCMG presenteert berekeningen voor individuele werknemers. Op de website van het ministerie van SZW staan ook voorbeeldberekeningen, de daar gepresenteerde berekeningen van de nominale inkomensontwikkeling voor alleenstaanden zijn het meest vergelijkbaar met de berekeningen van LogicaCMG. Daaruit blijkt voor alleenstaanden met een minimumloon een inkomensvooruitgang van ruim 27, voor alleenstaanden met een modaal inkomen een vooruitgang met ruim 19 en voor alleenstaanden met een inkomen van twee maal modaal een achteruitgang met ruim 6. Deze cijfers zijn niet gelijk aan de cijfers van Logica CMG.

LogicaCMG heeft berekeningen gepresenteerd van de netto-loonontwikkeling in verschillende sectoren. Daarnaast presenteert zij algemene berekeningen waarin zij abstraheert van posten die per sector kunnen verschillen, zoals pensioenpremies en vergoedingen van de werkgever in de particuliere ziektekosten. De in de vraag genoemde bedragen betreffen deze algemene berekeningen. In deze berekeningen ondervinden mensen met een bruto salaris van 2000 per maand een achteruitgang van netto 17,09 per maand. Dit is in de berekeningen van LogicaCMG de grootste achteruitgang. Bij lagere bruto maandbedragen is sprake van een kleinere achteruitgang. Voor bruto-maandinkomens tussen 2500 en 4250 berekent LogicaCMG een netto vooruitgang, voor inkomens daarboven een achteruitgang (van 2,64).

De berekeningen van LogicaCMG betreffen het loonstrookje van een individuele werknemer. Daarbij is naast de normaliter op een loonstrookje opgenomen posten (bruto loon, belastingheffing en premies werknemersverzekeringen) ook gerekend met veronderstelde mutaties in de nominale premie uit hoofde van de zorgverzekeringswet en de zorgtoeslag.

Zoals hierboven beschreven komt het kabinet tot andere uitkomsten dan LogicaCMG. De verschillen betreffen met name de volgende punten:

· LogicaCMG "overschat" het positieve effect voor particulier verzekerden: Zoals gezegd gaat LogicaCMG in de "algemene" berekeningen niet uit van posten die per sector kunnen verschillen zoals pensioenpremies en werkgeversbijdragen in de ziektekostenverzekeringen voor particulier verzekerden (hogere inkomens). In veel gevallen wordt in 2005 door werkgevers voorzien in een vergoeding voor de particuliere ziektekosten. Gemiddeld wordt tussen 40% en 50% van de ziektekosten door de werkgever vergoed. Als rekening wordt gehouden met het vervallen van deze werkgeversbijdragen in de particuliere ziektekosten in 2006 ontstaat voor particulier verzekerden (3x modaal) een negatiever beeld. Een


3

werkgeversbijdrage van 40% van de particuliere premie in 2005 zou voor het door LogicaCMG gepresenteerde inkomen van 7500 een extra negatief effect betekenen van zo'n 20 per maand. Gegeven het feit dat in 2005 voor particulier verzekerden in veel gevallen sprake was van een werkgeversvergoeding voor de ziektekosten, die in 2006 in veel gevallen komt te vervallen, is er geen sprake van het door de berekeningen geschetste grote verschil tussen de netto-ontwikkeling voor particulier verzekerden en ziekenfondsverzekerden. Het Kabinet erkent dat voor individuele huishoudens het beeld kan afwijken; er zijn immers ook werknemers die op dit moment geen vergoeding van de werkgever krijgen. Maar dit beeld is niet algemeen geldend.

· LogicaCMG gaat uit van een andere mutatie in de nominale ziektekostenpremies: LogicaCMG houdt in haar berekeningen (terecht) rekening met de mutatie in de nominale ziektekosten. Vanwege de herziening van het zorgstelsel geeft enkel de mutatie van het loonstrookje immers geen volledig beeld. De uitkomsten van de berekeningen worden in hoge mate bepaald door de veronderstellingen rond de mutatie van deze nominale ziektekostenpremies. Het kabinet hanteert een gemiddelde ontwikkeling van de nominale premie tussen 2005 en 2006 gebaseerd op de gepubliceerde premies voor het basispakket en (voor de ZFW) de gemiddeld gerealiseerde premies 2005. LogicaCMG gaat in haar berekeningen uit van een specifieke verzekering bij één verzekeraar en veronderstelt daarbij ook een aanvullend pakket. Met name voor ziekenfondsverzekerden ligt de door LogicaCMG berekende premiemutatie daarbij hoger dan de stijging van de nominale premie waar het Kabinet en bijvoorbeeld ook het CPB in zijn decemberramingen van uit gaat. De door LogicaCMG gehanteerde premiemutaties zullen in de praktijk voor kunnen komen, maar zijn niet algemeen geldend. Een veel gunstiger premiemutatie is ook mogelijk. Dit afhankelijk van de zorgverzekeraar, de in 2005 gehanteerde premie, de eventuele collectiviteitskorting en het verzekerde pakket. De gemiddelde ontwikkeling is minder ongunstig dan door LogicaCMG verondersteld.

Daarnaast zij opgemerkt dat in de berekeningen van LogicaCMG geen rekening is gehouden met de afschaffing van het gebruikersdeel in de OZB en dat de berekeningen alleen voor alleenstaanden gelden. Voor huishoudens met meerdere partners of kinderen moet ook rekening worden gehouden met de verhoging van de kinderkorting, het vervallen van de kindpremie voor particulier verzekerden en het effect van de verhoging van de algemene heffingskorting voor de partner.

Bovenstaande punten geven een voorbeeld van de mogelijke spreiding in het beeld (door bijvoorbeeld hoger dan gemiddelde premiemutaties, of een extra hoge of lage werkgeversbijdrage), maar zijn niet representatief voor het totale beeld.