Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
DEN HAAG
Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
Datum1 februari 2006AuteurMw. drs. B. M. Karel
KenmerkDIE-129/2006Telefoon070 348 48 76
Blad1/2Fax070 348 40 86
Bijlage(n)6E-maildie-in@minbuza.nl
BetreftInformatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen
C.c.
Zeer geachte Voorzitter,
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zes fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
1. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Een nauwer partnerschap tussen de Europese Unie en Latijns Amerika
2. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: EU-strategie voor de aanpak van het tekort aan gezondheidswerkers in ontwikkelingslanden
3. Proposal for a Council Regulation repealing Regulation (EEC) No 4056/86 laying down detailed rules for the application of Articles 85 and 86 to maritime transport, and amending Regulation (EC) No 1/2003 as regards the extension of its scope to include cabotage and international tramp services (Nederlandse versie niet beschikbaar.)
4. Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions on Public-Private Partnerships and Community Law on Public Procurement and Concessions (Nederlandse versie niet beschikbaar)
5. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken
6. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad Bestrijding van mensenhandel een geïntegreerde benadering en voorstellen voor een actieplan
De Staatssecretaris voor Europese Zaken,
Atzo Nicolaï
Fiche 1: Mededeling inzake een nauwer partnerschap tussen de EU en Latijns Amerika
Titel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Een nauwer partnerschap tussen de Europese Unie en Latijns Amerika
Datum Raadsdocument: 26 januari 2006
Nr Raadsdocument: 5723/06
Nr. Commissiedocument: COM(2005) 636
Eerstverantwoordelijk ministerie: Buitenlandse Zaken i.o.m. EZ, LNV, FIN, OCW, SZW en JUST
Behandelingstraject in Brussel: COLAT/AMLAT, Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB).
De mededeling is inmiddels twee maal besproken in de raadswerkgroep COLAT/AMLAT. Het Voorzitterschap streeft naar (voornamelijk procedurele) Raadsconclusies tijdens de RAZEB van 27 februari 2006 ( s A-punt). Tijdens de RAZEB van 31 januari 2006 zal de Commissie de mededeling aan lidstaten presenteren.
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De Commissie ziet het netwerk van associatieovereenkomsten (inclusief over vrijhandel), politieke en sectorale dialogen, investeringsbevordering, hulp en samenwerking (voor lage-, alsmede lage middeninkomenslanden) en de vergroting van wederzijds begrip door onderwijs en cultuur als de kern van een strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en Latijns-Amerika. Met de voorliggende mededeling wil de Commissie een nieuwe impuls geven aan het partnerschap. Deze strategie, die een voortzetting is van het beleid zoals uitgedragen tijdens EU-LAC-top te Guadalajara in 2004, en zoals herbevestigd tijdens de Ministeriële Bijeenkomst EU-Rio-Groep in mei 2005, wordt in de mededeling op genoemde terrreinen meer in detail uitgewerkt. Ook doet de Commissie een aantal aanbevelingen, waarvan implementatie van alle betrokken actoren zal afhangen.
De mededeling stelt tevens de kaders van de Commissie-ontwikkelingsstrategie voor de regio, welke in de Commissie-programmering van 2007-2013 is geïntegreerd.
De Commissie nodigt Raad en Parlement uit de aanbevelingen te bekijken, en stelt voor dat het document wordt besproken met de Latijns-Amerikaanse partners. Het document dient als 'food for thought' en als stimulans voor discussie tussen de EU en Latijns-Amerika.
De aanbevelingen van de Commissie bestrijken een breed scala van onderwerpen. Zo stelt de Commissie een versterking voor van politieke dialogen en wil het een gunstiger handels- en investeringsklimaat creëren voor onderlinge economische uitwisselingen door bijvoorbeeld versterking van het multilaterale handelssysteem en van bestaande associatie-akkoorden, het faciliteren van toegang van Latijns-Amerikaanse bedrijven op de Europese markt en door het versterken van de dialoog over handelsbarrières en de macro-economische dialoog. Ook zal de Commissie de rol van EU-sectoren die actief zijn in de ontwikkeling van de regio stimulerenen trachten het investeringsklimaat voor Europese bedrijven te bevorderen door intensivering van de dialoog over de adoptie van gemeenschappelijke regels en standaarden in verschillende sectoren. Voorts wil de Commissie bijdragen aan het vergroten van stabiliteit en voorspoed door sociale cohesie in alle acties in het kader van het partnerschap te benadrukken, door het bevorderen van democratisch bestuur en door het opzetten van een Euro-Latino Parlementaire Vergadering. Daarnaast zullen versterking van veiligheid (vooral strijd tegen drugs), het bemoedigen van regionale integratie en duurzame ontwikkeling, het bevorderen van de onderlinge verbondenheid via infrastructurele netwerken en gezamenlijke actie op het gebied van conflictpreventie en crisismanagement evenzeer bijdragen aan meer stabiliteit en voorspoed in de regio. Tot slot zet de Commissie in op effectievere samenwerking en het vergroten van de onderlinge verstandhouding. Dit zal vorm moeten krijgen door zorgvuldiger identificeren van de doelstellingen voor hulp en ontwikkelingssamenwerking, gebruik maken van de specifieke rol van de grotere, meer invloedrijke landen in Latijns-Amerika, het opzetten van een gezamenlijk domein voor hoger onderwijs en het verbeteren van de zichtbaarheid van beide regio's, bijvoorbeeld door middel het organiseren van culturele activiteiten.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., het betreft een mededeling.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Strikt genomen niet van toepassing, het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan, luidt het oordeel: positief. De mededeling bestrijkt een dermate groot aantal onderwerpen en is in dit stadium nog onvoldoende uitgewerkt ten aanzien van de verdeling van competenties, dat niet voor de strategie in zijn geheel kan worden bepaald of subsidiariteit positief of negatief moet luiden. Op bepaalde deelterreinen zal echter wel degelijk in de gaten moeten worden gehouden of deze door de gemeenschap, dan wel beter door de Lidstaten kan worden uitgevoerd (hierbij valt te denken aan de politieke dialogen en gezamelijke actie op het gebied van conflictpreventie en crisismanagement). Een aantal onderwerpen behoort echter wel tot de exclusieve competentie van de Gemeenschap (bijvoorbeeld het afsluiten van vrijhandelsakkoorden).
Proportionaliteit: Strikt genomen niet van toepassing, het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan, luidt het oordeel: positief. Een mededeling is een geschikt rechtsinstrument voor de uitwerking van het partnerschap van de EU met Latijns-Amerika.
Consequenties voor de EG-begroting:
Aangezien het voorliggende document een mededeling is en geen concrete voorstellen bevat, zijn er vooralsnog geen consequenties voor de EG-begroting. Wel kan worden verwacht dat bij de verdeling van de EU-gelden voor deze regio de prioritering door de Commissie invloed zal hebben op de begroting. Bij deze verdeling zal Nederland benadrukken dat het voorstander is van een grotere armoedefocus van EG ODA-middelen, d.w.z. dat een hoger percentage van het te besteden geld (dan nu het geval is) gaat naar de allerarmste landen, en veel minder geld wordt besteed aan rijkere middeninkomenslanden.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: n.v.t.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.
Consequenties voor ontwikkelingslanden:
In de mededeling wordt voorgesteld om in het Commissie-ontwikkelingsprogramma 2007-2013 het grootste gedeelte van armoedeverminderingsfondsen (bestemd voor deze regio) te besteden aan lage inkomenslanden, inclusief lage middeninkomenslanden.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland verwelkomt de Commissie mededeling. Het stuk is gebalanceerd en Nederland ondersteunt de uitwerking van de strategie en aanbevelingen door de Commissie..
T.a.v. het onderdeel Ontwikkelingssamenwerking: Nederland is voorstander van grotere armoedefocus van EG ODA-middelen, dus meer fondsen naar de allerarmste landen. Binnen de groep middeninkomenslanden dienen de fondsen dus ook gericht zijn op de (aller-)armsten. M.b.t. de hogere middeninkomenslanden zal meer met leningen dan schenkingen gewerkt moeten worden.
Wat betreft het onderdeel Armoedebestrijding zal Nederland erop wijzen dat werkgelegenheid een grote rol moet spelen bij de bestrijding van armoede. "Decent work" is de meest duurzame manier om armoede te bestrijden. Tijdens de VN-Top in september 2005 is het belang van "decent work as a global goal" in de strijd tegen armoede unaniem door regeringsleiders benadrukt. Deze stellingname wordt ook in internationale fora door de EU uitgedragen.
Inzake Onderwijs zal Nederland benadrukken dat het aantrekken van docenten en studenten op zich een goed streven is, maar dat het wel moet gaan om kwaliteit en niet zozeer om kwantiteit.
Fiche 2: Mededeling: EU-strategie voor aanpak van tekort aan gezondheidswerkers in OS-landen
Titel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: EU-strategie voor de aanpak van het tekort aan gezondheidswerkers in ontwikkelingslanden
Datum Raadsdocument: 14 december 2005
Nr Raadsdocument: 15774/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 642
Eerstverantwoordelijk ministerie: Buitenlandse Zaken i.o.m. VWS, FIN en IPO
Behandelingstraject in Brussel: RWG OS, RAZEB (april 2006)
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
In mei 2005 werd de mededeling "A European Programme for Action to Confront HIV/Aids, Tuberculosis and Malaria through External Action" (COM(2005) 179) aanvaard. In deze mededeling wordt het gebrek aan gezondheidspersoneel geïdentificeerd als één van de grootste obstakels voor effectieve bestrijding van de genoemde ziektes. De Raad vroeg tijdens haar vergadering op 24 mei 2005 om een mededeling die zich specifiek richt op mogelijke antwoorden op de personeelscrisis in de gezondheidssector. Met betreffende mededeling voldoet de Commissie aan het verzoek van de Raad.
De personeelscrisis in de gezondheidssector heeft globale dimensies. Meer dan 75 landen beschikken over minder dan de minimumstandaard van 2,5 gezondheidswerkers per 1000 inwoners. Deze crisis is met name ernstig in Afrika. De onderliggende oorzaken zijn complex, en omvatten onder meer onvoldoende training, slechte arbeidsomstandigheden en onevenwichtige distributie van gezondheidswerkers. De HIV/Aids epidemie versterkt deze factoren en leidt bovendien tot een grotere vraag naar zorg, met name in Afrika. De grote mobiliteit van gezondheidswerkers draagt verder bij aan de crisis. Deze mobiliteit heeft vele facetten, van ruraal naar urbaan, van publieke naar private sector, naar de naburige landen en naar rijker landen in het Noorden. Twee eerdere mededelingen van de Commissie gaan specifiek in op migratie en ontwikkeling. De huidige mededeling bouwt voort op deze eerdere mededelingen.
De mededeling beoogt het kader te vormen voor een gecoördineerde en coherente respons van de Europese Unie en de Commissie gedurende het decennium van 'action on human resources' dat tijdens de World Health Assembly in mei 2006 gelanceerd zal worden.
Mogelijke terreinen voor Europese actie zijn gebaseerd op de principes van nationaal ownership en leiderschap. Naast acties op landenniveau zullen ook acties op regionaal en mondiaal niveau nodig zijn. Acties op landenniveau omvatten:
· Opnemen van personeelskwesties in nationale strategieën voor armoedebestrijding en de gezondheidssector;
· In kaart brengen van de personeelssituatie op landenniveau en versterken van de capaciteit voor beleid en management van personeel;
· Inhoudelijke en financiële ondersteuning van nationaal personeelsplannen, onder meer via directe en sectorale budgetsteun.
De mogelijkheden voor acties op regionaal niveau verschillen per regio. Waar mogelijk zal worden voortgebouwd op bestaande regionale processen. In Afrika zal nauw worden samengewerkt met relevante initiatieven van NEPAD en de Afrikaanse Unie.
Op mondiaal niveau worden verschillende acties geïdentificeerd. Onder meer wil de Commissie een workshop organiseren met lidstaten om te komen tot een gezamenlijke Europese positie. Als deel van dat proces zal worden gekeken naar de mogelijkheden om te komen tot EU steun aan een mondiale 'Code of Conduct on Ethical Recruitment'. Enkele lidstaten, waaronder het VK, hebben al een dergelijke overeenkomst die actieve rekrutering van gezondheidspersoneel in bepaalde landen beperkt. Ook zal bekeken worden hoe planning en management van gezondheidspersoneel in de EU zelf verbeterd kan worden; zodat kwalitatief goede zorg geleverd kan worden zonder dat EU lidstaten bijdragen aan het verergeren van de crisis in ontwikkelingslanden. Met de diaspora zal overlegd worden of er mogelijkheden bestaan om beter gebruik te maken van de gezondheidswerkers in deze groep, bijvoorbeeld door hen op tijdelijke basis in te zetten in hun land van herkomst. Waar mogelijk zal de Commissie aansluiten bij bestaande initiatieven, waaronder activiteiten met VN organisaties zoals WHO en ILO.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., het betreft een mededeling.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t., het betreft een mededeling.
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t., het betreft een mededeling.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Strikt genomen niet van toepassing, het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan, luidt het oordeel positief. Naast activiteiten die individuele lidstaten kunnen ontplooien op dit terrein ziet de Commissie voor zichzelf met name een coördinerende rol, met name ten aanzien van activiteiten op regionaal en mondiaal niveau. De activiteiten van de Commissie vormen dus een nuttige aanvulling op het beleid van de lidstaten.
Proportionaliteit:
Strikt genomen niet van toepassing, het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan, luidt het oordeel positief. Implementatie van deze mededeling zal niet resulteren in algemeen verbindende regelingen. Ook de discussies over een mondiale 'Code of conduct for ethical recruitment' zullen niet tot overeenkomsten met een juridisch bindend karakter leiden. Er wordt dus voldoende ruimte aan de lidstaten gelaten.
Consequenties voor de EU-begroting: geen.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:geen. In het vervolgtraject zal onder meer gesproken worden over de Europese inzet ten aanzien van een mondiale 'Code of conduct for ethiccal recruitment'. Indien de lidstaten besluiten tot een krachtige Europese inzet op dit gebied zou dat tot beperkingen kunnen leiden voor de rekrutering van gezondheidspersoneel buiten Europa. Voor Nederland is dit echter een beperkte factor en de personele consequenties zullen zeer beperkt zijn.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: de mededeling heeft geen formele implementatietermijn. Wel wil de mededeling het kader vormen voor een gecoördineerde en coherente inzet van de EU en de Commissie gedurende het decennium voor 'action on human resources' dat in 2006 zal starten.
Consequenties voor ontwikkelingslanden:
De personeelscrisis in de gezondheidssector is voor veel ontwikkelingslanden, met name in Afrika, een belangrijk knelpunt dat de mogelijkheden om kwalitatief goede zorg te verlenen ernstig beperkt. Voor een deel liggen oplossingen op landenniveau nationaal 'ownership' en leiderschap is dan ook een fundamentele voorwaarde. Donoren, waaronder de EU kunnen daar een ondersteunende rol hebben zowel wat betreft het vergroten van de capaciteit als wat betreft het verschaffen van meerjarige en voorspelbare financiering. Deels zijn de problemen echter landenoverstijgenden kunnen alleen op regionaal en mondiaal niveau worden opgelost. De aanpak zoals beschreven in deze mededeling is adequaat en gaat op deze verschillende facetten in. Zowel nationale overheden als regionale politieke fora hebben de problematiek van de personeelscrisis in de gezondheidssector erkend. Er is een duidelijk draagvlak om tot oplossingen te komen.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland verwelkomt de mededeling, die goed voortbouwt op eerdere mededelingen over gelieerde thema's. De voorgestelde activiteiten sluiten grotendeels aan bij bestaande processen en fora. De mededeling is opportuun en adequaat.
De effecten van globalisering op gezondheid zijn duidelijk zichtbaar waar het infectieziekten betreft recente epidemieën van SARS en vogelgriep, maar ook de HIV en TB epidemie, tonen aan dat infectieziekten zich razendsnel over de wereld kunnen verspreiden. Het verbeteren van de gezondheidszorg in ontwikkelingslanden heeft naast een algemeen en humanitair belang, ook een duidelijk eigen belang voor Europese landen, waaronder Nederland. De personeelscrisis in de gezondheidssector belemmert een effectieve dienstverlening; creatieve oplossingen voor deze problemen zijn noodzakelijk. Nederland ondersteunt de gezondheidssector in twaalf partnerlanden en is in verschillende van deze landen een actieve partner in de discussies over de personeelscrisis. Nederland zal de komende jaren ook meer actief worden in de regionale en mondiale discussies over deze problematiek. De mededeling komt op een opportuun moment, aan het begin van het decennium over 'action on human resources' en geeft een adequaat kader waarbinnen ondersteunende activiteiten ontplooid kunnen worden. Nederland zal zich inzetten om in ieder geval, op korte termijn een Europese 'Code of conduct for ethical recruitment' te ontwikkelen.
Fiche 3: Publiek-Private Samenwerking en Gemeenschapsrecht t.a.v. aanbesteden en concessies
Titel:
Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions on Public-Private Partnerships and Community Law on Public Procurement and Concessions (document niet in het Nederlands beschikbaar)
Datum Raadsdocument: 17 november 2005
Nr Raadsdocument: 12303/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 569
Eerstverantwoordelijk ministerie: EZ in nauwe samenwerking met VROM en FIN i.o.m. V&W, DEF, BZ, BZK, JUST, VWS, LNV, OCW en VNG en UvW
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Aanbesteden, Raad voor Concurrentievermogen
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Deze mededeling presenteert de beleidsopties die volgen uit de consultatie van overheden en het bedrijfsleven in Europa naar aanleiding van het groenboek PPS. In het groenboek presenteerde de Commissie vraagstukken over het recht inzake overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten ten aanzien van Publiek-Private Samenwerking (PPS), om een discussie in gang te zetten over de toepasbaarheid van het Gemeenschapsrecht op PPS.
In het Groenboek maakt de Commissie onderscheid tussen strikt contractuele PPS, waarbij samenwerking tussen de publieke en private sector op een contract berust én geïnstitutionaliseerde PPS, waarbij de publieke en private sector in een afzonderlijke rechtspersoon samenwerken.
Ten behoeve van de analyse van dit groenboek gaat het derhalve om het gemeenschapsrecht inzake de navolgende aandachtsgebieden:
Groenboek PPS overheidsopdrachten
concessies
contractuele PPS
xx
geïnstitutionaliseerde PPS
xx
In deze mededeling worden twee beleidsopties gepresenteerd, die als doel hebben om effectieve concurrentie te waarborgen, zonder dat dit ten koste gaat van de flexibiliteit die nodig is bij innovatieve en complexe projecten. Het gaat nadrukkelijk om beleidsopties, want er moet nog een 'impact assessment' gedaan worden in het kader van het 'Betere Regelgeving' programma, waaruit zal blijken of de plannen doorgang kunnen vinden en in welke vorm dit dan zal zijn. De beleidsinstrumenten die de Commissie in deze mededeling voorstelt zijn de interpretatieve mededeling op het gebied van geïnstitutionaliseerde PPS en nieuwe regelgeving voor concessie-verlening:
Mededeling Europese Commissie overheidsopdrachten
concessies
contractuele PPS
-regelgeving
geïnstitutionaliseerde PPS
interpretatieve mededeling-
1. Regelgeving voor Concessie verlening.
In navolging van de interpretatieve mededeling van april 2000, wil de Commissie regelgeving gaan maken om de toepassing van de algemene beginselen van het EG-Verdrag bij het verlenen van concessies te concretiseren. Bij de consultatie is naar voor gekomen dat toenemende rechtszekerheid en effectieve concurrentie het gebruik van PPS zullen stimuleren. De huidige interpretatieve mededeling biedt niet genoeg rechtszekerheid en duidelijkheid. De Commissie verwacht ten aanzien van rechtszekerheid niet voldoende verbeteringen te kunnen realiseren middels wijzigingen in de interpretatieve mededeling, daarom is nieuwe regelgeving nodig. Deze regelgeving dient betrekking te hebben op zowel werken als diensten. Hoewel het wetgevings-voorstel pas zal worden vormgegeven na een uitvoerige impact assessment, meldt de Commissie alvast dat het regels zal bevatten over de aankondiging en de selectie van concessiehouders, op basis van objectieve en non-discriminerende criteria. De regels zullen uitgaan van een gelijke behandeling voor alle deelnemers aan de concessie verlening.
2. Interpretatieve mededeling voor aanbestedingen bij geïnstitutionaliseerde Publiek-Private samenwerkingen
Geïnstitutionaliseerde Publiek-Private samenwerkingsprojecten zijn projecten waarbij de publieke en private sector in een afzonderlijke rechtspersoon samenwerken. Het gaat om ondernemingen die deels in publieke en deels in private handen zijn om publieke diensten te verlenen. Uit de consultatie is niet gebleken dat betrokkenen behoefte hadden aan regelgeving op het gebied van deze vorm van PPS. De Commissie beschouwt een interpretatieve mededeling daarom op dit moment als het beste instrument om concurrentie aan te moedigen en meer rechtszekerheid te scheppen. Een interpretatieve mededeling zal volgens de Commissie voorzien in de benodigde aansturing zonder innovatie in de weg te staan. Deze mededeling moet vooral verheldering bieden over hoe de aanbestedingsregels gebruikt dienen te worden bij 'public-private entities' die diensten van algemeen (economisch) belang verrichten én over de deelname van private bedrijven in bestaande publieke organisaties die dergelijke taken verrichten. Het gaat er volgens de Commissie om dat er gewaarborgd wordt dat de aanbestedingen bij PPS niet strijdig zijn met het Gemeenschapsrecht.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., betreft een mededeling.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t., betreft een mededeling.
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t., betreft een mededeling.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Strikt genomen niet van toepassing, het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan, luidt het oordeel: nog nader te bepalen
De Europese aanbestedings- en concessieregels zijn bedoeld om een Europese interne markt te creëren, waarin zowel een vrij verkeer van goederen, diensten en personen gewaarborgd is, als waarin de fundamentele principes van gelijke behandeling, transparantie en wederzijdse erkenning geborgd zijn. De Commissie is bevoegd op te treden op het gebied van Europees aanbesteden en concessieverlening, omdat deze terreinen directe invloed hebben op de interne markt.
Met de subsidiariteitstoets wordtevenwel nagegaan of de doelstellingen van het door de Commissie voorgestelde optreden onvoldoende door de lidstaten zelf kunnen worden verwezenlijkt. Nederland is - evenals de Commissie - van mening dat dit afhankelijk is van de inhoud van het voorstel. De Commissie heeft in de mededeling aangegeven deze subsidiariteitvraag nog niet te kunnen beantwoorden, omdat de inhoud van de voorstellen nog niet is vastgesteld (dit gebeurt pas na impact assessment). Derhalve moet vooralsnog worden geconcludeerd dat de subsidiariteitsvraag nog nader bepaald moet worden.
Proportionaliteit: Strikt genomen niet van toepassing, het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan, luidt het oordeel: twijfelachtig.
Ten aanzien van het voorstel tot regelgeving voor het verlenen van concessies is Nederland op dit moment niet overtuigd van de noodzaak daarvan en is derhalve geen voorstander van nieuwe regelgeving. De huidige Europese regelgeving biedt naar de mening van de Nederlandse overheid voldoende mogelijkheden en is ook voldoende duidelijk. Er is reeds een (vrij flexibele) regeling voor concessies voor openbare werken (titel III van richtlijn 2004/18) en artikel 17 van richtlijn 2004/18 bepaalt dat concessies voor diensten uitgesloten zijn van die richtlijn. Richtlijn 2004/18 is minder duidelijk over de reikwijdte van aanbestedingsregels t.a.v. openbaar vervoer (als dienst); Nederland verwacht echter dat helderheid wordt geschapen in een toekomstige Verordening inzake openbare dienstcontracten voor vervoer (public services).
Nederland staat in beginsel positief tegenover de interpretatieve mededeling op het gebied van geïnstitutionaliseerde Publiek-Private samenwerkingen. Het inzicht in de toepasselijkheid van het Gemeenschapsrecht in het kader van geïnstitutionaliseerde PPS-projecten is in Nederland toegenomen op decentraal niveau. Meer duidelijkheid omtrent de bestaande Europese regels en hoe beginselen vertaald dienen te worden op het gebied van de geïnstitutionaliseerde PPS constructies is daarom wenselijk, mits het niet ten koste gaat van de flexibiliteit van de aanbesteding. De Nederlandse regering ziet in aanvulling daarop op dit moment geen noodzaak voor nieuwe regelgeving.
Consequenties voor de EU-begroting: geen.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
Het is niet ondenkbaar dat als tot de ontwikkeling en vaststelling van de voorgestelde regelgeving wordt besloten, dit financiële gevolgen zal hebben voor de aanbestedende diensten. Additionele kosten als gevolg van deze regelgeving bij het aanbesteden van projecten in PPS, zullen ten laste komen van de aanbestedende diensten.
Nieuwe regelgeving zal voorts van invloed zijn op de (administratieve) lasten voor ondernemers (afhankelijk van de concretisering van de voorstellen misschien ook voor speciale sector-bedrijven).
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):
Indien er nieuwe regels worden vastgesteld voor concessieverlening voor (openbare) werken en voor diensten, dan zal dit in de aanbestedingsregelgeving van EZ geïmplementeerd moeten worden. De bestaande aanbestedingsregels zullen moeten worden aangepast. Voorts kunnen deze regels, afhankelijk van de inhoud en reikwijdte van de regels, van invloed zijn op de regels (en praktijk) van het Ministerie van V&W ten aanzien van het openbaar vervoer. Het is hierbij van belang dat, ook gelet op de voorgestelde Verordening inzake openbare dienstcontracten op het gebied van vervoer, de Commissie duidelijk maakt welke regels van toepassing zijn op openbaar vervoercontracten en dat deze regels elkaar niet tegenspreken.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t.
Consequenties voor ontwikkelingslanden:geen.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Ten aanzien van regelgeving concessies:
Nederland is vooralsnog geen voorstander van nieuwe regelgeving op het gebied van concessieverlening. In de mededeling van de Commissie is de noodzaak daartoe niet voldoende onderbouwd. Daarnaast is het opmerkelijk dat er niet wordt ingegaan op de bestaande regeling betreffende concessies voor werken in richtlijn 2004/18 of op de in deze richtlijn opgenomen bepaling waarbij concessies voor diensten duidelijk worden uitgesloten van de werkingssfeer van die richtlijn. Er is niet aangegeven of en op welke gronden de huidige regeling betreffende concessies voor openbare werken niet voldoet. Ook heeft de Commissie niet voldoende gemotiveerd waarom wijziging van de bestaande of een nieuwe interpretatieve mededeling geen optie is.
Kortom, Nederland is van mening dat de Commissie haar voorstel tot regelgeving voor het verlenen van concessies beter dient te onderbouwen. Op grond van de huidige mededeling kan Nederland niet inschatten in hoeverre de regelgeving noodzakelijk is in het licht van de naleving van het Verdrag. Daarbij wil Nederland dat er rekening wordt gehouden met bestaande richtlijnen, verordeningen en voorstellen tot verordeningen (bijvoorbeeld de voorgestelde Verordening inzake openbare dienstcontracten op het gebied van vervoer) én met het recht dat voortvloeit uit de beginselen van het Verdrag ( zoals het in het Verdrag geborgde eigendomsrecht). Nederland wil vermijden dat er tegenstrijdige regels worden vastgesteld.
Ten aanzien van interpretatieve mededeling geïnstitutionaliseerde PPS:
Nederland is voorstander van een interpretatieve mededeling indien het gaat om een uitleg van het doel en de reikwijdte van de bestaande regelgeving. Een interpretatieve mededeling met een ruimere inhoudelijke strekking dan de uitleg van bestaande wetgeving is echter niet gewenst. Interpretatieve documenten blijken in de praktijk af en toe een meer regelend karakter te hebben. Dergelijke mededelingen dienen, zolang de behoefte aan regels volgens de daartoe geldende procedures niet is vastgesteld, op voorhand te worden afgewezen.
Tevens dient een interpretatieve mededeling op voorhand te worden afgewezen indien er wel behoefte bestaat aan nieuwe regelgeving en vooruitlopend op, of in plaats van, het doorlopen van de daartoe geldende procedures om die regelgeving vast te stellen, (op voorhand) wordt volstaan met een interpretatieve mededeling. Nederland is van mening dat regelgeving op een democratische wijze tot stand moet komen.
De Commissie gaat in de mededeling uit van een beperkte definitie van PPS. Hieronder vallen niet de vormen van PPS die in Nederland vaak voorkomen, zoals de gebiedsgebonden PPS. Nederland acht het van belang dat een eenduidige, praktisch hanteerbare beschrijving wordt gegeven over wat in Europa onder PPS moet worden verstaan.
Bij gebiedsgebonden PPS is vaak sprake van geïnstitutionaliseerde PPS. De Nederlandse regering wil daarom aandacht vragen voor de toepassing van een geïnstitutionaliseerde PPS in het geval van gebiedsontwikkeling. Bij een gebiedsgebonden PPS wordt een gebied integraal ontwikkeld, bijvoorbeeld voor te bouwen woningen, kantoren, winkels alsmede de infrastructuur en groenvoorzieningen. In grote lijnen komt het model er op neer dat de locatie bouw- en woonrijp wordt gemaakt en dat de investeringen, op basis van een sluitende grondexploitatie, worden terug-verdiend bij de verkoop van bouwrijpe grond. Het voordeel van een dergelijk model is dat uit de opbrengsten van de bouwrijpe grond zowel de rendabele als de onrendabele delen kunnen worden gefinancierd. Bij dit model is de gemeente (afgezien van het verstrekken van overheidsopdrachten) niet gebonden aan de aanbestedingsrichtlijnen bij het kiezen van haar PPS partners.
Meer duidelijkheid op het gebied van geïnstitutionaliseerde PPS is wenselijk, mits het niet ten koste gaat van de flexibiliteit van de aanbesteding. Ook bij niet gebiedsgebonden opdrachten zal deze flexibiliteit gewaarborgd moeten worden.
Als onderdeel van devoor 2006 aangekondigdeimpactanalyse acht Nederland het nodig dat de Commissie ten aanzien van de regelgeving concessies alsmede de interpretatieve mededeling geïnstitutionaliseerde PPS precies aangeeft wat het financieel beslag van de toekomstige voorstellen zal zijn. Dit geldt tevens voor de te verwachten gevolgen voor de administratieve lasten voor ondernemers en de gevolgen voor nationale en decentrale regelgeving.Ook zal - bij voorkeur kwantitatief - aangegeven moeten worden wat de maatschappelijke baten van de voorstellen zijn.
Fiche 4: Verordening inzake cabotage en internationaal zeevervoer
Titel:
Proposal for a Council Regulation repealing Regulation (EEC) No 4056/86 laying down detailed rules for the application of Articles 85 and 86 to maritime transport, and amending Regulation (EC) No 1/2003 as regards the extension of its scope to include cabotage and international tramp services (Nederlandse versie niet beschikbaar.)
Datum Raadsdocument: 23 december 2005
Nr Raadsdocument: 16106/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 651
Eerstverantwoordelijk ministerie: EZ in nauwe samenwerking met V&W i.o.m. BZ en FIN
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Concurrentie, Raad voor Concurrentievermogen
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Verordening 4056/86 stelt de lijnvaartconferences, waarin scheepvaartondernemingen (prijs) afspraken maken en de capaciteit verdelen, vrij van de toepassing van de mededingingsregels (art. 81 en 82 van het Verdrag). De Verordening bevat daartoe o.m. een groepsvrijstelling voor lijnvaartconferences van het verbod op mededingingsbeperkende afspraken (artikel 81 EG). Onder voorwaarden kunnen lijnvaartconferences op grond van de verordening gezamenlijk tarieven vaststellen.
Mede omdat de Verordening sinds 1986 nooit geëvalueerd is en de lijnvaart markt grote veranderingen heeft ondergaan heeft de Commissie een herzieningsproces opgestart. Afgelopen jaren heeft uitgebreide consultatie van lidstaten en alle betrokken (commerciële) partijen plaatsgevonden. Dit heeft geresulteerd in het voorliggende voorstel voor een Verordening van de Raad.
De voorgestelde verordening zal alle bepalingen van Verordening 4056/86 intrekken. Daarmee is de groepsvrijstelling voor 'conferences' afgeschaft maar zijn ook de bepalingen m.b.t. cabotage en wilde vaart ingetrokken. Cabotage is zeevervoer dat uitsluitend tussen de havens van eenzelfde lidstaat plaatsvindt. Onder wilde vaart wordt verstaan; niet geregelde maritieme vervoerdiensten (vnml. bulkvervoer). Voorgesteld wordt vervolgens om deze beide sectoren onder de toepassingsregels van het mededingingsrecht onder te brengen door artikel 32 van Verordening (EG) nr 1/2003 te schrappen waarin cabotage en wilde vaart uitgesloten worden van het toepassingsgebied van de verordening.
De Commissie publiceert waarschijnlijk eind 2007 richtsnoeren om uiteen te zetten op welke wijze de mededingingsregels van toepassing zijn op de lijnvaartsector. De Commissie zoekt op deze manier een balans tussen het toepassen van de mededingingsregels en de roep van de sector om duidelijkheid. In de toelichting bij het voorstel geeft de Commissie ook aan dat zij, mede n.a.v. een voorstel door de European Liner Affairs Association (ELAA) om een systeem voor uitwisseling van gegevens op te zetten, voornemens is om overleg met de sector voort te zetten.
Internationaal heeft de intrekking tot gevolg dat de toepassing van het UNCTAD Verdrag inzake een Gedragscode voor lijnvaartconferences onverenigbaar is met de communautaire mededingingsregels. In de Gedragscode hebben ontwikkelingslanden vastgelegd dat zij een groter aandeel krijgen in de geregelde lijnen die in lijnvaartconferences worden afgesproken. Dit heeft tot gevolg dat Verordening (EEG) nr 954/79 (welke de ratificering van de Code door de EU-lidstaten regelt) moet worden ingetrokken. De Commissie zal hiervoor separaat een voorstel indienen.
Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 83 EG
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: advies- (of raadplegings)procedure
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief, het gaat om het afschaffen van een communautaire regeling, dat kan alleen op communautair niveau. Tevens heeft de lijnvaartsector een internationaal karakter, waardoor de EU het geëigende niveau is om mededinging in deze sector te bevorderen.
Proportionaliteit: positief, de verordening wordt afgeschaft. De inhoud van de richtsnoeren die de Commissie voornemens is te publiceren, is nog niet bekend. Bij de bekendmaking zullen de richtsnoeren op subsidiariteit en proportionaliteit worden getoetst.
Consequenties voor de EU-begroting: geen.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Door het afschaffen van de Verordening mogen exploitanten van lijnvaartdiensten in conferenceverband geen kartelafspraken meer maken. Zonder kartelafspraken zullen de gebruikers van de lijnvaartdiensten minder hoeven te betalen en verbetert de kwaliteit van de dienstverlening. Bedrijven zullen ook meer innoveren waardoor de totale welvaart positief wordt beïnvloed, Dit blijkt onder meer uit een openbare achtergrondstudie uit 2005 ('Application of Competition Rules to Liner Shipping', Berlin University of Technology & Institute of Shipping Economics and Logistics)
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):
Nederland heeft het UNCTAD verdrag inzake een gedragscode voor lijnvaartconferences geratificeerd en zal dit verdrag dienen op te zeggen. Als gevolg van de opzegging van het verdrag en intrekking van Verordening 954/79, zal in Nederland de Wet vervoer over Zee, die o.m. uitvoeringsregels van de Code bevat, moeten worden aangepast.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: De verordening treedt in werking op de 20e dag na publicatie in het publicatieblad.
Consequenties voor ontwikkelingslanden:
Het intrekken van Vo 4056/86 zal naar verwachting niet leiden tot schadelijke effecten voor ontwikkelingslanden. Integendeel: De verwachte verlaging van de transportkosten zou de export vanuit ontwikkelingslanden goedkoper en dus aantrekkelijker kunnen maken.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Het voorstel voor de nieuwe Verordening komt tegemoet aan het Nederlandse standpunt dat de lijnvaartsector en de wilde vaart onder het algemene mededingingsregime zou moeten vallen. Het maken van hard-core mededingingsbeperkende afspraken is niet de juiste manier om tegemoet te komen aan de karakteristieken van de markt. Een verstrekkende vrijstelling is niet langer gerechtvaardigd. Bovendien leidt dat tot bovencompetitieve prijzen. Een efficiënt functionerend goederenvervoer is ondermeer te bereiken door een betere marktwerking en gezonde concurrentie tussen slagvaardige ondernemingen die elkaar en hun klanten, de verladers, aanzetten tot uitgekiende vormen van transport.
Met het verdwijnen van de groepsvrijstelling ontstaat er een nieuwe situatie voor de reders. De betrokken ondernemingen moeten wennen aan de nieuwe (juridische) situatie, dit geldt naast de lijnvaart in conferenceverband ook voor cabotage en de internationale wilde vaart. Nederland heeft daarom altijd aangedrongen op richtsnoeren die extra zekerheid moeten bieden over de behandeling van dit deel van de zeevaartsector onder de mededingingsregels en kan zich vinden in het voornemen van de Commissie om richtsnoeren op te stellen. Nederland stelt daarbij wel als voorwaarde dat de Commissie tijdig, zowel voor de lijnvaart als de wilde vaart, met deze richtsnoeren komt en dat de richtsnoeren binnen de werkingssfeer van artikel 81 en 82 van het Verdrag passen. Het overleg met de sector is daarbij van belang mede om na te gaan in hoeverre informatie uitwisseling waarvoor ELAA een voorstel heeft gedaan, binnen de kaders van de mededingingswetgeving valt. Het vastleggen van de al dan niet toelaatbaarheid van diverse aspecten van informatie uitwisseling in richtsnoeren komt ook tegemoet aan de gewenste rechtszekerheid.
Fiche 5: Verordening inzake betekening en kennisgeving van buitengerechtelijke stukken
Titel:
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken
Datum Raadsdocument: 12 juli 2005
Nr. Raadsdocument: 11131/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 305
Eerstverantwoordelijk ministerie: Justitie i.o.m. BZ, FIN, EZ
Behandelingstraject in Brussel: Comité Civiel Recht, Raad Justitie en Binnenlandse Zaken
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Op 31 mei 2001 is de EG-Betekeningsverordening (Vo 1348/2000) in werking getreden. Deze verordening regelt de grensoverschrijdende betekening van stukken.
De verordening voorziet in verzendende en ontvangende instanties die verantwoordelijk zijn voor het betekenen van stukken in een andere lidstaat. Daarnaast is voorzien in rechtstreekse verzending per post naar een andere lidstaat onder de daaraan door elke lidstaat gestelde voorwaarden. Ten slotte voorziet de verordening in een regeling dat de ontvanger van het stuk dit mag weigeren als het niet in de taal van zijn lidstaat is of in de taal van de verzendende lidstaat als hij die begrijpt.
Volgens artikel 24 moest de Commissie uiterlijk 1 juni 2004 met een evaluatierapport komen. Op 1 oktober 2004 is de Commissie na diverse raadplegingen en onderzoeken met een verslag over de toepassing van de verordening gekomen. Daarin kwam een aantal problemen naar voren in de toepassing van sommige bepalingen van de verordening.
Het onderhavige voorstel betreft een herzieningsvoorstel en heeft tot doel de gesignaleerde problemen op te lossen. Zo wordt een vaste termijn van een maand voorgesteld voor de betekening door de ontvangende instantie (artikel 7). Ook wordt de taalregeling van artikel 8 aangevuld in de geest van het arrest van het HvJEG in de zaak Leffler (C-443-03, 8 november 2005). Hierdoor is duidelijk dat herstel mogelijk is bij een weigering van het te betekenen stuk omdat een vertaling ontbreekt. Deze regeling wordt bovendien van toepassing verklaard op de rechtstreekse betekening per post. Ten slotte wordt voorgesteld om voor de grensoverschrijdende betekening een uniform tarief per lidstaat te laten gelden, in plaats van de huidige situatie waarin bijvoorbeeld in Nederland de kosten per deurwaarder en per opdracht in hoogte sterk kunnen verschillen.
Rechtsbasis van het voorstel: artikel 61 (c) en 67 lid 5, 2e gedachtenstreepje.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: co-decisie.
Instelling nieuw Comitologie-comité: nee, hiervoor is al een Comité.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief. De regeling betreft een wenselijke en deels noodzakelijke aanpassing van de huidige EG-Betekenings-verordening. Alleen op communautair niveau is aanpassing van deze Europese verordening mogelijk.
Proportionaliteit: positief. Het voorstel beperkt zich tot het aanbrengen van enkele belangrijke verbeteringen. Het gaat daarom niet verder dan nodig.
Consequenties voor de EU-begroting: geen.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
Enkele lidstaten hebben al aangegeven dat zij de kosten van grens-overschrijdende betekeningen willen schrappen (aanpassing van artikel 11). Als dit idee in de verordening wordt doorgevoerd, kunnen deurwaarders de kosten van hun werkzaamheden bij de betekening van buitenlandse stukken niet meer in rekening van de buitenlandse opdrachtgever brengen. Deurwaarders hebben een wettelijke ministerieplicht. Zij mogen dus niet weigeren om een stuk te betekenen. De vraagt rijst wie in dat geval moet opdraaien voor de kosten van de grensoverschrijdende betekening. Dit zal tezijnertijd in overleg tussen de overheid en de organisatie van deurwaarders besproken moeten worden.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):
Uitvoering bij formele wet (door aanpassing huidige Uitvoeringswet EG-Betekeningsverordening) is noodzakelijk; notificatie gegevens o.g.v. artikel 23 van het voorstel.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: niet in voorstel opgenomen.
Consequenties voor ontwikkelingslanden:geen.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland hecht aan een goede verordening voor de grensoverschrijdende betekening van stukken. De voorgestelde herziening betekent een verbetering ten opzichte van de huidige verordening. Nederland is hierover positief. Nederland onderschrijft de invoering van een uniform tarief voor grensoverschrijdende betekening per land. In het huidige systeem gelden vooral voor betekeningen in Nederland tarieven die per individuele deurwaarder en per individuele betekening kunnen verschillen. De kosten van betekening kunnen uiteenlopen van circa ¤ 100 tot ruim ¤ 400 of meer. Voor verzendende instanties die vanuit het buitenland een Nederlandse deurwaarder vragen om een stuk uit het buitenland in Nederland te betekenen, is dit onvoorspelbaar en vaak erg duur. Frankrijk bijvoorbeeld hanteert voor grensoverschrijdende betekeningen één tarief van ¤ 69. Nederland zou ook met een uniform tarief voor alle lidstaten kunnen leven. Nederland staat ook positief tegen het invoeren van een uniforme regeling van rechtstreekse betekening per post. Afschaffing van de kosten van grensoverschrijdende betekening, zoals sommige landen bepleiten, is voor Nederland niet aanvaardbaar. Op ondergeschikte punten wenst Nederland kleine aanpassingen door te voeren, bijvoorbeeld in de uitwerking van de gevolgen van een weigering het te betekenen stuk aan te nemen omdat dit niet in een taal is die de geadresseerde begrijpt. De uitspraak van het Hof van Justitie van 8 december 2005 (Leffler/Berlin Chemie) geeft op dit punt gedetailleerde aanwijzingen voor een aanvulling van artikel 8 van de Betekeningsverordening.
Daarnaast volgt uit het Haags Programma dat de Commissie met voorstellen moet komen om belemmeringen bij grensoverschrijdend procederen weg te nemen. De grensoverschrijdende betekening wordt daarbij expliciet genoemd. Het gaat dan om harmonisatie van de methoden die gebruikt worden om het stuk aan de geadresseerde ter kennis te brengen. Deze daadwerkelijke betekening of kennisgeving aan de geadresseerde door de ontvangende instantie vindt nu plaats volgens het nationale recht van de geadresseerde. De huidige verordening en ook het voorstel van de Commissie tot herziening regelen slechts hoe verzendende en ontvangende instanties met een te betekenen stuk en met elkaar om moeten gaan. Daarnaast is geregeld dat lidstaten stukken rechtstreeks aan de geadresseerde mogen betekenen of kennisgeven onder door de lidstaat van de geadresseerde gestelde voorwaarden. Nederland zou graag zien dat ook de harmonisatie van de gebruikte betekeningsmethoden bij de herziening wordt meegenomen.
Fiche 6: Mededeling over bestrijding van mensenhandel
Titel:
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad Bestrijding van mensenhandel een geïntegreerde benadering en voorstellen voor een actieplan
Datum Raadsdocument: 25 oktober 2005
Nr. Raadsdocument: 13590/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005) 514
Eerstverantwoordelijk ministerie: Justitie i.o.m. SZW, BZ, BZK, V&W, FIN
Behandelingstraject in Brussel: MDG, Comité Artikel 36 (CATS), Raad Justitie en Binnenlandse Zaken
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De onderhavige mededeling beoogt een versterking te realiseren van de toezegging van de Europese Unie én de lidstaten om mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting of uitbuiting op het gebied van arbeid te bestrijden en te voorkomen en om slachtoffers van mensenhandel te beschermen, te ondersteunen en te rehabiliteren.
Hiertoe stelt de Commissie -als uitvloeisel van het Haags Programma- een integrale aanpak voor die gebaseerd is op de inachtneming van mensenrechten en het wereldwijde karakter van mensenhandel. Deze aanpak vereist een gecoördineerd beleid op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, externe betrekkingen, ontwikkelingssamenwerking, werkgelegenheid, gender equality en non-discriminatie.
Daarnaast wordt in de mededeling aangegeven dat de publiek-private dialoog op dit gebied dient te worden versterkt.
In de mededeling worden drie dimensies van mensenhandel genoemd, te weten de bescherming van mensenrechten, georganiseerde misdaad en illegale migratie. Verder komen de bescherming van de rechten van slachtoffers (met speciale aandacht voor vrouwen en kinderen), de noodzaak van betrouwbare data, en de noodzaak van coördinatie en samenwerking aan de orde. Met betrekking tot genoemde dimensies en thema's worden in de mededeling aan de Unie en de lidstaten aanbevelingen gedaan.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Strikt genomen niet van toepassing, want het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan, luidt het oordeel: Positief. Mensenhandel kent grensoverschrijdende aspecten. Derhalve heeft samenwerking en uitwisseling van kennis en ervaring op bepaalde gebieden zeker meerwaarde. Hierbij kan met name gedacht worden aan gezamenlijk optreden richting mogelijke bronlanden die binnen of buiten de Unie liggen, bijvoorbeeld op het gebied van preventie, voorlichting, onderzoek en terugkeer.
Proportionaliteit: Strikt genomen niet van toepassing, want het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan, luidt het oordeel: Positief. De aanbevelingen laten veel ruimte voor nationale besluiten.
Consequenties voor de EU-begroting: geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen, het betreft hier een mededeling. Mogelijk wel consequenties voor de overheid en het bedrijfsleven door uit de mededeling voortvloeiende wetgeving.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.
Consequenties voor ontwikkelingslanden:
Slachtoffers van mensenhandel zijn ook afkomstig uit ontwikkelingslanden. Een geïntegreerd beleid inzake mensenhandel omvat ook een beleid gericht op preventie in landen van herkomst, alsmede een reïntegratiebeleid. Aan deze aspecten besteedt de mededeling van de Commissie weinig of geen aandacht. De mededeling lijkt vooral gericht op JBZ-samenwerking en laat de externe dimensie, incl. de mogelijkheid van inzet van de externe beleidsinstrumenten van de EU voor preventie en reïntegratie-activiteiten buiten beschouwing. Hieraan zal de Commissie dan ook nog nadere invulling moeten geven.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland is positief over Europese initiatieven op dit terrein.
M.b.t. de aanpak van mensenhandel is voor Nederland één van de eerste prioriteiten de doorgronding van de omvang van het probleem. Nederland verwelkomt dan ook onderdeel VI van de mededeling, m.b.t. betrouwbare gegevens (reliable data), met name het accent dat wordt gelegd op het gebruik van informatie uit verschillende bronnen.
In onderdeel VI wordt verder aangegeven dat deze informatie verzameld en geanalyseerd dient te worden op een centrale plaats op het nationale niveau en dat de lidstaten dienen te beschikken over onafhankelijke instellingen ( zoals een Nationaal Rapporteur Mensenhandel), die deze gegevens verzamelen en analyseren.
Hoewel in de mededeling aangestipt wordt dat niet alle slachtoffers van mensenhandel illegaal zijn, spreekt uit de mededeling toch de invalshoek van illegale migratie en de notie van een grensoverschrijdende problematiek. Feit is echter dat een (aanzienlijk) deel van de slachtoffers mensenhandel legaal het land binnenkomt en er eveneens legaal verblijft. De mededeling lijkt daaraan voorbij te gaan. Dit betekent niet dat er op het gebied van 'binnenlandse' mensenhandel een taak voor de Unie is weggelegd, maar het betekent wel dat de visie op mensenhandel breder dient te zijn.
De Commissie heeft het over structuren en 'legal frameworks'. Hoewel deze zeker een bepaalde waarborg kunnen bieden geldt voor Nederland dat dergelijke structuren en 'legal frameworks' het risico met zich mee kunnen brengen van een grote rigiditeit in het beleid waardoor niet snel op gebleken problemen ingegaan kan worden. Dit betekent dat er per keer bekeken moet worden of structuren en 'legal frameworks' wel de juiste instrumenten zijn.
Het voorstel benadrukt met name de activiteiten van overheidsorganisaties en ngo's. Het voorstel besteedt weinig aandacht aan preventieve maatregelen die het bedrijfsleven, waaronder vervoerders, kunnen en soms al moeten maken om te voorkomen dat ze mensenhandel faciliteren.
Ieder heeft in dit kader een eigen verantwoordelijkheid om aan de wet- en regelgeving voldoen. In voorkomende gevallen kan het echter opportuun zijn normadressanten tegemoet te komen door bijvoorbeeld goede voorlichting en/of tijdelijke subsidies.
Nederland zal de Commissie vragen precies aan te geven wat het financieel beslag van de eventueel uit de mededeling voortvloeiende voorstellen zal zijn.
Nederland is positief over de Europese ontwikkelingen op dit gebied, maar wil de Commissie oproepen een objectieve koers te blijven varen en wil waarschuwen voor voorstellen waarin een onderliggende (negatieve) relatie wordt gelegd tussen het legaliseren van prostitutie en bordelen enerzijds en de bestrijding van mensenhandel anderzijds.
Ministerie van Buitenlandse Zaken