"Heeft de ambtelijke status nog toekomst?"
Op 30 januari 2006 is de bundel Heeft de ambtelijke status nog
toekomst? verschenen. Het is een publicatie naar aanleiding van het
congres over normalisatie rechtspositie overheidspersoneel van de
Stichting Bijzondere leerstoel Arbeidsverhoudingen bij de Overheid
(Albeda leerstoel) aan de Universiteit Leiden. Het congres werd
gehouden op 26 oktober 2005 bij het CAOP in Den Haag. De congresbundel
is op te vragen via de bibliotheek van het CAOP of via 070-3765711.
De Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid (ROP) zal in april 2006
advies uitbrengen over de adviesaanvraag terzake normalisatie
rechtspositie overheidspersoneel. Het kabinetsstandpunt is naar
verwachting eind juni 2006 gereed.
Aandachtspunten voor het (politieke) debat
Prof. mr. L.C.J. Sprengers, bijzonder hoogleraar van de Albeda
leerstoel, vatte na het congres de aandachtspunten ten behoeve van het
(politieke) debat over dit onderwerp samen in een slotbeschouwing die
hieronder is weergegeven:
Tijdens het congres Heeft de ambtelijke status nog toekomst? heeft de
eerste publieke discussie plaatsgevonden over het IBO-rapport
Buitengewoon normaal. Na afloop van het congres kan geconcludeerd
worden dat de toekomst van de ambtelijke status een onderwerp is dat
voldoende stof voor discussie oplevert. Het IBO-rapport heeft lof
ontvangen, omdat het de aspecten in kaart brengt die een rol spelen
bij het beantwoorden van de vraag of het mogelijk is de ambtelijke
status af te schaffen. Maar er is ook de nodige kritiek op het rapport
uitgeoefend, omdat het teveel de voordelen zou belichten en te weinig
de nadelen. De onderzoekscommissie zelf is - met een verwijzing naar
de samenstelling - ook wel getypeerd als een werkgeversclub. Deze
typering is met name gebaseerd op onderdelen van het IBO-rapport,
waarin de noodzaak om de ambtelijke status af te schaffen wordt
onderbouwd met het aanbrengen van veranderingen in de rechtspositie
van ambtenaren of het collectief overleg, zoals het wijzigen van de
functioneel leeftijdsontslagregeling of het afschaffen van het
meerderheidsvereiste.
Herhaaldelijk is tijdens de inleidingen en de sessies de vraag aan de
orde gesteld wat het doel is dat met het afschaffen van de ambtelijke
status wordt nagestreefd? Is dat het uniformeren van het arbeidsrecht,
dan zal met name gekeken moeten worden naar de gevolgen en het
wenselijk geachte stelsel. Is dat doel - expliciet of impliciet - het
aanpakken van de rechtspositie van ambtenaren, dan krijgt de discussie
veel meer een arbeidsvoorwaardelijk karakter: de vrees dat er wat
afgepakt gaat worden. De minister heeft in zijn inleiding aangegeven
dat, als besloten zou worden tot afschaffen van de ambtelijke status,
het zal gaan om een neutrale, technische operatie, waarbij niemand
iets wordt afgepakt.
Uit publicaties als reactie op het IBO-rapport en ook tijdens dit
congres blijkt dat er veel emoties spelen bij een onderwerp als het
afschaffen van de ambtelijke status. Om de besluitvorming over de te
maken keuzes niet op voorhand door die emoties te laten overheersen,
is het van belang duidelijk de doelstellingen te formuleren die bij
het te nemen besluit worden nagestreefd.
Tijdens het congres is met name in de sessies op een aantal
deelaspecten van het thema ingegaan (zie voor hetgeen in deze sessies
naar voren is gebracht, de verslagen in deze bundel). Het doel van de
sessies noch de samenstelling van de deelnemersgroepen was er naar, om
te komen tot eensluidende conclusies over het congresthema. Te
constateren valt dat er over de toekomst van de ambtelijke status zeer
divers wordt gedacht en dat er binnen die verschillende opvattingen
veel nuances blijken te bestaan.
Tijdens het congres, met name in de sessies, zijn een aantal
aandachtspunten naar voren gekomen die van belang kunnen zijn om mee
te nemen bij het komende politieke besluitvormingsproces. Deze
aandachtspunten zijn van belang bij het beantwoorden van de vraag of
de ambtelijke status dient te worden afgeschaft, en - indien wordt
besloten de ambtelijke status af te schaffen - bij de vraag welk
stelsel er dan voor in de plaats moet komen en - indien wordt besloten
de ambtelijke status níet af te schaffen - bij de vraag welke
wijzigingen in het bestaande ambtenarenrecht gewenst zijn. Hieronder
worden de belangrijkste tijdens de sessies genoemde aandachtspunten op
een rijtje gezet.
Rechtsbescherming en ontslagrecht
Tijdens deze sessie is veel aandacht besteed aan de verschillen tussen
het ambtenarenrecht en het civiele recht. Kritiek wordt geleverd op de
duur van de procedures in het ambtenarenrecht, die voor een belangrijk
deel worden veroorzaakt door de duur van de procedure bij de Centrale
Raad van Beroep. Zeker bij ontslagzaken biedt de kortgedingprocedure
bij de bestuursrechter steeds meer de mogelijkheid om op korte termijn
duidelijkheid te krijgen. De mogelijkheid om, vergelijkbaar met de
ontbindingsprocedure in het civiele recht, snel een definitief oordeel
over de beëindiging van een aanstelling te krijgen, wordt met name aan
werkgeverszijde als een gemis gekenschetst. De kritiek op het civiele
arbeidsrecht is echter dat de ontbindingsprocedure vanuit het
perspectief van rechtsbescherming onder de maat is.
Eerste aandachtspunt: er is behoefte, zeker bij ontslagzaken, aan een
snelle procedure maar wel met voldoende ontslagbescherming.
Aan twee specifieke aspecten van het bestuursprocesrecht is aandacht
besteed. Op de juridiserende werking van het besluitbegrip in het
bestuursprocesrecht (zie ook de bijdrage van Naves in deze bundel) is
enige kritiek geuit. Over de functie van de bezwaarprocedure in het
ambtenarenrecht is voornamelijk lof geuit. De bezwaarprocedure wordt
gezien als een belangrijk middel bij de geschiloplossing. Deze vervult
daar een zeeffunctie. De mogelijkheid bestaat om niet alleen de
juridische aspecten erbij te betrekken, maar ook om het besluit vol te
heroverwegen. Bij ontslagprocedures is deze functie van de
bezwaarprocedure gerelativeerd, omdat na het besluit vaak de
stellingen al betrokken zijn en niet meer echt heroverwogen worden.
Tweede aandachtspunt: als al wordt besloten de ambtelijke status af te
schaffen, dan is het nodig de waardevolle aspecten uit het
ambtenarenrecht te behouden. Na een vergelijking van het
ambtenarenrecht met het civiele arbeidsrecht zouden de goede
elementen van beide stelsels opgenomen dienen te worden in een
aangepast arbeidsrecht voor ambtenaren en werknemers in de private
sector.
Op de vraag of afschaffing van de ambtelijke status wenselijk is,
wordt verschillend geantwoord. Daarentegen is er bij het antwoord op
de vraag of bij afschaffing van de ambtelijke status zou kunnen worden
volstaan met het onderbrengen van het ambtenarenrecht in het civiele
arbeidsrecht, eenstemmigheid: nee, daarmee kan niet worden volstaan:
er dienen dan ook wijzigingen in het civiele arbeidsrecht te worden
aangebracht.
Kan een/iedere ambtenaar werknemer zijn?
Uit deze sessie komt naar boven dat de angst voor politieke willekeur
wordt vergroot, wanneer de bescherming van het ambtenarenrecht
wegvalt. De mogelijkheid dat overheidswerknemers bij een
partijwisseling in de politiek, hun functie verliezen zou kunnen
toenemen.
Derde aandachtspunt: indien de ambtelijke status zou worden
afgeschaft, dan is het nodig om in het civiele arbeidsrecht de
mogelijkheid voor ambtenaren op te nemen een beroep te doen op de
grondrechten in de arbeidsverhouding met de overheidswerkgever.
Ook aan de orde komt de vraag of het nodig is om in elk geval voor
bepaalde groepen de ambtelijke status te handhaven. De noodzaak de
onafhankelijke ambtenarenstatus te handhaven wordt onderkend voor de
rechterlijke macht en de zittende magistratuur. De staande
magistratuur kan ook onder het civiele arbeidsrecht worden gebracht.
Ten aanzien van de noodzaak om voor het defensiepersoneel de
ambtelijke status te handhaven, wordt binnen de sessiegroep wisselend
gedacht. Vertegenwoordigers van de militaire vakbonden onderschrijven
de conclusie niet dat ook militairen onder het civiele arbeidsrecht
gebracht kunnen worden. Wel zijn zij bereid de mogelijkheden hiertoe
te bezien.
Vierde aandachtspunt: naarmate voor meer groepen een uitzondering moet
worden gemaakt door voor hen de ambtelijke status te handhaven,
zal een aantal voordelen van het afschaffen van de ambtelijke
status (uniformiteit, deregulering) afnemen.
In deze sessie komt ook de emotionele beladenheid van het onderwerp
normalisering naar voren. Voor vakbonden is het moeizaam om over dit
onderwerp draagvlak bij de achterban te krijgen. Dit heeft onder meer
te maken met het eigene van het ambtenaar zijn, het werken voor het
algemeen belang.
Vijfde aandachtspunt: bij de besluitvorming over het afschaffen van de
ambtelijke status dient aandacht te worden besteed aan de
gevoelsmatige aspecten die vastzitten aan het ambtenaar zijn.
Gesuggereerd is onder meer het invoeren van een gedragscode om aan
dit aspect op een andere manier toch aandacht te besteden...
Op dit moment is integriteit van het ambtelijk apparaat een belangrijk
onderwerp bij de overheid. Integriteit is echter niet alleen bij de
overheid van belang, maar ook in het bedrijfsleven. Mede onder invloed
van de corporate governance, de Code Tabaksblatt, zijn veel werkgevers
in het bedrijfsleven overgegaan tot het opstellen van
integriteitscodes. Bij het afschaffen van de ambtelijke status zal in
wetgeving aandacht moeten worden besteed aan integriteitsnormen,
waarbij aan de orde kan komen in hoeverre deze alleen specifiek voor
de overheid dienen te gelden.
Zesde aandachtspunt: bij het afschaffen van de ambtelijke status
dienen in nieuwe wetgeving integriteitsnormen vastgelegd te
worden.
Collectieve arbeidsovereenkomsten bij de overheid
In deze sessie wordt geconstateerd dat het samenvallen van de
overheidsfuncties van wetgever én werkgever het
CAO-onderhandelingsproces kunnen bemoeilijken, met name als het gaat
om de kabinetssectoren. In deze sectoren valt de loonruimte die er aan
werkgeverszijde is vaak af te leiden uit de begroting, dat is anders
dan in de marktsector. Verdere normalisering zou tot gevolg moeten
hebben dat de politiek zich realiseert dat de werkgeverstaak bij de
overheid nog meer afgezonderd dient te worden van de politieke
besluitvorming. Werkgeversonderhandelaars moeten ruimte krijgen voor
open en reëel overleg.
Zevende aandachtspunt: bij het verder normaliseren dient de scheiding
van taken van de overheid als wetgever en werkgever nog
duidelijker te worden afgebakend. Dit om de overheidswerkgever
voldoende ruimte te bieden in CAO-onderhandelingen.
Aandacht is ook besteed aan een aantal mogelijke gevolgen van een
volledige overgang naar het CAO-recht voor de overheid. Gewezen is op
de mogelijkheid van het afsluiten van rechtsgeldige CAOs met
zogenoemde spookbonden, vakbonden met geen of nauwelijks leden. In dat
verband zouden er eisen kunnen worden gesteld aan de
representativiteit van vakbonden. Verder is in de marktsector de
werkgever gehouden om CAO-akkoorden ook toe te passen jegens
werknemers die geen lid van een vakbond zijn. Deze niet-gebonden
werknemer is echter niet (altijd) gehouden een wijziging te
accepteren. Deze situatie kan voor een deel worden ondervangen door de
CAO te incorporeren in de individuele arbeidsovereenkomst
Achtste aandachtspunt: bij het onder het CAO-recht brengen van het
collectief overleg bij de overheid, moet worden nagegaan of een
aantal problemen die in het CAO-recht aan de orde zijn een
aanpassing van regelgeving vergen.
Ook hier geldt dat bij het afschaffen van de ambtelijke status bekeken
moet worden welke waardevolle elementen in het collectief overleg bij
de overheid behouden kunnen worden. Tijdens de sessie is de vraag
opgeworpen of het overeenstemmingsvereiste - en mogelijk het
meerderheidsvereiste - ook niet voor de marktsector zou moeten gaan
gelden. Daar is tegen ingebracht dat dit op gespannen voet staat met
de vrijheid van onderhandelen, die ten grondslag ligt aan het
CAO-recht. Desondanks verdient deze vraag, alleen al gezien de
tegengestelde meningen over het onderwerp, aandacht. Voorts kent de
overheid een bijzondere voorziening bij patstellingen in het
collectief overleg: de advies- en arbitrageregeling. De vraag is of
deze voorziening zou moeten komen te vervallen bij een overgang naar
het CAO-recht of juist ook voor de marktsector zou dienen te gaan
gelden..
Negende aandachtspunt: nagegaan zal moeten worden of kenmerkende
elementen van het collectief overleg bij de overheid
(overeenstemmingsvereiste, meerderheidsvereiste en advies- en
arbitrageregeling) opgenomen dienen te worden in het CAO-recht of
op andere wijze behouden dienen te blijven.
Voorts is aandacht besteed aan het niet vertegenwoordigd zijn van
overheidswerkgevers binnen de SER en de Stichting van de Arbeid.
Nagedacht dient te worden over de wijze waarop deze werkgevers een
zetel kunnen bezetten. Het wordt wel van belang geacht dat de
overheidswerkgevers, die 1 miljoen werknemers in dienst hebben, ook
een inbreng kunnen hebben in deze belangrijke adviesorganen. Indien
dit via een lidmaatschap van het VNO/NCW of via een rechtstreeks
lidmaatschap van het Verbond Sectorwerkgevers Overheid (VSO) niet te
realiseren is, dan zou ook gedacht kunnen worden aan een nieuwe
werkgeverskoepel waarin het VSO tezamen met organisaties van
werkgevers in de gepremieerde en gesubsidieerde sector zijn opgenomen.
Tiende aandachtspunt: de overheidswerkgevers dienen op een passende
wijze in de SER en de Stichting van de Arbeid vertegenwoordigd te
zijn.
In optie II uit het IBO-rapport wordt voorgesteld om, indien niet tot
volledige normalisatie wordt besloten, het meerderheidsvereiste te
schrappen en de mogelijkheid te creëren om afspraken te maken over het
gelden van arbeidsvoorwaardenregelingen voor een bepaalde tijd. De
kritiek is dat deze voorstellen meer een wensenlijstje van
werkgeverszijde zijn dan het resultaat van een grondige analyse. Als
binnen het bestaande ambtenarenrecht aanpassingen gewenst zijn, dan
kan het ook zinvol zijn om na te gaan welke aanpassingen binnen het
bestaande civiele arbeidsrecht gewenst zijn. Het is goed om bij deze
discussie de situatie te betrekken in landen, zoals Frankrijk, die
geen overeenstemmingsvereiste kennen en waar problemen worden opgelost
via stakingen.
Elfde aandachtspunt: bij aanpassingen van het collectief overleg
binnen het huidige ambtenarenrecht zou moeten worden nagegaan
welke elementen uit het CAO-stelsel kunnen worden overgenomen.
Daarbij kan ook lering worden getrokken uit de keuzes die op dat
punt in andere landen zijn gemaakt.
Heeft de ambtelijke status nog toekomst?
Heeft de ambtelijke status nog toekomst? Deze vraag is tijdens het
congres niet eenduidig beantwoord. Om dat te kunnen is het van groot
belang dat er een (politieke) keuze wordt gemaakt over de na te
streven doelstellingen. Met het congres en deze congresbundel hopen we
een aanzet en het materiaal te hebben aangeleverd voor de komende
besluitvorming.
---
Centrum voor Arbeidsverhoudingen