Erasmus MC
31-01-2006: Parkinson lang niet altijd
herkend
Ruim één op de drie nieuwe gevallen van de ziekte van Parkinson wordt
niet altijd als zodanig herkend. Dit betekent een aanzienlijke mate
van onderdiagnose en waarschijnlijk van onderbehandeling in de
algemene bevolking. Hogere innames van onverzadigde vetzuren en van
vitamine B6 lijken de kans op het ontstaan van Parkinson te
verminderen. Deze conclusies trekt Lonneke de Lau van het Erasmus MC
in haar proefschrift waarop zij op 1 februari 2006 promoveert.
Volgens de huidige cijfers telt Nederland zo'n 50.000 patiënten met de
ziekte van Parkinson. Jaarlijks komen daar zo'n 8.000 nieuwe patiënten
bij. De exacte oorzaak van de ziekte is niet bekend. De klinische
verschijnselen ervan, zoals het trillen bij rust en gestoorde
houdingreflexen, ontstaan door het afsterven van dopamine-
producerende zenuwcellen in de hersenstam. Cijfers tot nu toe zijn
vooral gebaseerd op gecontroleerde patiëntengroepen in ziekenhuizen,
of op bestaande registratiesystemen. De Lau deed voor het eerst
onderzoek naar de ziekte van Parkinson in de algemene bevolking in een
dermate grote omvang en uitgebreide opzet, dat de resultaten ook
daadwerkelijk zijn te vertalen naar de algemene bevolking.
De Lau vond ook dat personen die nog geen lichamelijke verschijnselen
van Parkinson vertoonden, maar wel subjectieve klachten hadden als
stijfheid, trillen, traagheid en een onvast gevoel of vallen, een
significant verhoogd risico hadden om later de ziekte van Parkinson te
ontwikkelen. Mogelijk heeft het gebrek aan dopamine dus al subtiele
verschijnselen tot gevolg vóórdat de kenmerkende Parkinson-afwijkingen
optreden. Een vragenlijst over subjectieve klachten zou in de toekomst
dan ook kunnen helpen om vroege gevallen van de ziekte op te sporen.