Antwoorden op kamervragen van Kalsbeek over het elektronisch kinddossier
Kamerstuk, 30-1-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2652642
30 januari 2006
Antwoorden van staatssecretaris Ross op de vragen van het Kamerlid
Kalsbeek (PvdA) over het elektronisch kinddossier (2050606380).
Vraag 1
Kent u de brief van de projectleider I-JGZ van het Nationaal ICT
Instituut in de Zorg aan de Stichting Thuiszorg IJmond dd. 23-12-2005
(Ref.: GK/pvt/05364)?
Antwoord 1
Ja, die ken ik.
Vraag 2
Is het in die brief gestelde dat het Koplopertraject in de wacht is
gezet waar? Zo ja, waarom is dit traject in de wacht gezet en waarom
is hiervan geen gewag gemaakt in uw brief aan de Kamer van 5-12-2005
(kenmerk PG/OGZ-2640352)? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
In mijn brief van 5 december 2005 heb ik aangegeven dat een
contra-expertise wordt uitgevoerd op het plan van aanpak. Vervolgens
is het besluit genomen het koplopertraject een pas op de plaats te
laten maken. De resultaten van het koplopertraject moeten het
vertrekpunt leveren voor de landelijke invoering. Zodra duidelijkheid
bestaat over het plan van aanpak voor de landelijke invoering kan een
besluit worden genomen over het koplopertraject. De projectleider
I-JGZ heeft de kandidaat-koplopers hierover op 23 december
geïnformeerd.
Vraag 3
In hoeverre is het Koplopertraject van belang als het gaat om een
versnelde aanpak van de knelpunten in de gezondheidsjeugdzorg in het
algemeen en als het gaat om verbetering in de informatie-uitwisseling
binnen en tussen instanties in het bijzonder?
Antwoord 3
Het koplopertraject heeft in het bijzonder een rol bij de verbetering
van de informatie-uitwisseling. Het koplopertraject is een stap in de
richting van de landelijke invoering van het elektronisch kinddossier
in de jeugdgezondheidszorg. Invoering hiervan levert een belangrijke
bijdrage aan verbetering van de informatie-uitwisseling binnen en
tussen instanties. Daarbij wordt aan de ene kant de informatie over
kinderen beter toegankelijk en wordt aan de andere kant voorkomen dat
kinderen buiten beeld raken.
De evaluatie jeugdgezondheidszorg die dit jaar wordt uitgevoerd moet
meer zicht geven op eventuele knelpunten op het terrein van de
jeugdgezondheidszorg in het algemeen.
Vraag 4
Blijft het uw voornemen om de implementatie van het elektronisch
kinddossier te starten via koplopers? Zo ja, wanneer zal hiermee
worden begonnen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Een besluit over de rol van het koplopertraject bij de landelijke
invoering van het elektronisch kinddossier in de jeugdgezondheidszorg
wordt genomen zodra duidelijk is hoe het plan van aanpak voor de
landelijke invoering er eruit gaat zien.
Vraag 5
In hoeverre kan de uitslag van de contra-expertise voor het plan van
aanpak met betrekking tot het elektronisch kinddossier leiden tot een
vertraging in het koplopertraject of een vertraagde invoering van het
elektronisch kinddossier?
Antwoord 5
De rol van het koplopertraject en het bijbehorende tijdpad hangt samen
met de te kiezen invoeringsstrategie. Ik verwacht begin februari de
resultaten van de contra-expertise, dan wordt duidelijk of de
voorgestelde aanpak tot de beoogde resultaten leidt, en de voorgenomen
lanning ook daadwerkelijk gehaald kan worden op verantwoorde wijze.
Vraag 6
Blijft het streven nog steeds om het koplopertraject medio 2006 af te
ronden (zoals verwoord in uw brief (kenmerk PG/OGZ-2640352)? Wat
betekent het in de wacht zetten van het koplopertraject voor dit
streven?
Antwoord 6
Het tijdpad voor het koplopertraject hangt samen met de streefdatum
voor de invoering van het elektronisch kinddossier. Het plan van
aanpak gaat uit van afronding van het koplopertraject in het derde
kwartaal van 2006. Met het oog op invoering van het elektronisch
kinddossier op 1 januari 2007 is het streven om deze termijn te
handhaven, met inbegrip van het gestelde onder punt 5.
Vraag 7
Blijft het streven nog steeds dat vanaf 1 januari 2007 alle
nieuwgeboren kinderen een elektronisch kinddossier hebben? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 7
Ja, dat streven heb ik nog steeds.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport