Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Toespraak tijdens de Ondernemerschapsdag van Wageningen Universiteit en Researchcentrum (WUR)
Toespraak van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dr. C.P. Veerman, uitgesproken door DG mevrouw R.M. Bergkamp, tijdens de Ondernemerschapsdag van WUR op 26 januari 2006 in Wageningen
Nederland heeft alle reden om zijn boeren te koesteren, maar we moeten ze níet in de watten leggen en juist wèl de ruimte geven om hun ondernemerschapskwaliteiten ten volle te benutten.
Dat is in een notendop de boodschap van 'Kiezen voor landbouw'. In deze nota geeft minister Veerman de visie van dit kabinet weer op de toekomst van de agrarische sector in Nederland. Een visie die is gefundeerd op wetenschappelijk onderzoek en op vele gesprekken met betrokkenen uit de sector. De visie is geen klassieke beleidsnota, maar is nadrukkelijk bedoeld als basis voor discussie. Met ondernemers, overheden op alle niveaus, intermediairs en natuurlijk ook met onderwijs en onderzoek.
Vandaag wil ik het graag met u over deze visie hebben. Ik wil u graag vertellen hoe wij bij LNV aankijken tegen het belang van agrarisch ondernemerschap en op de beleidsopgaven die wij daarbij zien voor zowel de overheid als voor de wereld van onderwijs en onderzoek.
Uit de visie blijkt duidelijk dat Nederland een landbouwland is en blijft. Bovendien is de agrarische sector belangrijk voor ons land. Niet alleen omdat de sector zorgt voor voedselproductie en onderhoud van de groene ruimte, maar simpelweg ook uit economisch oogpunt. De agrarische sector houdt zo'n tien procent van onze economie draaiende.
Daar kunnen we trots op zijn en daarom kiest het kabinet ook voor landbouw.
Dit betekent niet dat er niets zal veranderen. Het betekent ook niet dat een perspectiefvolle toekomst zich vanzelfsprekend en gemakkelijk aandient. Er komen tal van ontwikkelingen op de sector af die vragen om veranderingen en die hoge eisen stellen aan het aanpassingsvermogen van de sector. Ondernemers zullen zich opnieuw moeten verbinden met de markt, met de omgeving en met de samenleving. Agrarisch ondernemerschap wordt daarbij van doorslaggevende betekenis. Dát is de rode draad in de visie.
In zijn visie maakt de minister duidelijk dat we er alle reden toe hebben om vertrouwen te hebben in de toekomst. Vrijwel alle sectoren houden een toekomst in ons land. Let wel: dit betekent niet dat alle individuele bedrijven een toekomst hebben. Met name bedrijven in de intensieve veehouderij, de vollegrondsgroenteteelt en in de akkerbouw zullen het niet gemakkelijk hebben. Maar er is geen reden aan te nemen dat deze sectoren zullen verdwijnen. De tuinbouw heeft de beste perspectieven, gezien de marktontwikkelingen en de goede concurrentiepositie. Ook voor de melkveehouderij zijn de vooruitzichten goed, al vragen de vermindering van de Europese ondersteuning en milieuopgaven wel de nodige aanpassingen.
Maar hoe groot de verschillen ook zijn, voor alle sectoren geldt een aantal opgaven. De belangrijkste zijn kostprijsverlaging, product- en procesinnovaties en het behoud van het maatschappelijk draagvlak. Samenwerking tussen primaire bedrijven en een betere afstemming in de keten zijn hiervoor onontbeerlijk.
Om deze opgaven op een goede manier te kunnen vervullen wordt ondernemerschap dé succesfactor voor agrarische bedrijven in de komende jaren. Naast vakmanschap en managementkwaliteiten wordt dit steeds belangrijker. De ontwikkelingen vragen een duidelijke bedrijfsstrategie. Een strategie waarin de eigenschappen en voorkeuren van de ondernemer, samen met de mogelijkheden die het bedrijf biedt, worden gespiegeld aan de ontwikkelingen in de markt en de samenleving. Een strategie met duidelijke doelen als basis voor beslissingen. Dit vraagt keuzes. Ook ondernemers moeten dus kiezen voor landbouw.
Wat mag de agrarisch ondernemers daarbij van de overheid verwachten? Allereerst wil ik iets ten algemene zeggen over de rol van de overheid. Die is namelijk aan het veranderen. Wet- en regelgeving heeft niet altijd het gewenste resultaat en bovendien leiden internationalisering en verdergaande ketenintegratie tot een steeds groter verantwoordelijkheidsbesef bij de ketenpartijen zelf. Het kabinet wil daarom meer verantwoordelijkheid bij burgers en bedrijven zelf leggen en daarmee de concurrentiekracht van de economie versterken. Om Goethe te citeren: 'De enige goede regering is de regering die mensen leert zichzelf te regeren.'
Dat vereist een sfeer van vertrouwen tussen de verschillende partijen. De overheid moet daarbij een betrouwbare partner zijn, bijvoorbeeld door een consistente positie kiezen in de discussie over het internationale en Europese landbouwbeleid. Ook zien we het als onze taak om partijen bijeen te brengen om het eens te worden over maatschappelijke vragen rondom landbouw en voedsel. De strategische dialoog over Voedselkwaliteit is hiervan een recent voorbeeld, net als het maatschappelijk debat over de intensieve veehouderij eerder. Een andere taak van de overheid is het prikkelen van ondernemerschap en innovatie door de administratieve lastendruk te verlichten en regelgeving goed in te richten. En ook het zorgen voor een goed innovatieklimaat door te investeren in kennis en onderzoek is een belangrijke overheidstaak.
Tot en met 2010 investeert LNV jaarlijks zo'n 850 miljoen euro in onderwijs en onderzoek. Met resultaat, want zowel de inhoud als de programmering sluiten steeds beter aan op de praktijk. Het gaat om het verwerven van de juiste kennis én ervoor te zorgen dat die kennis op de juiste plek komt. Kenniscirculatie, dat is waar het om draait. Het gaat om ontwikkeling, verspreiding en toepassing van kennis en om te leren innoveren. Een soort OVO drieluik, maar dan in een modern jasje. Nieuwe verbindingen en vormen van samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid zijn cruciaal bij het opstellen van innovatieagenda's en projecten. Dit geldt ook voor duidelijkheid en transparantie in het huidige woud aan regelingen en instellingen. Daarom wordt gewerkt aan één loket voor innovatievragen en initiatieven. Om kennis beter te laten doorstromen zal de Groene Kenniscoöperatie groeien tot een netwerk van regionale kenniscentra voor ondernemerschap, kennisoverdracht en innovatie.
Zoals ik al heb gezegd is ondernemerschap één van de doorslaggevende factoren voor de toekomst van de landbouw in ons land. De overheid wil dat ondernemerschap graag een duwtje in de goede richting geven. Niet omdat we als overheid op de stoel van de ondernemer willen gaan zitten, maar wel omdat de overheid wil zorgen dat ondernemers hun werk goed kunnen doen. Aan de ene kant door ondernemen makkelijker te maken en het ondernemingsklimaat in het algemeen te verbeteren. Aan de andere kant door de ondernemers van morgen beter voor te bereiden op de uitdagingen van de toekomst middels het onderwijs. Om dit te kunnen doen is het van groot belang kennis te vergaren over ondernemerschap en vooral ook over ondernemers. Daarom is twee jaar geleden het onderzoeksprogramma 'ondernemerschap tussen markt en maatschappij' gestart. In dit programma wordt kennis ontwikkeld over ondernemers. Kennis die tot stand komt mét ondernemers en bedoeld is vóór ondernemers.
Vandaag staan de resultaten van de diverse onderzoeksprojecten uit dit programma centraal. Want kennis ontwikkelen is één ding, kennis circuleren en tot waarde brengen is nog veel belangrijker. De resultaten van onderzoek zijn pas functioneel als ze ook worden gebruikt. Mede daarom is deze ondernemerschapsdag georganiseerd. Vandaag gaan we de resultaten van dit onderzoeksprogramma bekender maken onder betrokkenen in het onderwijs. Ook gaan we beleidsambtenaren die betrokken zijn bij de verschillende deelprojecten deelgenoot maken van de resultaten van het programma als geheel. Natuurlijk kan het vandaag niet meer zijn dan een eerste kennismaking. Een kennismaking waarvan we denken dat die zal uitnodigen tot meer contact en kennisuitwisseling tussen beleid, ondernemers, onderwijs en onderzoek.
Vandaag werken we dus aan een goede basis voor verdere afstemming tussen praktijk en beleid met het oog op een gezonde toekomst. Ik wens u allen niet alleen een leerzame en plezierige dag toe. Maar nog veel meer wil ik u oproepen hetgeen u vandaag opsteekt mee te nemen en toe te passen in uw werk van morgen en overmorgen.
Ik dank u voor uw aandacht.