Mogelijke gevolgen wijziging huursubsidie en hypotheekrenteaftrek onderzocht
Uitgerekend wonen. Een model voor de vraag van huishoudens naar wonen en de
gevolgen van beleidswijzigingen.
· Er is regelmatig discussie over het financiële
overheidsbeleid rond het wonen. Het SCP heeft onderzoek verricht naar
de mogelijke consequenties van beleidswijzigingen voor Nederlandse
huishoudens. Daarvoor is een model opgesteld waarmee kan worden
ingeschat of huishoudens op de langere termijn hun woonsituatie zouden
willen aanpassen aan de nieuwe financiële omstandigheden.
· In 2002 ontvingen huishoudens ruim EUR 9 miljard via de
hypotheekrenteaftrek (EUR 7,6 miljard) en de huursubsidie (EUR 1,5
miljard) van de overheid. Aan de andere kant betaalden ze aan de
overheid ongeveer EUR 6 miljard via de bijtelling eigenwoningforfait,
de overdrachtsbelasting (bij aankoop van een bestaande woning) en de
onroerendezaakbelasting.
· Per saldo ontvangen huishoudens jaarlijks circa EUR 3
miljard van de overheid voor wonen. Maar er zijn grote individuele
verschillen, afhankelijk van inkomen en woonsituatie.
· Ruim de helft van alle huishoudens (3,5 miljoen) is eigenaar
van de woning. De meeste van hen hebben voordeel van de fiscale
regelingen. Gemiddeld gaat het netto om EUR 1.500 per jaar.
· Van de 3 miljoen hurende huishoudens, veelal de lagere
inkomens, ontvangt een derde deel huursubsidie. Gemiddeld bedraagt de
huursubsidie op jaarbasis EUR 1.500.
Voor de huursubsidie en de fiscale regelingen rond de eigen woning
heeft het SCP vijf beleidswijzigingen doorgerekend. Twee daarvan zijn
reeds ingevoerd, drie andere zijn regelmatig in discussie. Op dit
moment bestaan er bij de overheid geen concrete plannen voor invoering
van één van deze drie opties.
Reeds ingevoerde beleidswijzigingen
· De verlaging van de huursubsidie met EUR 12 per maand (met
ingang van 1 juli 2004) had vooral gevolgen voor de laagste inkomens,
waaronder veel 65-plussers, alleenstaande vrouwen en éénoudergezinnen.
Zij passen hun woonsituatie op de langere termijn echter nauwelijks
aan.
· De beperking van de belastingbijtelling voor (bijna)
afbetaalde eigen woningen (Wet Hillen) biedt sinds 1 januari 2005 aan
een vijfde van de huiseigenaren een bescheiden voordeel. Dit zijn
vooral ouderen en lagere inkomens.
Enkele mogelijke beleidswijzigingen
· Het invoeren van marktconforme huren zou voor tweederde van
de huurders een huurverhoging inhouden. Zij moeten dan in plaats van
19% gemiddeld 30% van hun inkomen aan wonen besteden. Op termijn zou
een deel van hen waarschijnlijk veel kleiner willen gaan wonen.
· Een beperking van de fiscale regelingen voor huiseigenaren
(verrekening via uitsluitend het laagste tarief van de
inkomstenbelasting) leidt er op korte termijn toe dat eigenaren
gemiddeld 1% van hun inkomen meer kwijt zijn aan het wonen.
· Het geheel afschaffen van de fiscale regelingen voor
huiseigenaren in ruil voor een algemene belastingverlaging leidt met
name voor hoge inkomens tot een stijging van de woonkosten. Deze
stijging is op de korte termijn gemiddeld 2% van het inkomen. Dit
leidt echter op termijn waarschijnlijk niet tot een daling van het
eigenwoningbezit.
Dit zijn enkele conclusies uit de SCP-publicatie Uitgerekend wonen.
Een model voor de vraag van huishoudens naar wonen en de gevolgen van
beleidswijzigingen die op woensdag 1 februari jl. is verschenen. In
het rapport gaan drs. Michiel Ras, dr. Evelien Eggink, dr. Edwin van
Gameren en drs. Ingrid Ooms nader in op feitelijke en mogelijke
wijzigingen in enkele financiële regelingen van de overheid op het
gebied van de volkshuisvesting. De `mogelijke wijzigingen' vormen geen
onderdeel van het huidige beleid, maar staan wel regelmatig ter
discussie.
Het onderzoek is op eigen initiatief verricht en gaat in op de globale
gevolgen voor groepen huishoudens. Er wordt niet naar individuele
gevallen gekeken.
De beleidswijzigingen hebben gevolgen voor de kosten die huishoudens
maken voor het wonen. Ook wordt gekeken of huishoudens op termijn
groter of kleiner willen gaan wonen. Om deze reacties te kunnen
inschatten is een model ontwikkeld dat de relaties beschrijft tussen
de woonsituatie van de verschillende huishoudens en de financiële
regelingen.
Andere woningen, andere regelingen
De koop- en de huurmarkt zijn verschillende sectoren. Ruim de helft
(54%) van alle woningen in Nederland is een koopwoning. Koopwoningen
zijn vaak groter dan huurwoningen en worden in het algemeen ook
bewoond door de hogere inkomensgroepen. Van de koopwoningen is bijna
een kwart vrijstaand (bij huurwoningen is dit een paar procent), heeft
bijna 90% een tuin (bij huurwoningen 55%), heeft de meerderheid vijf
of zes kamers (bij huurwoningen meestal hooguit vier) en is de
oppervlakte van de kamer gemiddeld zeven vierkante meter groter dan
die van huurwoningen.
Ook de financiële regelingen lopen uiteen. In deze studie zijn de
hypotheekrenteaftrek, de bijtelling eigenwoningforfait en de
huursubsidie onderzocht. Andere instrumenten (zoals de
onroerendezaakbelasting en de overdrachtsbelasting) bleven buiten
beschouwing.
Van de huisbezitters heeft 87% een hypotheek. Via de
hypotheekrenteaftrek (verminderd met de bijtelling eigenwoningforfait)
ontvangen huiseigenaren gemiddeld ongeveer EUR 1.500 per jaar van de
overheid. Dit is het gecombineerde effect van de hypotheekrenteaftrek
(een voordeel voor de eigenaar) en het eigenwoningforfait (een
nadeel). Een derde van de huurders ontvangt huursubsidie. Ook zij
ontvangen gemiddeld EUR 1.500. De huursubsidie komt vooral ten goede
aan de huurders met de laagste inkomens.
Beleidswijzigingen en gevolgen
Voor dit rapport is een selectie gemaakt van beleidswijzigingen rondom
het wonen. De gevolgen hiervan voor de woonkosten van huishoudens en
de kosten voor de overheid zijn onderzocht. Op de langere termijn
zullen huishoudens rekening houden met beleidswijzigingen die
belangrijke kostenveranderingen tot gevolg hebben. Zo zullen zij,
bijvoorbeeld bij hun eerstvolgende verhuizing, groter of beter willen
wonen als de financiële regelingen gunstiger zijn geworden. Ook kan de
afweging tussen kopen en huren dan anders uitvallen. In hoeverre
huishoudens op termijn inderdaad anders zouden willen wonen, is ook
ingeschat. Geen rekening is gehouden met mogelijke veranderingen in
het aanbod ten gevolge van de beleidswijzigingen.
Twee reeds ingevoerde wijzigingen zijn onderzocht:
o verlaging van de huursubsidie
o beperking van het eigenwoningforfait voor (bijna) afbetaalde
eigen woningen (Wet Hillen)
Daarnaast zijn drie mogelijke wijzigingen geselecteerd:
o beperking van de fiscale regelingen voor eigen woningen
o invoering van marktconforme huren
o afschaffing van de fiscale regelingen voor eigenaren in ruil
voor een algemene belastingverlaging
De wenselijkheid van het vijftal beleidswijzigingen was geen onderwerp
van dit onderzoek. Daarbij spelen namelijk ook andere overwegingen dan
de kosten een rol.
Verlaging van de huursubsidie
De huursubsidie is per 1 juli 2004 verlaagd met EUR 12 per maand. De
verlaging trof bijna alle ontvangers van huursubsidie, dus een derde
van alle huurders (bijna 1 miljoen huishoudens).
Gemiddeld geven huurders 20,2% van hun inkomen uit aan wonen. Bij de
ontvangers van huursubsidie is dit 23,2% (inclusief huursubsidie).
Door de verlaging van de huursubsidie (feitelijk de verhoging van de
basishuur) stijgt dit percentage naar 24,5% van hun inkomen. De
maatregel heeft vooral consequenties voor de laagste inkomens,
waaronder veel 65-plussers, alleenstaande vrouwen en éénoudergezinnen.
Op de lange termijn heeft deze maatregel nauwelijks invloed op de
woonsituatie van huurders. De overheid bespaart hierdoor ongeveer EUR
150 miljoen per jaar.
Beperking eigenwoningforfait voor (bijna) afbetaalde woningen
In 2005 is de bijtelling voor de eigen woning voor de belasting
(eigenwoningforfait) komen te vervallen voor eigenaren die hun woning
(bijna) geheel hebben afbetaald (Wet Hillen). Voor de circa 625.000
eigenaren die hiervan profiteren (ongeveer een vijfde van alle
huiseigenaren) daalt hierdoor het aandeel van hun inkomen dat zij aan
wonen besteden van 22,4% tot 21,3%. De overheid ziet de
belastinginkomsten hierdoor met EUR 200 miljoen afnemen. Ook bij deze
beleidswijziging zullen huishoudens hun woonsituatie op de langere
termijn nauwelijks aanpassen.
Naast deze twee reeds ingevoerde wijzigingen zijn de drie volgende
mogelijke wijzigingen doorgerekend.
Beperking hypotheekrenteaftrek en bijtelling eigenwoningforfait
Huiseigenaren verrekenen momenteel hun hypotheekrente en
eigenwoningforfait met het hoogste voor hen geldende belastingtarief.
Dit is uiteraard vooral gunstig voor mensen met een hoog inkomen. Er
is regelmatig discussie over dit systeem. Onderzocht is nu wat de
gevolgen zijn wanneer de verrekening plaats zou vinden tegen het
laagste belastingtarief, dat normaal gesproken alleen voor de lagere
inkomens geldt. Door deze maatregel stijgt voor huiseigenaren het deel
van het inkomen dat zij gemiddeld aan wonen besteden van 19,3% tot
20,1%. Driekwart van alle eigenaren zou door de maatregel worden
getroffen, omdat hun aftrekpost voor de belasting lager wordt. De
belastinginkomsten stijgen hierdoor met bijna EUR 1,5 miljard.
Op de lange termijn wordt (op basis van niet-SCP onderzoek) ingeschat
dat de marktprijs van koopwoningen door de maatregel met 6% kan dalen.
De woonkosten zijn dan weer vergelijkbaar met de huidige renteaftrek
situatie. In het invoeringstraject van zo'n beleidswijziging zullen
waarschijnlijk wel (tijdelijk) compenserende maatregelen nodig zijn.
Invoering van marktconforme huren
In het huurbeleid worden kleine wijzigingen in de richting van meer
marktconforme huren voorgesteld. In deze variant bekijken we een
drastischere maatregel: de bestaande huren worden vervangen door een
markthuur van 5,4% van de WOZ-waarde. Door deze maatregel zou voor
huurders het aandeel van het inkomen dat zij gemiddeld aan wonen
besteden stijgen van 20% tot 26%. In de laagste inkomensgroepen
bedraagt de verhoging meer dan 8 procentpunten. Voor tweederde van de
huurders stijgt de huur. Daardoor stijgen voor hen de woonkosten als
aandeel van het inkomen met gemiddeld 11% procentpunten. Bij de
overige huurders daalt de huur. Door deze maatregel zou per saldo de
huursubsidie met EUR 100 miljoen afnemen.
Op de lange termijn zullen 90.000 huurders (1,5% van alle huurders)
waarschijnlijk liever kopen dan huren. Voor de overige huurders wordt
ingeschat dat ze op termijn een veel kleinere of kwalitatief minder
goede woning zouden wensen. Het is daarbij overigens de vraag of deze
huurwoningen ook daadwerkelijk beschikbaar komen. Het model geeft aan
dat in dat geval de huursubsidie, maar ook de hypotheekrenteaftrek,
elk kunnen stijgen met EUR 100 miljoen (ten opzichte van ongewijzigd
beleid). De overheidsuitgaven zouden dus op de lange termijn niet
dalen, maar juist kunnen toenemen met ongeveer EUR 200 miljoen.
Afschaffing fiscale regelingen huiseigenaren in ruil voor algemene
belastingverlaging
Als meest vergaande variant rond de fiscale regelingen voor
huiseigenaren bestuderen we het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek
en de bijtelling eigenwoningforfait. We hebben dit budgetneutraal
uitgewerkt door er een algemene belastingverlaging voor alle
huishoudens (dus ook huurders) van ruim EUR 900 tegenover te zetten.
Per saldo blijven de overheidsuitgaven dan gelijk. Voor huiseigenaren
stijgt in deze variant het aandeel van hun inkomen dat zij aan wonen
uitgeven met 0,7 procentpunt. Voor jongeren en hogere inkomensgroepen
is de stijging veel groter: gemiddeld 2 tot 3 procentpunt (zij hebben
de grootste hypotheken). Een veel kleinere groep huiseigenaren (lage
inkomens en ouderen) gaat er juist gemiddeld 4 procentpunt op vooruit.
Uiteraard hebben ook de huurders voordeel van de belastingverlaging.
Op de lange termijn wordt (op basis van niet-SCP onderzoek) geschat
dat de marktprijs van woningen fors zal kunnen dalen. In dat geval zal
ook het aandeel van het inkomen dat eigenaren aan wonen besteden naar
verwachting gemiddeld genomen dalen. Onder die omstandigheden bestaat
de kans dat op de lange termijn meer dan 100.000 (vooral oudere)
huishoudens liever kopen dan huren, in vergelijking met de situatie
met ongewijzigd beleid. Het beeld voor de langere termijn is voor de
meeste huishoudens dus gunstig, maar bij het invoeren van een
dergelijke verandering zal er veel aandacht moeten zijn voor een
verantwoord overgangstraject.
Tot slot
Dit onderzoek geeft niet aan of de onderzochte beleidswijzigingen al
dan niet wenselijk zijn. Dat is een politieke keuze. Bij dit alles
dient bedacht te worden dat huishoudens in de huidige omstandigheden
bovendien te maken met een beperkt woningaanbod. De vrijheid om te
bewegen op grond van financiële overwegingen is beperkt. Hoe het
aanbod in de toekomst zal veranderen, valt buiten het bestek van dit
onderzoek. Het onderzoek geeft wel zicht op de kosten en de gewenste
woonsituatie van huishoudens. Daarmee geeft het informatie die bij het
maken van nieuw beleid van dienst kan zijn.
SCP-publicatie 2006/3, Uitgerekend wonen. Een model voor de vraag van
huishoudens naar wonen en de gevolgen van beleidswijzigingen, Michiel
Ras, Evelien Eggink, Edwin van Gameren, Ingrid Ooms, Den Haag, Sociaal
en Cultureel Planbureau, januari 2006, ISBN 90 377 0250 3, prijs EUR
17,50.
De publicatie is verkrijgbaar bij de boekhandel of te bestellen bij
het SCP via fax 070 - 340 7044,
e-mail: bestel@scp.nl of via de web-site: www.scp.nl
Sociaal en Cultureel Planbureau