NVAB, Nederlandse Vereniging voor Arbeid- en Bedrijfsgeneeskunde

Arbo-kerndeskundigen tekenen samenwerkingsconvenant

Op 24 januari jl. ondertekenden de voorzitters van de vier beroepsverenigingen van kerndeskundigen in de arbodienstverlening een samenwerkingsconvenant. Het convenant bekrachtigt de multidisciplinaire samenwerking. De betrokken verenigingen zijn: BA&O (arbeids- & organisatiedeskundigen), NVAB (bedrijfsartsen), NVvA (arbeidshygiënisten) en NVVK (veiligheidskundigen). Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de werkgevers (VNO-NCW) en werknemers (FNV) juichen de nauwere samenwerking toe. Het convenant stimuleert de samenwerking tussen de verenigingen, maar ook tussen de professionals in het veld van werk en gezondheid. De samenwerking moet leiden tot steeds betere dienstverlening aan werkgevers en werknemers. "Het convenant zet een belangrijk kader neer voor concrete, integrale en oplossingsgerichte advisering door de vier disciplines," aldus R. Feringa, directeur Arbeidsomstandigheden op het ministerie van SZW. T. Heerts (vice-voorzitter FNV) en J.W. van den Braak (directeur Sociale Zaken VNO-NCW) onderstrepen het belang van de convenant. Zij menen dat het past in de huidige ontwikkelingen rond arbeidsomstandigheden en dat het getuigt van een juiste toekomstvisie van de vier verenigingen. Behoud van kennis
Aanleiding voor het opstellen van een samenwerkingsconvenant ligt vooral in de snel wijzigende wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden, verzuim en reïntegratie. De verenigingen willen ook in de toekomst integrale, transparante arbozorg kunnen blijven garanderen aan werkgevers en werknemers, zowel bij preventie als reïntegratie. Door een nauwe samenwerking aan te gaan, bewerkstelligen de verenigingen het behoud van de gezamenlijke kennis op het gebied van arbeidsomstandigheden. Marktverkenning
De vier verenigingen maken in het convenant verschillende voornemens. Zij willen onder andere een marktverkenning uitvoeren, met als doel nog meer inzicht te krijgen in de wijze waarop de vraagstukken van werkgevers en werknemers het best van een advies voorzien kunnen worden. Naar aanleiding daarvan kunnen nieuwe vormen van arbodienstverlening ontstaan. Daarnaast willen de vier verenigingen een betere gezamenlijke ondersteuning bieden aan werkorganisaties die (na een inventarisatie van de risico's in de organisatie) plannen voor verbetering van arbeidsomstandigheden en beperking van het verzuim willen maken. De intenties die de basis van het convenant vormen, zijn op dit moment al omgezet in twee concrete projecten. De vier verenigingen hebben al een leidraad voor de RI&E-toets opgesteld, die buiten en binnen arbodiensten gehanteerd zal worden. Door deze leidraad kan bij het toetsen van een RIE-rapport een bedrijfsbezoek vaker achterwege blijven. Ook werken de verenigingen aan een richtlijn Effectieve gehoorbescherming (samen met de arboverpleegkundigen). Deze richtlijn maakt meer methoden voor het voorkomen van gehoorschade beschikbaar voor de praktijk. Download hier het convenant (Word-document, 1 MB). Download hier de speech van R. Feringa (directeur Arbeidsomstandigheden ministerie van SZW). Download hier de speech van T. Heerts (vice-voorzitter FNV). (zie onderaan)

Laatst gewijzigd: 27-01-2006

C o n v e n a n t

De partijen

Beroepsvereniging voor Arbeids- & Organisatiedeskundigen, nader te noemen de BA&O, Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde, nader te noemen de NVAB, Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne, nader te noemen NVvA en Nederlandse Vereniging voor Veiligheidskunde, nader te noemen NVVK

Stellen vast

dat wet- en regelgeving op het gebied van arbo, verzuim en reïntegratie in een zeer hoog tempo wijzigt.

dat werkgevers en werknemers streven naar preventie van verzuim, arbeidsongeschiktheid, beroepsziekten en bedrijfsongevallen en het optimaliseren van de arbeidsomstandigheden.

dat werkgevers en werknemers in toenemende mate verantwoordelijkheid hebben gekregen en genomen voor het beheersen van het ziekteverzuim en WAO-instroom van hun eigen bedrijf.

dat werkgevers en werknemers zich bij hun streven naar beperking van het verzuim en verbetering van arbeidsomstandigheden ook laten ondersteunen door arbeids- & organisatiedeskundigen, bedrijfsartsen, arbeidshygiënisten en veiligheidskundigen.

dat met het in werking treden van de Wet Maatwerk Arbo-dienstverlening per 1 juli 2005 werkgevers, onder voorwaarden, niet langer verplicht zijn aangesloten bij een arbodienst, maar meer mogelijkheden krijgen om te kiezen op welke wijze zij de deskundige hulp bij preventie en reïntegratie in willen richten.

dat de preventieve taken op het gebied van arbeidsomstandigheden door werkgevers voortaan, in principe, in eigen huis moeten worden verricht. De Wet Maatwerk Arbo-dienstverlening introduceert de plicht voor alle werkgevers één (of meer) interne preventiemedewerker(s) aan te wijzen.

dat de Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RIE) voortaan door slechts één van de vier kerndeskundigen hoeft te worden getoetst. Voor bedrijven met ten hoogste tien werknemers vervalt (onder voorwaarden) de toets op het RIE-document.

dat arbeids- & organisatiedeskundigen, bedrijfsartsen, arbeidshygiënisten en veiligheidskundigen bij hun ondersteuning van werkgevers en werknemers de professionele kwaliteit centraal stellen.

dat een multidisciplinaire aanpak bij veel knelpunten op het gebied van arbeidsomstandigheden leidt tot een verhoging van de kwaliteit van het advies, daar waar die knelpunten ter oplossing door werkgevers en werknemers aan arbeids- & organisatiedeskundigen, bedrijfsartsen, arbeidshygiënisten en veiligheidskundigen worden aangeboden.

dat een nauwe samenwerking tussen de BA&O, NVAB, NVvA en NVVK en daarmee de samenwerking tussen de disciplines die zij vertegenwoordigen, een voorwaarde is om de kwaliteit van de advisering op het gebied van preventie en reïntegratie aan werkgevers en werknemers op niveau te houden en, in het verlengde daarvan, op een nog hoger niveau te krijgen.

dat de BA&O, NVAB, NVvA en NVVK steeds vaker door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid her- en erkend worden als overlegpartners voor het beleid op het gebied van preventie en reïntegratie.

dat de BA&O, NVAB, NVvA en NVVK er van overtuigd zijn dat het nog nauwer samenwerken tussen de verenigingen dan nu al het geval is, voor alle verenigingen tot een positieve impuls zal leiden.

Constateren

dat door de deregulering die door de overheid op het gebied van preventie en reïntegratie wordt doorgevoerd de arbeids- & organisatiedeskundigen, bedrijfsartsen, arbeidshygiënisten en veiligheidskundigen meer vanuit hun expertise kunnen adviseren. Dit komt doordat zij minder gebonden zijn in hun advisering aan strakke regels. Deze extra vrijheden brengen met zich mee dat de noodzaak om de kwaliteit van de advisering door professionals te bewaken groter wordt.

dat door de Wet Maatwerk in Arbo-dienstverlening de ondersteuning van werkgevers en werknemers bij vragen op het gebied van preventie en reïntegratie een ander karakter krijgt, doordat de vragen die zij hebben centraler komen te staan. Het marktmechanisme is veranderd van een aanbod- naar vraaggestuurde markt.

dat de vragen / behoeften die bij werkgevers en werknemers bestaan op het gebied van ondersteuning bij preventie en reïntegratie door deze wijziging van het marktmechanisme de aanbieders van dienstverlening voor nieuwe uitdagingen plaatsen.

dat door de Wet Maatwerk in Arbo-dienstverlening nieuwe organisatieverbanden voor advisering op het gebied van preventie en reïntegratie ontstaan, waarbinnen integrale advisering niet altijd gewaarborgd is.

dat door de introductie van de preventiemedewerker de verhoudingen tussen een organisatie en de externe adviseurs op het gebied van arbeidsomstandigheden veranderen.

dat in de Wet Maatwerk in Arbo-dienstverlening de criteria voor het toetsen van de RIE door arbeids- & organisatiedeskundigen, bedrijfsartsen, arbeidshygiënisten en veiligheidskundigen om nadere afstemming tussen de kerndisciplines vraagt.

dat voor de arbeids- & organisatiedeskundigen, bedrijfsartsen, arbeidshygiënisten en veiligheidskundigen bij hun advisering de aandacht zich verder zal verplaatsen van het in kaart brengen van de risico's naar het formuleren van nog concretere plannen van aanpak.

dat bij de vragen van werkgevers en werknemers op het gebied van preventie en reïntegratie de concreetheid en oplossingsgerichtheid van de advisering nog meer aandacht zullen krijgen.

dat de intrinsieke wens van arbeids- & organisatiedeskundigen, bedrijfsartsen, arbeidshygiënisten en veiligheidskundigen om nog meer oplossingsgericht te gaan adviseren, zal leiden tot een verdere verbreding en verdieping van de kennis binnen de verenigingen.

dat door een multidisciplinaire invalshoek te kiezen een stimulans ontstaat voor het ontwikkelen van nieuwe oplossingsrichtingen en nog gedegener begeleiding bij implementatietrajecten.

dat de BA&O, NVAB, NVvA en NVVK bij beleidsvoornemens en/of voorstellen tot wetswijzigingen binnen het arbeidsomstandigheden-domein in hun reactie daarop, door een multidisciplinair standpunt te kiezen, nog beter in staat zijn dergelijke voorstellen van kanttekeningen te voorzien.

Overwegen

dat een gezamenlijk gehouden marktverkenning zal bijdragen aan een beter inzicht in de wijze waarop de vraagstukken van werkgevers en werknemers door arbeids- & organisatiedeskundigen, bedrijfsartsen, arbeidshygiënisten en veiligheidskundigen het meest optimaal van een advies voorzien kunnen worden. Hierdoor zullen nieuwe vormen van aanbod van diensten (kunnen) ontstaan.

dat de kwaliteit van het professioneel handelen van alle deskundigen een positieve stimulans krijgt indien richtlijnen en leidraden die ontwikkeld worden voor het borgen van het professioneel handelen, daar waar dat vanuit de inhoud voor de hand liggend is, gezamenlijk ontwikkeld worden en/of tenminste onderling van commentaar voorzien worden.

dat onderlinge afstemming van officiële standpunten gericht aan werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers, het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de politiek wenselijk is voor die gebieden, waarbij er sprake is van overlappende belangen tussen de verenigingen.

dat een intensievere samenwerking tussen de verenigingen bijdraagt aan een beter begrip voor en inzicht in de werkwijze van de andere disciplines, en zo een stimulans geeft aan de verbreding en verdieping van de kennis van de leden.

Spreken als hun intentie uit

dat zij gezamenlijk een marktverkenning uit (laten) voeren, met als doel nog meer inzicht te krijgen in de wijze waarop de vraagstukken van werkgevers en werknemers door arbeids- & organisatiedeskundigen, bedrijfsartsen, arbeidshygiënisten en veiligheidskundigen het meest optimaal van een advies voorzien kunnen worden.

dat een gezamenlijke verkenning van de multidisciplinaire ondersteuning bij het proces om te komen tot een plan van aanpak, een beter zicht zal geven op de wensen die werkgevers en werknemers hebben om dit traject na de risico inventarisatie zo optimaal mogelijk in te kunnen richten.

dat bij vragen van werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers, het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de politiek, voor zover het vraagstukken betreft met een overlap naar de andere verenigingen, de besturen elkaar daarvan op de hoogte brengen.

dat zij de mogelijkheid die zij van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gekregen hebben om gezamenlijk een leidraad te ontwikkelen voor het toetsen van de RIE op een dusdanige manier vorm zullen geven dat werkgevers en werknemers de toegevoegde waarde van de samenwerking tussen de BA&O, NVAB, NVvA en NVVK in toenemende mate zullen ervaren.

dat zij de mogelijkheid die zij van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gekregen hebben om gezamenlijk een (multidisciplinaire) richtlijn te ontwikkelen voor gehoor en arbeid op een dusdanige wijze invullen, dat voor iedere (kern)discipline de bijdrage vanuit de vereniging aan de richtlijn zichtbaar aanwezig is, waardoor een breder en daardoor kwalitatief betere richtlijn ontstaat dan indien deze monodisciplinair opgesteld zou zijn.

dat de vier verenigingen ook andere gebieden in kaart zullen brengen waarop zij er naar streven om gezamenlijk een leidraad of richtlijn te ontwikkelen.

dat besturen elkaar nog meer betrekken bij de (kennis)ontwikkeling binnen de verenigingen door ondermeer over en weer elkaar uit te nodigen om aanwezig te zijn bij congressen en andere door de verenigingen georganiseerde informatieve bijeenkomsten.

dat er op bestuurlijk niveau minimaal twee keer per jaar overleg plaatsvindt.

dat de vier verenigingen minimaal jaarlijks de effectiviteit van de samenwerking in onderling overleg evalueren en zo nodig bijstellen.

dat waar nodig en mogelijk (ook) op werkgroepniveau afstemming tussen de verenigingen plaats vindt.

dat de besturen van BA&O, NVAB, NVvA en NVVK de leden minimaal twee keer per jaar informeren over de voortgang in de samenwerking tussen de verenigingen.

dat door de verenigingen nagegaan zal worden in hoeverre het mogelijk en wenselijk is om verder uit te werken dat bij- en nascholing ook voor de leden van de andere verenigingen open te stellen. Tevens zal worden nagegaan of het mogelijk en wenselijk is dat accreditatiepunten die behaald zijn met bij- en nascholing die plaats vindt op het gebied van een van de andere drie kerndisciplines, ook binnen de eigen discipline worden erkend in het kader van het versterken van het multidisciplinair samenwerken.

dat moet worden nagestreefd om in de opleidingen ook aandacht te besteden aan samenwerking tussen de kerndisciplines.

Aldus overeengekomen en in viervoud ondertekend te Utrecht op 24 januari 2006

J.M. Touwslager, voorzitter BA&O Mr. P.E. Rodenburg, voorzitter NVAB

Ir. H.J.J.M. Arts, voorzitter NVvA V. Roggeveen, voorzitter NVVK


---- --
Bijdrage
drs. R(oel) Feringa, directeur arbeidsomstandigheden SZW uitgesproken op de conferentie van beroepsverenigingen BA&O, NVvA, NVVK, NVAB "Preventie en reïntegratie, zonder kennis geen kunde" 24 januari 2006, ter gelegenheid van
ondertekening van convenant tussen de kerndeskundigen arbodienstverlening.

Sociale partners meer aan het stuur van arbobeleid: werkgevers en werknemers vragende partij voor arbodienstverleners

De vier beroepsverenigingen tekenden vandaag een convenant over samenwerking. Een belangrijke stap. Ik feliciteer u hiermee. U neemt verantwoordelijkheid voor een belangrijk proces: het proces van zoeken naar perspectieven voor beroepsbeoefenaren in een veranderende omgeving. Over de uiteindelijke uitkomst bestaat geen uitgekristalliseerd beeld. Met samenwerking neemt u zelf initiatief voor verder ontwikkelen van het beeld, voor het zoeken van een weg temidden van onzekerheden. Graag geef ik míjn noties daarbij.

Ik zal spreken over de wetswijziging inzake arbodienstverlening, van 1 juli van het afgelopen jaar. En ik zal spreken over een komende wetswijziging. De rode draad bij beide is: de wetgever belegt de verantwoordelijkheden zo veel mogelijk waar ze het beste opgepakt kunnen worden: bij de sociale partners. Die hebben immers per saldo het meeste invloed op waar het ons allemaal om gaat, goede arbeidsomstandigheden op de werkvloer.

Afstemming of samenwerking van disciplines is niet voor het eerst aan de orde. De aanzet tot integrale arbodienstverlening in Nederland dateert al van de jaren vijftig van de vorige eeuw.

De wettelijke introductie van arbodienstverlening in 1994 was een logische stap. Integrale arbodienstverlening kwam onder bereik van alle werkgevers en werknemers. De vier disciplines die hier vandaag confereren, zijn gedefinieerd als belangrijke - niet perse de enige - domeinen binnen arbodienstverlening. Ze kregen alle vier een formele status. En kennis en kunde van de arbodienstverleners werd nog meer uitdrukkelijk verbonden aan het grote belang: reduceren van ziekteverzuim, verminderen van instroom in arbeidsongeschiktheid.

In de jaren na 1994 is er steeds meer sprake van verleggen van verantwoordelijkheden. Niet in het minst ook in de sociale verzekeringen. Branches en bedrijven kregen een steeds grotere financiële verantwoordelijkheid. Bedrijven concurreren niet meer alleen op hun producten. Flexibiliteit en efficiëntie van productie zijn een concurrentiefactor. Gezond functioneren en inzetbaarheid van werknemers zijn essentieel voor branches en ondernemingen. Bij grotere verantwoordelijkheid hoort meer keuzevrijheid, dus ook keuzevrijheid wat betreft de deskundige ondersteuning voor veilig en gezond werken. De Arbowetswijziging van 1 juli vorig jaar voorziet daarin. Branches en bedrijven kunnen een arbodienst inschakelen. Of ze kunnen, in overeenstemming met de werknemers, kiezen voor een alternatief in deskundige ondersteuning. En ze kunnen ook zelf dat alternatief vorm geven. Ik wijs erop dat inschakeling van kerndeskundigheid ook in zo'n alternatief aan de orde is: niet zonder meer alle vier deskundigen tegelijk, maar naar behoefte en noodzaak wordt een beroep gedaan op hun deskundigheid.

In de beleving van velen, zeker ook bij u, is er sprake van stevige verandering. Maar ik wil ook nadruk leggen op de elementen van continuïteit:
- betrokkenheid van werknemers blijft een belangrijke succesfactor voor veilig en gezond werk;
- ook samenwerking van partijen blijft voorop staan;
- en er is nog steeds integrale inzet van kennis en kunde. De verandering die ik voorál zie, is dat een zwaartepunt definitief wordt verlegd: naar wat werkgevers en werknemers vrágen van de deskundige. De kerndeskundige arbodienstverlening is uitdrukkelijk gepositioneerd als adviseur. Van zo'n deskundige worden dan ook advieskwaliteiten gevergd. De kerndeskundige arbodienstverlening die weet aan te sluiten bij wat bedrijven beweegt, de kerndeskundige die in z'n advies inschiet op verbeterde inzetbaarheid van werknemers, die kerndeskundige heeft vele kansen.

Uw convenant sluit aan bij die ontwikkelingen. Een heel goede zaak. De tekst spreekt over nieuwe uitdagingen. Ik lees met veel genoegen dat de beroepsgroepen bij hun advisering aandacht willen verplaatsen. Het gaat minder om het in kaart brengen van de risico's, en meer om het formuleren van een nog concretere aanpak. Als wetenscháppelijke beroepsverenigingen spreekt u in dit convenant uit: concreetheid en oplossingsgerichtheid van de advisering moet nog meer aandacht krijgen. Concreet oplossingsgericht adviseren, dat leidt tot een verdere verbreding en verdieping van de kennis binnen de verenigingen.

Uw convenant heeft ook betekenis voor integrále advisering. U heeft gewerkt aan een gezamenlijke leidraad voor het toetsen van de ri&e, voor ontwikkeling en onderhoud van ri&e-instrumenten. Dat is een belangrijk document: het geeft aan hoe een kerndeskundige in redelijkheid zaken kan verzorgen buiten z'n strikt gedefinieerde domein. Ik kijk ook met veel belangstelling uit naar uw gezamenlijke richtlijn "Gehoor en arbeid". Die lijkt me juist voor uzelf een proef op de som: kan het geheel meer waarde hebben dan de som van vier disciplines? Ik verwacht dat de richtlijn een concrete en oplossingsgerichte basis zal zijn voor integrale advisering.

Ik maak de stap naar de komende Herziening van de Arbowet. Het proces van passend beleggen van verantwoordelijkheden gaat door. Staatssecretaris van Hoof wil een voorstel indienen voor herziening van de Arbeidsomstandighedenwet 1998. Ik wil graag kort met u stilstaan bij deze voornemens. Het gaat de staatssecretaris om meer dan een herziening van de arboregels en het schrappen van overbodige regels, hoe belangrijk dat in dit tijdsgewricht ook is. Het gaat om een effectiever arbobeleid op de werkvloer. Dat is arbobeleid dat draagvlak in de ondernemingen heeft, en dat door meer flexibiliteit in de regelgeving beter geïntegreerd is in het ondernemingsbeleid. Het gaat dus om een verdere versterking van maatwerk en eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers: gedachten in de Sociaal-Economische Raad tot uitdrukking gebracht.

Het juridisch kader daarvoor ziet er als volgt uit. Er ontstaat een onderscheiding tussen een publiek domein, en een privaat domein.

Het publieke domein omvat doelvoorschriften en procesnormen.
- Die zullen te vinden zijn in de Arbowet, het Arbobesluit en de Arboregeling. De overheid is daarvoor verantwoordelijk.
- In de regelgeving worden heldere en handhaafbare doelvoorschriften opgenomen.
- Doelvoorschriften omschrijven het te bereiken beschermingsniveau tijdens het werk. Waar een doelvoorschrift niet mogelijk is, wordt zoveel mogelijk voorzien in het formuleren van een procesnorm. Een procesnorm geeft aan dat het bedrijf in het kader van de arbeidsomstandigheden over een onderwerp een beleid moet voeren.

Het private domein omvat middelen om doelen te bereiken.
- Sociale partners zijn zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop aan de publieke doelvoorschriften wordt voldaan.
- Zij kunnen dit vastleggen in arbocatalogi.
- Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de totstandkoming, vormgeving en inhoud van arbocatalogi met name op brancheniveau. Er is dus maatwerk in arbobeleid mogelijk, en sociale partners geven daar zelf vorm aan.

Wat betekent dit voor branches en ondernemingen? En uiteindelijk voor u? Kern van het overheidsbeleid is dat werkgevers en werknemers meer mogelijkheden krijgen. Meer mogelijkheden om zelf invulling te geven hoe de sector aan de arbovereisten voldoet. Het grote voordeel is dat binnen de onderneming of sector een arbobeleid gevoerd kan worden dat rekening houdt met de specifieke kenmerken van de onderneming: geen "one size fits all" aanpak, maar maatwerk. Efficiënt arbobeleid tegen zo laag mogelijke kosten. Er kan in veel meer gevallen arbobeleid ontstaan passend voor de situatie in de onderneming of sector. Arbobeleid dat in samenspraak met de werknemers tot stand gebracht wordt en kan rekenen op draagvlak binnen de onderneming.

Ik verwacht ook, wat voor mij heel belangrijk is, dat de grotere ruimte voor eigen arbobeleid mogelijkheden geeft voor verbinding met andere doelen en belangen. Goed arbobeleid draagt bij aan het voorkomen van ziekte en ongevallen door het werk, de preventie. Het bevordert terugdringen van verzuim en arbeidsongeschiktheid, het werkt een hogere arbeidsproductiviteit in de hand. Arbobeleid is ook te verbinden met 'n doel als inzet van oudere werknemers. De veroudering van de beroepsbevolking, dat vraagt om tijdige maatregelen voor de inzetbaarheid van de mensen. Het gaat ook om inzetbaarheid van mensen met beperkingen. In een aantal sectoren wordt ook gedacht over combinaties van de zorgverzekering met arbobeleid. Elk element in de keten preventie - verzuimaanpak - reïntegratie is van belang voor de inzetbaarheid van de beroepsbevolking.

En wat betekent dit nu voor de kerndeskundigen arbodienstverlening?

Er zullen kaders worden gezet waarbinnen partijen hun verantwoordelijkheid nemen, en partijen met elkaar uiteindelijke resultaten neerzetten. Dat is niet altijd makkelijk, het brengt onzekerheden met zich. Maar de uitkomst zal uiteindelijk op meer draagvlak kunnen rekenen.

Sectoren en bedrijven zullen bij de invulling van hun arbobeleid ondersteund worden door de eigen brancheorganisatie. Er zal verbreding van expertise worden gezocht. Arbodiensten, de vier beroepsgroepen arbodienstverleners, ze zullen een rol kunnen hebben ontwikkeling van sectoraal arbobeleid, ontwikkeling van arbocatalogi. Ze zullen zeker een rol hebben bij actie op ondernemingsniveau. De uitdaging zit er óók in om de kennis en kunde op het vlak van arbodienstverlening te verbinden met andere kennisgebieden, met ook andere kennis- en adviescentra. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan reintegratiebedrijven en verzekeraars.

De beroepsbeoefenaren arbodienstverlening vormen een van de partijen in de kaders van het arbobeleid. Twee andere zijn werkgevers- en werknemersorganisaties. Die zijn wezenlijk voor het proces. Samen hebben werkgevers en werknemers het voortouw: sinds de wetswijziging van 1 juli vorig jaar zitten zij meer aan het stuur van arbodienstverlening. De voorgenomen wetswijziging biedt hen nog meer ruimte om de materiële arbeidsomstandigheden op de werkvloer vorm te geven.

De beroepsbeoefenaren arbodienstverlening moeten zich dus steeds meer verstaan met de sociale partners. Het programma vanmiddag voorziet daarin. U hebt vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers uitgenodigd. En ik zou zeggen: grijp uw kans om uw kennis en kunde voor arbobeleid te laten zien.


---- --
Congres Convenant BA&O, NVvK, NVVK, NVAB
Zonder kennis geen kunde:
Inleiding Ton Heerts

24 januari 2006

Beste aanwezigen,

De FNV is het geheel eens met de slogan van deze dag: zonder kennis geen kunde. Het zou onze slogan kunnen zijn, want wij roepen sinds jaar en dag dat werknemers meer ruimte moeten krijgen om kunde op peil te houden door middel van opleiding en scholing gedurende het werkzame leven. Maar goed, terug naar de arbomarkt.

Op de arbomarkt, die steeds vrijer wordt, wordt veel en hard geroepen. Zo gaat dat op een vrije markt. Woorden als 'produkten', contracten, verlenging van contracten, marktaandeel, targets e.d. galmen over deze markt. Te weinig horen we roepen over 'gezondheid', goede werksfeer, plezier hebben hebben in je werk. Want daar gaat het natuurlijk wel om. Daarom is het van belang dat er in de nieuwe arbowet een heldere definitie staat over wat we met het bedrip gezondheid bedoelen, daarom is het van belang dat er heldere doelvoorschriften komen in deze wet zodat u weet waar u het bedrijf naartoe moet leiden. En om te weten welke problemen er in het bedrijf spelen is het van belang dat u toegang heeft tot een OR en dat er een arbo-spreekuur is waar werknemer met u kunnen spreken over gezondheidsproblemen op het werk.

De maatwerkregeling arbodienstverlening heeft geleid tot meer vrijheid en eigen werkzaamheid. De wettelijke positie van arbeidshygienisten, A&O deskundigen en veiligheidskundigen er evenwel niet sterker op geworden. Dat is natuurlijk even slikken.

Maar daar staat wel het nodige tegenover: de preventiemedewerker meldt zich als nieuwe gegadigde. Die preventiemedewerker is een prima ingang om niet alleen via de directiekamer het bedrijf te kunnen betreden, maar ook via deze nieuwe ingang.

Daarnaast was en is de bedrijfsarts een belangrijke collega die, daar waar nodig, gebruik dient te maken van kennis waarover hijzelf niet beschikt. Dit biedt meer mogelijkheid voor multidisciplinaire samenwerking. Zeker met dit convenant in de hand.

De Ri&E is het document dat bepaald welke kerndeskundige het best kan worden ingezet. Eigenlijk is hier, op een andere wijze, de wettelijke positie van kerndeskundigen geherdefinieerd. Kortom, op papier veel mogelijkheden om de juiste kunde op de juiste plaats te krijgen.

In de praktijk van alledag worden deskundigen veelal ingeschakeld om te doen aan damage control. Want echte kosten worden meestal gemaakt als er het nodige is mis gegaan. De kunst is natuurlijk ellende een stap voor te blijven. Dan ook blijven kosten laag. We kunnen het niet vaak genoeg zeggen, preventie als eerste schakel in de keten van gezond zijn en gezond blijven is voor ons van groot belang. En daar hebben preventisten (wat een lelijk woord!!) een grote verantwoordelijkheid in. Meer dan ooit zullen bedrijven die er een potje van maken worden geconfronteerd met de gevolgen daarvan. De FNV zal aan het eind van de keten klaarstaan om, daar waar niet is geinvesteerd in gezonde arbeidsomstandigheden, de schade op te maken en werkgevers de rekening in de vorm van claims en aanvulling te presenteren. Ook u als deskundige in dit veld heeft hierin een taak om slordige werkgevers hierop te attenderen. Tot slot, maar daar hoef ik u eigenlijk niet op te wijzen, dient u uw eigen werkgever in het gareel te houden. Directeuren van Arbodiensten zijn geneigd te zoeken naar allerlei wegen om te komen tot mooie winstgevende cijfers. Daar is natuurlijk helemaal niks mis mee. Maar akkoord gaan met contracten waar u vervolgens niks in kunt doen, daar heeft niemand iets aan, behalve een kortzichtige werkgever. Ook daar kunt u, wellicht in samenwerking met een OR of preventiemedewerker, iets aan veranderen. Immers, arbeidshygienisten moeten op de werkplek kunnen meten, de bedrijfsarts moet de gelegenheid hebben om ook eens werkplekken te zien en natuurlijk een arbospreekuur kunnen houden, veiligheidskundigen moeten vanuit de praktijk oplossingen kunnen aandragen. Ik ga ervan uit dat het convenant de multidisciplinaire samenwerking zal doen versterken. Als er dan ook organisatorische strukturen zijn waardoor u elkaar gemakkelijk kunt vinden, dan lijkt me dat we hier vandaag niet voor niks bij elkaar zijn geweest.


---- --