Vluchtelingenwerk Nederland

27-01-2006

VluchtelingenWerk Nederland: Reactie op het bezoek van minister Verdonk en Van Ardenne aan Kenia

Ingezonden brief

Reactie op het bezoek van minister Verdonk en Van Ardenne aan Kenia

Het optreden van ministers Verdonk en Van Ardenne bij een bezoek aan een vluchtelingenkamp in Kenia lijkt, zacht gezegd, niet gelukkig te zijn geweest. `Home is home' is nu niet een hartenkreet die je mensen wilt meegeven die gevlucht zijn voor vervolging en oorlog, en die het liefst in veiligheid in hun eigen land wilden verblijven. Als je bovendien jarenlang in nijpende omstandigheden en gedwongen hebt verbleven in een vaak onveilig vluchtelingenkamp, zul je de boodschap dat migranten in het westen slechter af zijn dan vluchtelingen in de eigen regio, bepaald niet onderschrijven.

Het positieve van het bezoek van de ministers is dat duidelijk wordt waar het systeem van vluchtelingenbescherming aan schort. Er zijn vele langdurige vluchtelingensituaties in de wereld, waar de internationale gemeenschap geen oplossing voor heeft gevonden. De combinatie van aanhoudende instabiliteit in het land van herkomst en een gebrek aan middelen, gebrek aan coördinatie en gebrek aan politieke wil bij de opvang van vluchtelingen is hieraan debet. Dat Nederland een andere aanpak wil, is daarom goed. De vraag is alleen hoe. Het wantrouwen van het land van ontvangst in de regio jegens de vluchteling en omgekeerd van vluchtelingen jegens het land van ontvangst, de internationale gemeenschap en het land van herkomst, maken oplossingen in de regio vaak moeilijk. Ook westerse landen die het beste voor hebben met vluchtelingen zullen met wantrouwen worden bekeken als zij zich inzetten voor betere bescherming in de regio.

Heeft Nederland het goed voor met vluchtelingen? Als klein land neemt het het voortouw in het -steeds moeizamer - verlopende debat over bescherming in de regio en is het een belangrijke donor van de UNHCR. Maar de interpretatie van de inzet is lang niet altijd positief. Eerder bescherming van Europa tegen vluchtelingen, dan bescherming van vluchtelingen door Europa. Zelfs de schijn van een dergelijke agenda zou langdurige schade toebrengen aan de inzet van Europa voor vluchtelingen en voor bescherming van vluchtelingen door landen in de regio. Als het rijke westen al geen vluchtelingen wil, waarom zou Afrika zich dan nog inzetten voor het in goede banen leiden van vluchtelingenbescherming of migratie?

Het is dan ook van het grootste belang dat Nederland en zijn Europese partners een ambitieuze agenda voor bescherming opstellen. Dat betekent zelf verantwoordelijkheid nemen door eerlijke en zorgvuldige Europese asielprocedures en door het quotum voor uitgenodigde vluchtelingen uit te breiden. Dat is meer doen dan 120 van de circa 250.000 vluchtelingen uit Kenia opnemen. De gehele Europese Unie moet in staat zijn om, net als de Verenigde Staten, 60.000 uitgenodigde vluchtelingen per jaar op te nemen. Hiernaast moeten de agenda's van ontwikkelingssamenwerking, migratie en asiel eindelijk eens op elkaar worden afgestemd. Vluchtelingen moeten een apart hoofdstuk worden bij ontwikkelingssamenwerking en de positie van individuele vluchtelingen en hun relatie tot de lokale bevolking moeten centraal staan. Hoe logisch dat ook klinkt, hier is nog steeds geen sprake van.

Van essentieel belang is dat EU-landen en landen in de regio bereid zijn de lange termijnvisie en expertise van UNHCR te volgen. Het mag niet gebeuren dat de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen op 24 januari de Veiligheidsraad toespreekt en waarschuwt voor instabiliteit in Oost-Soedan en de volstrekt ontoereikende voorzieningen in Zuid-Soedan voor vrijwillig terugkerende Soedanese vluchtelingen, terwijl op diezelfde dag een nationale minister van Vreemdelingenzaken en Integratie Soedanese vluchtelingen aanspoort terug te keren.

Eduard Nazarski
Algemeen directeur VluchtelingenWerk Nederland