Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA DEN HAAG Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
ARBO/P&G/2005/86718
Onderwerp Datum
Arbeidsomstandighedenbeleid 27 januari 2006
gevaarlijke stoffen
In deze brief presenteer ik nieuwe gegevens over de bijdrage die beroepsmatige blootstelling aan
gevaarlijke stoffen levert aan een aantal ziekten en aandoeningen. De betekenis van de gegevens
voor het arbeidsomstandighedenbeleid op het terrein van gevaarlijke stoffen geef ik aan. Ik doe dit
in samenhang met het algemene arbeidsomstandighedenbeleid waarvan ik u op 8 juli 2005 mijn
uitgangspunten heb gezonden (Kamerstuk, 2004-2005, 25 883, nr. 50) en mijn brief van 27
oktober over het "SER-advies grenswaardenstelsel" (Kamerstuk, 2004-2005, 25 883, nr. 58).
1. Uitgangspunten
Goed arbobeleid draagt bij aan het voorkomen van ziekten en ongevallen door het werk
(preventie), het terugdringen van verzuim en arbeidsongeschiktheid, maar ook een hogere
arbeidsproductiviteit. Mijn algemene doelstelling is om door een effectiever beleid in de
ondernemingen de veiligheid en de gezondheid op het werk te bevorderen.
Hiertoe zie ik het ondermeer als mijn taak de aard en omvang van de arboproblematiek in kaart te
brengen. Dit om beter zicht te krijgen op de effecten van mijn beleid op en de effecten van de
inspanningen van werkgevers en werknemers. Zo kan ik mijn beleid afstemmen op de
ontwikkelingen in de praktijk en de meest effectieve mix van beleidsinstrumenten kiezen. Bijgaand
RIVM onderzoek, op het terrein van gevaarlijke stoffen, is in dat licht totstandgekomen. Tevens
genereer ik met dit soort onderzoek kennis waar werkgevers en werknemers mee aan de slag
kunnen, op basis van hun verantwoordelijkheid. Op deze verantwoordelijkheid, en mijn
ondersteunende rol hierbij, ga ik bij onderdeel 3 van deze brief verder in.
2. RIVM-rapport
Ik heb het RIVM gevraagd voor tien aandoeningen uit te zoeken wat bekend is over de mate
waarin beroepsmatige blootstelling aan stoffen bijdraagt aan deze aandoeningen. De resultaten1
1 RIVM, Gezondheidseffecten en ziektelast door blootstelling aan stoffen op de werkplek een verkennend
onderzoek, A.J. Baars, S.M.G.J. Pelgrom, F.H.G.M. Hoeymans, M.T.M. van Raaij. Bilthoven, september 2005.
Zie bijlage. Voor een pdf-versie van het volledige rapport zie: www.rivm.nl
2 ARBO/P&G/2005/86718
maken duidelijk hoeveel gezondheidschade het gevolg is van blootstelling aan gevaarlijke stoffen
op het werk (Tabel 1).
Voor negen geselecteerde ziekten, geven onderbouwde schattingen aan dat de ziektelast door
beroepsmatige blootstelling per jaar bijna 47.000 verloren gezonde levensjaren (DALY's)2
bedraagt. Ongeveer 1.850 sterfgevallen per jaar zijn daar onderdeel van. Het gaat hierbij dan
vooral om aandoeningen als borstvlieskanker, asbestose, longkanker (door asbest en door andere
stoffen), astma en chronische luchtwegobstructie; deze aandoeningen leveren de belangrijkste
bijdrage aan de bovengenoemde sterftegevallen en verloren gezonde levensjaren. Mesothelioom,
asbest-gerelateerde longkanker en asbestose, evenals de `schildersziekte' en toxische
inhalatiekoorts worden voor 100% door stoffenblootstelling op het werk veroorzaakt. Voor
andere aandoeningen ligt dit percentage lager. Over voortplantingsstoornissen, de tiende
aandoening uit het onderzoek, blijken onvoldoende gegevens beschikbaar om een schatting te
maken van de ziektelast tengevolge van werkgerelateerde blootstelling aan stoffen. Het RIVM
merkt op dat resultaten van recent onderzoek op dit gebied wel aanleiding geven tot zorg. Op dit
punt zal ik nader onderzoek laten doen.
Tabel 1: Jaarlijkse sterfte en verloren gezonde levensjaren door beroepsmatige stoffenblootstelling
(DALY's).
Ziekte/aandoening Ziektelast per jaar onder bevolking ouder dan 15 jaar,
veroorzaakt door blootstelling aan stoffen op het werk
Verloren gezonde levensjaren Sterfte
Astma en COPD 13.400 568
Mesothelioom, asbestlongkanker, 11.300 778
asbestose
Longkanker (ex. Asbestlongkanker) 9.200 464
Contacteczeem 6.000 0
Rinitis en sinusitis 4.200 2
Cardiovasculaire aandoeningen 1.500 29
Chronische toxische encefalopathie 500 0
Toxische inhalatiekoorts 250-600 0
Huidkanker 290 12
Voortplantingsstoornissen ? ?
Totaal 46.800 1.853
Het in de tabel gepresenteerde beeld wordt bevestigd door andere bronnen. Die geven aan dat
jaarlijks ongeveer 17.000 mensen in Nederland een beroepsziekte krijgen door het werken met
stoffen3, waarvan minimaal 1.300 met een dodelijke afloop4.
Hoewel de getallen schattingen zijn, met vaak een behoorlijke onzekerheidsmarge, geven ze een
beeld van de orde van grootte van de ziektelast die door blootstelling aan stoffen wordt
veroorzaakt.
2 De DALY (Disability Adjusted Life Years) bestaat uit de som van (1) de verloren levensjaren door voortijdige
sterfte en (2) de jaren geleefd met ziekte, waarin de laatste gecorrigeerd is voor de ernst van de ziekte.
3 Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, Signaleringsrapport Beroepsziekten, 2003
4 J. Popma, Hugo Sinzheimerinstituut. Werkgerelateerde sterfte in Nederland: een verkenning. Uitgave FNV,
Amsterdam, april 2005. Het getal 1.300 is de sterfte die in elk geval stofgerelateerd is.
3 ARBO/P&G/2005/86718
Wel is hierbij relevant dat sommige aandoeningen een lange latentietijd kennen. Tussen de
blootstelling en het ontstaan van de aandoening zit dan een periode van vele jaren. Voor die
aandoeningen, zoals kankersoorten, zou geconcludeerd kunnen worden dat hedendaagse
blootstellingen tot een lagere toekomstige ziektelast leiden. Dat is echter afhankelijk van de vraag
of hedendaagse blootstellingen lager zijn dan vroeger. Voor asbestgerelateerde aandoeningen is dat
zeker het geval. Begin jaren negentig zijn de regels voor het werken met asbest namelijk ingrijpend
gewijzigd. In 1992 is de sloopregeling aanzienlijk verscherpt en in 1993 is het verbod op het
verwerken en bewerken van asbest ingevoerd. Op grond hiervan kan verwacht worden dat het
aantal asbestgerelateerde aandoeningen de komende tijd gaat dalen.
Gezien de relatief korte latentietijd voor ziekten als Astma en COPD ("chronic obstructive
pulmonary disease") en contacteczeem is de gepresenteerde ziektelast representatief voor de
huidige blootstellingsituatie.
Omdat in het onderzoek geen aandacht is besteed aan ontwikkelingen van blootstellingniveaus in
de loop van de tijd, zal ik het RIVM vervolgonderzoek laten verrichten naar de mate waarin de
huidige blootstellingsituaties verschillen van de blootstelling waarop de schattingen zijn gebaseerd.
Ook zal ik het RIVM vragen inzicht te verschaffen in de onderliggende determinanten (o.a.
branches en stoffen) van gezondheidseffecten van stoffenblootstelling op het werk.
3. Ondersteuning door de overheid op stoffengebied
Ik geef in mijn beleid meer ruimte voor maatwerk en eigen verantwoordelijkheid van werkgevers
en werknemers. De rol van de overheid en die van werkgevers en werknemers verandert
daardoor. De overheid dient in mijn visie zorg te dragen voor een duidelijk wettelijk kader, een
goede handhaving en faciliterend beleid. Het hierboven beschreven RIVM-onderzoek en de
aangekondigde vervolgonderzoeken zijn voorbeelden van dit faciliterende beleid. Op andere
vormen van facilitering (voorlichting, subsidies, onderzoek, monitoring) ga ik hieronder in. Als
randvoorwaarde geldt steeds dat ik de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven niet over wil
nemen.
Algemeen kader
De algemene doelstelling van het stoffenbeleid is gezondheidsschade door blootstelling aan
gevaarlijke stoffen op het werk te zoveel mogelijk te voorkomen. Deze doelstelling is in de
regelgeving verankerd en uitgewerkt in diverse bepalingen op het gebied van gevaarlijke stoffen.
De kernbepaling voor gevaarlijke stoffen is dat de werkgever in het kader van zijn risico-
inventarisatie en evaluatie verplichting de risico's goed in beeld brengt en maatregelen neemt om
deze risico's te voorkomen.
Het is dan ook de verantwoordelijkheid van de werkgever na te gaan met welke gevaarlijke
stoffen wordt gewerkt, hoe hoog de blootstelling van werknemers is en vervolgens de beoordeling
of die blootstelling tot gezondheidsrisico's kan leiden. Op basis daarvan wordt duidelijk welke
preventieve maatregelen noodzakelijk zijn en uitgevoerd moeten worden.
Van de hiervoor benodigde inspanningen kan worden afgezien als de werkgever maatregelen
toepast waarvan is aangetoond dat deze de gezondheidsrisico's zullen wegnemen. Dergelijke
maatregelen zijn middelvoorschriften die in zogenaamde arbocatalogi kunnen worden opgenomen.
Dat sluit geheel aan bij de wens van werkgevers en werknemers om de concrete
4 ARBO/P&G/2005/86718
maatregelen op maat in te vullen en in arbocatalogi op te nemen. Dat heeft dan ook tot gevolg dat
de lasten voor afzonderlijke werkgevers lager worden. Werkgevers en werknemers op
brancheniveau kunnen op deze wijze afzonderlijke ondernemingen een grote dienst bewijzen.
Voorlichting
Voorlichting is van belang om de toegankelijkheid en toepasbaarheid van de regelgeving te
vergroten. Ik zal daar dan ook mee doorgaan, o.a. via internet. Daarnaast zal ik specifieke
voorlichtingsactiviteiten starten zoals over het verwijderen van asbest, en de risico's van bepaalde
stoffen voor de voortplanting.
Subsidies
Met subsidieprogramma's als VASt5 en de Arboconvenanten lever ik een stevige bijdrage aan het
versterken van de branche- en branche overstijgende aanpak van het bedrijfsleven. In 2006 zal ik
ondermeer voorstellen van sociale partners voor het betrouwbaar afleiden van private
grenswaarden en het opstellen van goede praktijken financieel ondersteunen. Deze goede
praktijken beschrijven maatregelen waarmee de risico's kunnen worden ondervangen, welke
vervolgens onderdeel van de arbocatalogi kunnen worden.
Onderzoek
Onderzoek zal ik vooral inzetten voor het oplossen van vraagstukken die de verantwoordelijkheid
van afzonderlijke branches te boven gaat. Ik geef enkele voorbeelden. De Gezondheidsraad zal ik
blijven vragen te adviseren over (kankerverwekkende) stoffen en nieuwe gezondheidskundige
vraagstukken zoals de omgang met allergenen. Met de doelfinanciering zal TNO onderzoek doen
naar instrumentontwikkeling (t.b.v. het bedrijfsleven) op het gebied van gevaarlijke stoffen.
Monitoring van naleving van regelgeving
Bij de handhaving op ondernemingsniveau zal ik me richten op de naleving van de specifieke RI&E
voorschriften die essentieel zijn voor de bescherming van de gezondheid. Door toepassing van
goed onderbouwde oplossingen uit arbocatalogi kunnen werkgevers aantonen dat zij aan hun
verantwoordelijkheid afdoende invulling hebben gegeven.
Op basis van periodiek verzamelde monitoringgegevens zal ik specifieke indicatoren opstellen die
door mijzelf en het bedrijfsleven gebruikt kunnen worden voor het volgen van verbetering van
arbeidsomstandigheden en het stellen van prioriteiten.
In het kader van het programma Versterking Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen (VASt),
waarvan u onlangs een tussenrapportage ontving6, heb ik al twee indicatoren voor de naleving van
regelgeving vastgesteld:
· Het percentage bedrijven dat de blootstelling aan stoffen vaststelt door metingen of een
onderbouwde schatting (nu 24%);
· Het percentage bedrijven dat gebruik maakt van een branche- RI&E voor gevaarlijke stoffen
(als maat voor ondersteuning door branches, nu 7%).
5 Rapportage 2004/2005 van de programma's Versterking Arbeidsveiligheid en Versterking
Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen (VASt). Kamerstuk 2004-2005, 25883, nr. 54.
6 Rapportage 2004/2005 van de programma's Versterking Arbeidsveiligheid en Versterking
Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen (VASt). Kamerstuk 2004-2005, 25883, nr. 54.
5 ARBO/P&G/2005/86718
Afsluiting
Het is nu van belang dat werkgevers en werknemers de door henzelf gewenste
verantwoordelijkheid ook gaan waarmaken. Het RIVM-onderzoek maakt duidelijk dat daar
voldoende aanleiding toe is en ondersteunt hen hierbij.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid