Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
SV/AL/06/3413
Onderwerp Datum
Motie 52 over inkomensvoorziening na WAO 27 januari 2006
Op 15 december 2005 heeft uw Kamer een motie van de leden Verburg, Bibi de Vries, Koser
Kaya en Bussemaker aangenomen1. Deze motie verzoekt de regering zowel belanghebbenden als
de Kamer te informeren over de verschillende mogelijkheden van inkomensvoorziening na de
WAO, inclusief mogelijke voortzetting van de uitkering tijdens een scholingstraject. De motie
verzoekt die informatie te voorzien van voorbeelden.
In deze brief geef ik de gevraagde informatie. Om een goed overzicht te verkrijgen geef ik de
hoofdlijnen van de wettelijke regelingen aan. In individuele situaties kunnen uitzonderingsregels
gelden, dit ter beoordeling van UWV en de gemeentes2.
Inkomensvoorziening na de WAO
Als bij een herbeoordeling van een WAO-er blijkt dat het arbeidsongeschiktheidspercentage lager
is, dan wordt de uitkering na een uitlooptermijn van twee maanden verlaagd of beëindigd. In veel
gevallen zal dan recht op een WW-uitkering bestaan. Voorwaarde is dat betrokkene zich
beschikbaar stelt voor arbeid. Geen recht op WW-uitkering bestaat als betrokkene niet voldoet
aan de wekeneis3 of betrokkene eerder recht heeft gehad op WW en de maximale WW-duur al
verstreken is. Dit laatste kan het geval zijn als iemand gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, de
gedeeltelijke WAO-uitkering aanvankelijk combineerde met een WW-uitkering, na afloop van de
WW-uitkering alleen een gedeeltelijke WAO-uitkering ontvangt, en op enig moment daarna een
verlaging of beëindiging van de WAO krijgt.
Voorbeeld 1
Mevrouw Fischer heeft vanaf 1 januari 2005 een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering
ter hoogte van 2000. Na een herbeoordeling is zij per 1 januari 2006 niet meer
1 Kamerstukken II 2005/06, 30 300 XV, nr. 52.
2 De voorbeeldcasussen zijn niet uitputtend maar alleen illustratief bedoeld en daardoor globaal van karakter.
Om die reden zijn alle bedragen afgerond op hele bedragen en wordt afgezien van indexaties.
3 De wekeneis houdt in dat de betrokkene in ten minste 26 weken van de 39 weken voorafgaande aan de eerste
arbeidsongeschiktheidsdag heeft gewerkt. Met het wetsvoorstel Aanscherping wekeneis (Kamerstukken II
2004/05, 29 738) stelt de regering een wekeneis voor van 26 uit 36 weken.
2
arbeidsongeschikt. De WAO-uitkering eindigt na een uitloopperiode van twee maanden
per 1 maart 2006. Zij krijgt gezien haar arbeidsverleden van negen jaar recht op een WW-
uitkering van negen maanden ter hoogte van 2000, dus tot 1 december 2006.
Voorbeeld 2
De heer Abrahamse wordt arbeidsongeschikt. Zijn laatstverdiende loon bedroeg 2500.
Hij ontvangt vanaf 1 januari 2001 een WAO-uitkering met het percentage 55-65% ter
hoogte van 1050. Daarnaast heeft hij vanaf deze datum recht op een WW-uitkering. De
gedeeltelijke WAO-uitkering en de WW-uitkering samen bedragen in de loongerelateerde
fase 70% (ofwel 1750) van zijn oude loon voor hij ziek werd. De heer Abrahamse heeft
recht op een WW-loongerelateerde uitkering van een jaar en daarna een WW-
vervolguitkering van twee jaar. Zijn WW-recht eindigt per 1 januari 2004. Vanaf deze
datum heeft hij alleen recht op zijn gedeeltelijke WAO-uitkering.
In januari 2005 wordt hij herbeoordeeld in het kader van de herbeoordelingsoperatie. Zijn
WAO-uitkering wordt na een uitloopperiode van twee maanden na de datum van de
beschikking beëindigd per 1 april 2005. Hij heeft op dat moment geen recht op WW-
uitkering omdat zijn maximale WW-duur al verstreken is. Wel heeft hij recht op een TRI-
tegemoetkoming (zie voorbeeld 3).
Indien een WAO'er waarvan de WAO-uitkering verlaagd of beëindigd is in het kader van de
herbeoordelingsoperatie, geen recht op WW-uitkering heeft, heeft hij recht op een TRI-
tegemoetkoming. Dit althans als hij geen extra arbeidsinkomsten verwerft die de lagere of
beëindigde arbeidsongeschiktheidsuitkering compenseren. De TRI, de tijdelijke regeling
inkomensvoorziening herbeoordeelde arbeidsongeschikten, geeft in die gevallen een financiële
tegemoetkoming. De hoogte van de tegemoetkoming is gelijk aan het bedrag waarmee de WAO-
uitkering verlaagd is. De TRI-tegemoetkoming duurt maximaal zes maanden. Als iemand
bijvoorbeeld nog twee maanden WW-uitkering had na de herbeoordeling, heeft hij vier maanden
recht op TRI.
Voorbeeld 3:
De gedeeltelijke WAO-uitkering van de heer Abrahamse eindigt per 1 april 2005. Omdat
hij geen recht op WW heeft, ontvangt hij vanaf 1 april 2005 een TRI-tegemoetkoming
gedurende zes maanden, dus tot 1 oktober 2005. De TRI is even hoog als de WAO-
uitkering was (1050). In totaal heeft hij hierdoor gedurende acht maanden (twee maanden
uitloop en zes maanden TRI) geen verlaging van zijn uitkering.
Voorbeeld 4
Mevrouw Pieterse heeft een WAO-uitkering van 500. Zij werkte voor haar ziekte drie
dagen per week. Naast haar WAO had zij geen betaalde baan. Na een herbeoordeling in
de herbeoordelingsoperatie is zij geheel arbeidsgeschikt waardoor haar WAO-uitkering
eindigt. In de uitlooptermijn van twee maanden vindt zij ander werk voor drie dagen per
week. Hiermee verdient zij 400. Zij heeft geen recht op WW, omdat zij geen urenverlies
heeft. Omdat haar nieuwe arbeidsinkomen lager is dan haar beëindigde WAO-uitkering,
krijgt zij gedurende zes maanden een TRI-tegemoetkoming van 100.
3
Mogelijke voorzetting tijdens een scholingstraject
De TRI eindigt na zes maanden, en eerder als iemand werk heeft gevonden waarvan de inkomsten
tenminste even hoog zijn als de TRI. Gedurende de TRI krijgt de uitkeringsgerechtigde hulp bij het
zoeken van werk. Meestal zal dit in de vorm zijn van een reïntegratietraject. Dit traject vult hij in
samen met het reïntegratiebureau. Dit kan ook een Individuele Reïntegratie Overeenkomst (IRO)
zijn, waarbij hij het reïntegratietraject geheel zelf vorm kan geven. De TRI kan verlengd worden als
iemand een noodzakelijk geachte scholing begonnen is die langer duurt dan de TRI-periode. De
verlenging van de TRI-periode duurt dan tot het einde van de scholing. De duur van de scholing zal
meestal maximaal een jaar bedragen, maar kan in individuele gevallen verlengd worden tot
maximaal twee jaar.
Eenzelfde soort verlenging is mogelijk bij het ontvangen van een WW-uitkering.
Voorbeeld 5
De heer Abrahamse ontvangt vanaf 1 april 2005 een TRI. Samen met zijn
reïntegratiebureau is de conclusie bereikt dat een scholing op het gebied van ICT zijn
kansen op de arbeidsmarkt zal vergroten. De cursus op dat terrein begint niet eerder dan
op 1 september en duurt tot 1 juni 2006. De TRI eindigt daarom niet zoals gebruikelijk op
1 oktober 2005, maar zal pas eindigen op 1 juni 2006.
Overige inkomensvoorzieningen
Als iemand na afloop van de TRI geen WAO-uitkering meer heeft, jonger is dan 50 jaar en geen
werk kan vinden, heeft deze persoon recht op een uitkering uit hoofde van de Wet werk en
bijstand (WWB). Het recht op bijstand is afhankelijk van de inkomens- en vermogenspositie van
betrokkene en zijn partner.
Voorbeeld 6
De heer Abrahamse vindt in vervolg op zijn scholing een nieuwe baan. Deze baan begint
echter op 1 september 2006. De drie tussenliggende maanden krijgt hij een
bijstandsuitkering. Omdat hij alleenstaand is, bedraagt die circa netto 840 per maand.
De WAO-uitkering, de WW-uitkering en de TRI kunnen aangevuld worden tot het sociaal
minimum met een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW). Of recht op TW bestaat, is
afhankelijk van het andere inkomen uit en in verband met arbeid van betrokkene en zijn partner.
Uitkering(en) en toeslag samen kunnen niet meer bedragen dan het loon voor de ziekte. Niet in alle
gevallen bestaat overigens recht op toeslag. Dit is het geval als de uitkeringsgerechtigde een partner
heeft die geboren is na 31 december 1971 en zij geen kind onder de 12 jaar verzorgen.
Een gedeeltelijke WAO-uitkering kan soms ook gecombineerd worden met een bijstandsuitkering,
namelijk als het loon voor ziekte lager was dan het sociaal minimum. In dat geval vult niet de
Toeslagenwet aan tot het sociaal minimum, maar de bijstand.
Na het geheel beëindigen van de WAO-uitkering en daarna de WW-uitkering kan recht bestaan
op IOAW. Voorwaarde is dat de betrokkene werkloos is geworden na het bereiken van de
leeftijd van 50 jaar en nadien de maximale uitkeringsduur van de loongerelateerde WW-uitkering
4
heeft bereikt. Daarnaast is het recht op IOAW afhankelijk van het inkomen uit of in verband met
arbeid van de betrokkene en zijn partner.
Voorlichting aan betrokkenen
WAO'ers die een lagere uitkering krijgen en WAO'ers van wie de uitkering eindigt, worden stan-
daard door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) geïnformeerd over
mogelijke inkomensvoorzieningen. Zij worden geholpen bij het aanvragen van een
werkloosheidsuitkering of TRI-tegemoetkoming en een toeslag op grond van de TW. Zij
ontvangen voor hun herbeoordeling een brochure, waarin ook wordt ingegaan op de mogelijke
inkomensvoorzieningen. Eventueel worden zij naar de gemeente verwezen voor een gemeentelijke
uitkering.
Een overzicht van de mogelijkheden voor inkomensvoorziening in verband met de
herbeoordelingsoperatie staat ook op de website van het ministerie (zie: www.minszw.nl;
Arbeidsongeschikt? Herbeoordeling). Op de site www.werkennaarvermogen.nl staat een
uitgebreide verwijzing naar andere sites met informatie over reïntegratie en uitkeringsrechten. Ook
op de website van het UWV staat informatie over uitkeringsrechten.
Belangenorganisaties informeren arbeidsongeschikten ook over hun uitkeringsrechten. Ik zal een
afschrift van deze brief ook aan hen sturen.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid