Antwoorden op kamervragen van Arib over de behandeling van onverzekerde
patiënten
Kamerstuk, 27-1-2006
Antwoorden van minister Hoogervorst op vragen van het Kamerlid Arib
(PvdA) over de behandeling van onverzekerden (2050606590)
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het beleid van ziekenhuizen in Rotterdam en
Den Haag om onverzekerde patiënten alleen nog de hoognodige zorg te
leveren? 1)
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat steeds meer ziekenhuizen er voor kiezen alleen in
levensbedreigende situaties onverzekerden hulp te verlenen? Zo ja, om
hoeveel ziekenhuizen gaat het? Welke afspraken worden hierover gemaakt
met zorgverzekeraars?
Antwoord 2
Zoals ik ook heb geantwoord op kamervragen van het Kamerlid Kant
(2050605520), is mij bekend dat verschillende ziekenhuizen maatregelen
voorbereiden. Het exacte aantal ziekenhuizen is mij niet bekend.
Vraag 3
Wat is volgens u een levensbedreigende situatie? Wat is volgens u
medisch noodzakelijke zorg? Heeft een illegale vrouw met borstkanker
recht op zorg of niet?
Vraag 4
Herinnert u zich de uitspraak dat het aan de arts is om te beoordelen
of een onverzekerde wel of niet medisch dient te worden geholpen? Zo
ja, wat vindt u van het voorbeeld 2) van het Sint Franciscus Gasthuis
in Rotterdam waarin de bestuursvoorzitter van het ziekenhuis adviseert
een illegale vrouw met borstkanker naar het land van herkomst terug te
sturen voor behandeling?
Vraag 5
Wat vindt u van de ontwikkeling, waarbij steeds meer ziekenhuizen
onverzekerden weigeren? Deelt u de mening dat dit onaanvaardbaar is,
en dat onverzekerden geen zorg mag worden onthouden? Deelt u voorts de
mening dat, doordat onverzekerden geen zorg krijgen zij langer met
infecties, aandoeningen, ziekten enz rond blijven lopen, waardoor hun
gezondheidstoestand verergert, en zij niet alleen voor zichzelf een
gevaar kunnen zijn, maar ook voor hun omgeving?
Antwoord 3, 4 en 5
Als minimale zorgplicht ten aanzien van een persoon die
niet-rechtmatig in Nederland verblijft, geldt sinds de
inwerkingtreding van de Koppelingswet in juli 1998, dat het moet gaan
om een situatie waarin de verlening van medische zorg niet kan worden
onthouden of uitgesteld zonder het leven of de gezondheidstoestand van
betrokkene dan wel de Nederlandse volksgezondheid ernstig in gevaar te
brengen (Kamerstukken II, 1994/95, 24 233, nr. 3). In het kader van de
parlementaire behandeling van de Koppelingswet is dit nader aangeduid
als "medisch noodzakelijke zorg". Dit uitgangspunt geldt voor alle
onverzekerden. Deze term "medisch noodzakelijke zorg" benadrukt dat de
arts de noodzaak van de zorg vaststelt en gaat uit van het
vooropstellen van de professionele verantwoordelijkheid. Het is aan de
arts om te beoordelen of medische zorg noodzakelijk is.
Vraag 6
Klopt het dat de post "dubieuze debiteuren", waar ziekenhuizen tot nu
toe een beroep op konden doen, op termijn wordt opgeheven? Zo ja, welk
alternatief hebt u voor ziekenhuizen, met name in de grote steden, die
met de problematiek van onverzekerden worden geconfronteerd? Deelt u
de zorgen van deze ziekenhuizen dat het huidige beleid ten aanzien van
onverzekerden onvoldoende soelaas biedt, en dat hiervoor een
structurele oplossing dient te komen?
Vraag 7
Wie is de grootste "dubieuze debiteur", de ziekenhuizen die
onverzekerden zorg onthouden, de zorgverzekeraar of de overheid die de
kosten van zorg voor onverzekerden op ziekenhuizen afwentelt, en
daarmee haar zorgplicht naar onverzekerden onvoldoende nakomt?
Antwoord 6 en 7
Ik ben vooralsnog niet voornemens om veranderingen aan te brengen in
de beleidsregel dubieuze debiteuren. Zoals ik heb aangegeven in mijn
brief van 13 december 2005 (Z-VV/2643771) bekijk ik de mogelijkheden
om te komen tot een waarborgfonds indien dit noodzakelijk blijkt.
Daarbij zal ook de samenhang met de beleidsregel dubieuze debiteuren
aan de orde komen.
1) Het NRC-Handelsblad, 14 januari 2006
2) zie noot 1
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport