Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Speech staatssecretaris van Geel op het 'Railforum', Den Haag, 26 januari 2006.

Dames en heren,

Hartelijk dank voor de uitnodiging hier te komen spreken. Dank ook voor de keuze van zo'n relevant en actueel onderwerp. Want de kwaliteit van de lucht die wij inademen heeft de laatste tijd veel stof doen opwaaien. Fijn stof, om precies te zijn. Het probleem is dat fijn stof schadelijk is voor de volksgezondheid. Zo schadelijk dat we in Europa normen hebben vastgesteld voor de maximaal toegestane concentraties ervan. Normen die we overschrijden. Die overschrijding heeft ertoe geleid dat inmiddels een aantal ruimtelijke en economische ontwikkelingen door uitspraken van de rechter tot stilstand is gebracht.

Dat is niet voor niets! De gevolgen van fijn stof voor de gezondheid zijn niet mals. Daarom heeft het kabinet met Prinsjesdag een pakket van maatregelen ter grootte van 900 miljoen gepresenteerd. Ik kom daar straks over te spreken. Fijn stof kan leiden tot aandoeningen aan hart- en luchtwegen, tot kortademigheid, tot benauwdheid, kan asthma en longemfyseem serieus verergeren en tot functiestoornissen van hart, lever en nieren leiden. En, maar dat is meer mijn probleem- fijn stof leidt tot hoofdpijn. Politieke hoofdpijn wel teverstaan. Want hoe voorkomen we deze effecten?
NB: suggereren dat hoofdpijn van bewindspersonen het erste is, erger dan jonge kinderen met asthma lijkt me toch iets gevoelig liggen Diverse wetenschappelijke onderzoeken tonen aan dat zelfs kortdurende blootstelling aan fijn stof in Nederland jaarlijks tot een kleine 20.000 doden leidt. Dat zijn er 20.000 te veel. De meeste gezondheidseffecten worden veroorzaakt door fijn stof dat bij verbranding vrijkomt. Zoals roetdeeltjes uit auto's. Het kabinet wil de fijn stof problematiek zo effectief mogelijk te lijf. Bij de belangrijkste veroorzakers. Op die deeltjes die het meest schadelijk zijn.

Dames en heren,

Ik zal op vier aspecten van fijn stof nader ingaan. Achtereenvolgens zijn dat::

1. de bronnen,

2. de samenstelling,

3. de normen waar we aan moeten voldoen en
4. de huidige en toekomstige maatregelen.

De Bronnen
Om te beginnen de bronnen. Op dit moment is transport (weg en water) de grootste bron van fijn stof. Op de voet gevolgd door de industrie die in 2010 naar verwachting evenveel zal uitstoten. Ik heb het dan over emissies in Nederland. Niet over luchtkwaliteit als zodanig. Die wordt grotendeels bepaald door emissies uit het buitenland en door bronnen die met de huidige modellen niet te herleiden zijn. Naast transport en industrie draagt ook de landbouw een substantiele steen bij. Mijn beleid richt zich dan ook met name op deze drie sectoren.

De Samenstelling
Dan de samenstelling. Dat is een heikele kwestie. Veel is nog onbekend. Nog steeds kunnen we niet alles meten. Ook niet van de huidige fijn stofconcentratie, die we meten als PM10 - de wat grovere deeltjes. Fijn stof bestaat uit een primair deel dat rechtstreeks wordt uitgestoten en uit een secundair deel dat zich als fijn stof in de lucht vormt uit SO2, NOx en NH3. Daarnaast is er een ongemodelleerd deel - moeilijk meetbaar, moeilijk aan te pakken en grotendeels van natuurlijke oorsprong. Dit deel bestaat uit zeezout, bodemstof, een hemisferische bijdrage van buiten Europa en resten water en biomaterie.
De politieke vraag is nu of je als land ook afgerekend kan worden op iets waar je zelf geen grip op hebt. Wie goed rekent, ziet dat we als Nederland slechts 15% van de fijn stof concentratie in ons land zelf kunnen beïnvloeden. De rest komt van over de grens of uit natuurlijke bronnen. Dat maakt het heel lastig scherpe nationale reductiedoelstellingen te halen.

De Normen
Sinds 1 januari 2005 is een Europese norm voor fijn stof van kracht. De jaargemiddelde norm is 40 µg/m3, terwijl het daggemiddelde (24-uurs concentratie) 50 µg/m3 bedragen mag. Deze laatste norm mag maximaal 35 dagen per jaar worden overschreden. Sinds de inwerkingtreding van de norm op 1 januari vorig jaar hebben we dat punt op diverse plaatsen in het land bereikt. Overigens - in alle grote steden van Europa worden nu overschrijdingen fijn stof gemeld. Ondertussen wil de Europese Commissie het luchtkwaliteitsbeleid herzien en een nieuwe norm introduceren. Een norm waarvan vooralsnog het wetenschappelijk gehalte en haalbaarheid onduidelijk zijn. Die norm betreft de zogeheten PM 2,5 - nog fijner maar ook nog schadelijker stof dan de PM 10.

Voor ons land zijn de huidige doelstellingen met het huidige beleid onhaalbaar. Zelfs met het omvangrijke pakket aan maatregelen dat we op Prinsjesdag hebben aangekondigd. We hebben meer tijd nodig. En een scherper Europees bronbeleid. Overigens gaat het bij de het bronbeleid niet alleen om auto's en vrachtauto's, maar ook om binnenvaartschepen, zeeschepen en vliegtuigen. Want hoe kunnen wij de concentratie van fijn stof in Nederland terugdringen als auto's, bussen en vrachtwagens ondertussen onnodig vervuilend blijven rondrijden? En niet alleen in ons land, maar in alle Europese landen, met alle grensoverschrijdende effecten vandien. Het technische antwoord is er - in de vorm van roetfilters en schonere motoren. Maar liefst 90% van het fijn stof blijft in de uitlaat steken als roetfilters worden gebruikt. Die roetfilters moeten echter wel verplicht worden gesteld - door Brussel wel teverstaan want die is verantwoordelijk voor emissiebeleid. En geen enkele autofabrikant zal vrijwillig roetfilters installeren op zijn wagenpark als zijn concurrentiepositie in gevaar komt. Een level playing field in Europa vereist daadkracht van de Commissie. Ik dring daar ook op aan! Ondertussen wil ik proberen om vanaf 1 januari 2007 roetfilters voor alle nieuwe auto's verplicht te stellen, tenminste 3 jaar eerder dan de Europese Commissie van plan is. De Europese Commissie moet onze nationale verplichting dus nog goedkeuren. Ons voorstel ligt inmiddels op het bureau in Brussel, en in afwachting van een definitieve beslissing zal Nederland het roetfilter financieel stimuleren, zowel op bestaande als op nieuwe auto's. Wel heb ik langs informele weg signalen ontvangen dat met name de milieu-ambtenaren in Brussel positief staat tegenover ons plan.

Huidige en toekomstige maatregelen
Dames en heren,
Zoals ik al zei, zijn verkeer, industrie en landbouw de grootste boosdoeners als het om fijn stof gaat. Omdat de bijdrage van verkeer met name lokaal tot de zogeheten 'hotspots' leidt, en omdat lokale maatregelen ook op zeer korte termijn genomen kunnen worden én effect hebben - concentreert het pakket aan maatregelen uit de Septemberbrief, die op Prinsjesdag 2005 naar de Tweede Kamer is gestuurd, zich vooral op dit terrein. Het MilieuNatuurplanbureau heeft dit zogenaamde Prinsjesdagpakket beoordeeld als kosteneffectief. Met dit pakket bereiken we een substantiële reductie van het aantal knelpunten in steden en langs snelwegen. Met 10 tot 15% in 2010 en met 50 tot 90% in 2020. Er is 900 mln. beschikbaar en inmiddels heb ik een projectteam in het leven geroepen met maar 1 doel: zo snel mogelijk uitvoering geven aan de verkeersmaatregelen. En we zitten goed op schema. In 2006 zullen alle stimuleringsregelingen van start zijn gegaan.

Wat gaan we doen?
We gaan roetfilters stimuleren voor nieuwe personenauto's, taxi's en bestelwagens. We gaan bestaande voertuigen retrofitten, dat wil zeggen het roetfilter achteraf inbouwen. Ook zullen we schonere vuilniswagens en schoner openbaar vervoer een duwtje in de rug geven. Daarnaast doen we er alles aan om sneller schone Euro 4/5 vrachtauto's op de weg te laten rijden. Bovendien zet het kabinet in op het verlagen van de NOx uitstoot via het aanscherpen van EURO5 en EURO 6 normen (Nox), het stimuleren van EURO 4 en 5 vrachtauto's en een subsidie voor NOx nabehandeling op binnenvaartschepen. Dat is het rijksbeleid. Maar aanvullende lokale en regionale maatregelen zetten ook veel zoden aan de dijk. Denk maar aan het instellen van milieuzones, waar alleen schone voertuigen mogen rijden. Aan flexibele venstertijden. Of aan het differentiëren van parkeertarieven. Daar ligt een schone taak voor lokale en regionale overheden. Een taak die keihard wordt opgepakt en waarvoor het rijk financiering en ondersteuning biedt. Het openbaar vervoer valt in principe onder het ministerie van V&W, dat per 1 januari een budget van 20 miljoen euro beschikbaar heeft gesteld voor roetfilters op OV-bussen. Een welkome aanvulling op de bestaande roetfilter initiatieven in de OV-markt.

Dan het railvervoer. Met de komst van de Betuwelijn wordt het aantal vrachtwagenkilometers rond bijvoorbeeld Rotterdam aanzienlijk verminderd. Meer rails, minder roet dus.
Het railvervoer maakt in Nederland niet zo veel gebruik van dieselmotoren, zeker niet in het stedelijk gebied. Toch bekijkt mijn Ministerie of roetfilters op bestaande en nieuwe diesellocomotieven een bijdrage kunnen leveren aan de reductie van fijn stof. Op dit moment lopen er enkele experimenten. Niet zo zeer de techniek van roetfilters staat nog in de kinderschoenen, als wel de toepassing ervan op diesellocomotieven. Ons onderzoek zal medio 2006 worden afgerond. Daarna besluit ik of een subsidieregeling voor roetfilters in diesellocomotieven gewenst is.
We kijken echter niet alleen naar motoren en filters, maar ook naar brandstoffen. Zo valt te denken aan een aanscherping van de normen voor zwaveluitstoot door 'rode' diesel. Of aan een herziening van de fiscale behandeling van aardgas als motorbrandstof. Met het geld uit de Septemberbrief wordt ook een versnelde invoering van luchtwassers in de intensieve veehouderij gestimuleerd. Voor de industrie, tenslotte, komt er een Reductieplan Fijn Stof. Want ook daar valt nog heel wat winst te behalen, met name bij op- en overslag bedrijven.

(Ont-)koppeling?
Al met al een omvangrijk pakket aan maatregelen - ik hoop dat u het met me eens bent. Toch zullen wij ook in 2010 en in 2020 de normen voor fijn stof niet halen. En dat terwijl we daar eigenlijk nu al aan zouden moeten voldoen. Daarom zullen we bij de Europese Commissie aandringen op uitstel. Maar we moeten ondertussen wel een oplossing zien te vinden voor de dreigende stagnering van ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Zekere voor die projecten waar geen sprake is van een toename van de schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid.
Het volledig loskoppelen van ruimtelijke ordening en de normen voor luchtkwaliteit wordt gepresenteerd als dé oplossing voor de stagnatie van ruimtelijke plannen. Sinds jaar en dag betrekken we echter álle relevante belangen - inclusief het milieu - bij de ruimtelijke besluitvorming. Dit uitgangspunt van een 'goede ruimtelijke ordening' is ook verankerd in de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Toch heb ik, vanwege de aanhoudende maatschappelijke discussie, onderzoek laten doen naar een mogelijke ontkoppeling. Omdat we voor fijn stof in een overschrijdingssituatie verkeren, acht ik de juridische en procedurele risico's van volledige ontkoppeling te groot. Als de wetgever zelf géén relatie legt tussen ruimtelijke besluitvorming en luchtkwaliteit, doet de bestuursrechter dat alsnog. Met als enig toetsingskader de grenswaarden uit Brussel. Ook kan het Europese Hof van Justitie onze interpretatie van de richtlijn in twijfel trekken. Dat betekent jaren vertraging en terug bij af. Daarom hebben wij gekozen voor een aanpak waarbij plannen kunnen doorgaan zonder de relatie met luchtkwaliteit los te laten. Met het Wetsvoorstel luchtkwaliteit gaan we over op een juridisch houdbare en flexibele 'koppeling op afstand'.
Toetsing van individuele projecten aan de normen maakt plaats voor toetsing van programma's voor gebieden. Deze programma's koppelen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit aan belangrijke ruimtelijke investeringen zoals de verbreding van de A15 en de aanleg van de Tweede Maasvlakte. Een programma moet aantonen dat er een maximale inspanning wordt gedaan om de normen te halen en aangeven wanneer de norm wordt gehaald. Na vaststelling van het programma hoeven individuele deelprojecten niet meer getoetst te worden. Geen bureaucratisch circus dus, maar eenvoud. En projecten met minder dan 2.000 woningen kunnen sowieso doorgaan.

Bij de bron: Brussel
In de Europese regelgeving was reeds voorzien in de mogelijkheid van aftrek van natuurlijke bronnen die geen negatief effect hebben op de gezondheid. Zeezout is zo'n natuurlijke bron. Het nieuwe Besluit Luchtkwaliteit 2005 maakt het aftrekken van zeezout van de fijn stof concentratie mogelijk. Dit is weliswaar geen aardverschuiving, maar het voor die projecten die net over de grens van de 50 µg heen gaan net het verschil betekenen.
Zijn we er dan, met deze maatregelen? Nee, we moeten verder kijken. Ik noemde al de Europese ontwerp-richtlijn, die in de Milieuraad van 2 december jl. voor het eerst besproken is. Er zitten voordelen aan, zoals de mogelijkheid van aftrek van zeezout, en een uitstelmogelijkheid. Maar ook nadelen. Zoals het vasthouden aan de huidige daggemiddelde norm voor PM10, die in bijna geen lidstaat haalbaar is. En de introductie van een harde nieuwe norm voor PM2,5, waarover we te weinig weten om als harde norm vast te leggen. Nederland heeft zich in de Milieuraad dan ook sterk gemaakt voor meer flexibiliteit. NIET omdat we het beleid willen versoepelen. WEL omdat beleid realistisch moet zijn. Met haalbare normen.

Daarvoor hebben we dan wel Europese instrumenten nodig, zoals een veel scherpere Euro-5 norm voor personenauto's. Een stringent Europese bronbeleid blijft de meest kosteneffectieve maatregel. Bovendien beperkt het de aanvoer van luchtverontreiniging uit het buitenland - toch al de grootste bron van vervuiling boven ons land. Er ligt dus een hele nadrukkelijke taak bij de Commissie. Temeer daar Nederland bij de vaststelling van de luchtkwaliteitsnormen in 2001 heeft aangetekend dat deze normen alleen haalbaar zouden zijn als de EU tevens scherpe emissienormen zou vaststellen. Dat is in onvoldoende mate gebeurd. Ook de Commisie is dus nu aan zet. Maar de EU, dat zijn wij zelf ook. En in de tussentijd moeten wij - de Rijksoverheid, gemeenten, provincies, vervoerders en verladers - alles op alles zetten om zo goed mogelijk aan de normen te voldoen. En om tegelijkertijd de ontstane knelpunten op ruimtelijk en economisch gebied op te lossen. Op onze schouders rust een plicht om ons in te spannen. Hoe - daarover ga ik zometeen graag met u in debat.

Ik dank u wel.