ChristenUnie
Inbreng Correctief referendum donderdag 26 januari 2006 - 11:23
Door: Arie Slob
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van dit
wetsvoorstel dat opnieuw beoogt een regeling in de Grondwet vast te
leggen, ter invoering van het een correctief wetgevingsreferendum. In
de vele debatten in het verleden zijn de voor- en nadelen genoegzaam
gewisseld: deze leden hebben er geen behoefte aan deze uitentreuren te
herhalen. Wat betreft het voorliggende wetsvoorstel hebben deze leden
een aantal vragen.
De indieners stellen op bladzijde 1. van de memorie van toelichting
dat het correctief wetgevingsreferendum een welkome aanvulling is op
de representatieve democratie. Op bladzijde 2 wordt echter gesproken
van een «noodzakelijke» aanvulling. De leden van de
ChristenUnie-fractie vragen de indieners nader te beargumenteren,
waarom is gekozen voor het woord «noodzakelijk» en welk falen van de
representatieve democratie het noodzakelijk maakt dat er vormen van
directe democratie worden ingevoerd. Mede in dat verband vragen deze
leden of dit falen van de representatieve democratie ook binnen het
systeem kan worden opgelost, bijvoorbeeld door een revitalisering van
politieke partijen. Zo nee, waarom niet?
Tevens vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de indieners de
opmerking toe te lichten dat deze vorm van directe democratie zorgt
voor spreiding van macht. Deze leden vragen de indieners op grond
waarvan zij daar noodzaak toe zien.
De indieners stellen op bladzijde van de memorie van toelichting dat
de ervaring met het nationaal referendum op 1 juni 2005, en de daaraan
gekoppelde discussie over het wel of niet bindende karakter ervan,
mede aanleiding is geweest voor indieners om het referendum helder te
regelen. Hoe verhoudt zich dit tot de uitspraak op bladzijde 7 van de
memorie van toelichting, namelijk dat de uitkomst van een nationaal
raadplegend niet-correctief referendum moet worden gezien als een
zwaarwegend advies aan de Nederlandse wetgever, zo vragen de leden van
de ChristenUnie-fractie.
De indieners wijzen, ter onderbouwing van hun voorstel, op de
positieve ervaringen die zijn opgedaan bij het gehouden nationale
referendum over de Europese Grondwet. Uit het feit dat de uitslag van
de stemming in Tweede Kamer, vergaderjaar 20052006, 30 174, nr. 8 4
belangrijke mate afweek van de door politieke partijen ingenomen
standpunten, leiden indieners af dat het niet meer vanzelfsprekend is
dat de achterban van politieke partijen op alle belangrijke punten
hetzelfde vindt als de partij waarop zij stemmen. Niettemin trekken
zij toch de conclusie dat er een belangrijke rol voor politieke
partijen is weggelegd bij een dergelijk referendum. De leden van de
ChristenUnie-fractie vragen of het referendum over de Europese
Grondwet niet ook heeft aangetoond dat een burger zich uiteindelijk
weinig wil of hoeft aan (te) trekken van alle argumenten van politieke
partijen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de indieners dan
ook in te gaan op de vraag of en hoe voorkomen kan worden dat bij een
referendum andere, dan inhoudelijke overwegingen een rol mee gaan
spelen.
De indieners gaan in op het bezwaar dat belangengroepen referenda
kunnen initiëren en afdwingen. Zij zien dit niet als een bezwaar. De
leden van de ChristenUnie-fractie zijn echter van mening dat dit wel
een gevaar kan zijn, naarmate drempels voor het inleidende verzoek en
het opkomstpercentage steeds lager worden vastgesteld. Zonder
duidelijkheid daarover kan niet op voorhand worden gesteld dat het
gebruik door belangengroepen zonder bezwaar is. Delen indieners deze
mening?
In reactie op het bezwaar dat een referendum polariseert, stellen
indieners dat dit ervoor zorgt dat kiezers, partijen en
maatschappelijke organisaties gedwongen zijn een keuze te maken. De
leden van de ChristenUnie-fractie constateren naar aanleiding van het
gehouden referendum over de Europese Grondwet, dat niet alle kiezers
over een dermate gecompliceerd onderwerp zelf een keuze willen maken.
Deze leden vragen de indieners hierop te reageren en daarbij tevens in
te gaan op het bezwaar dat door middel van een referendum een
gecompliceerd probleem gesimplificeerd aan de kiezers wordt
voorgelegd.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben sympathie voor de
wijziging van het voorstel, in die zin dat de uitzonderingen toch ook
in de Grondwet worden vastgelegd. Helaas geldt dit niet voor de
vaststelling van de drempels. Terwijl juist de hoogte van de drempels
van doorslaggevend belang is voor de vraag in hoeverre er gebruik zal
worden gemaakt van het correctief wetgevingsreferendum. Tevens bepaalt
de hoogte van de drempels in welke mate er sprake is van aantasting
van het representatieve stelsel. Juist om het een aanvulling te laten
zijn op het representatieve stelsel is het van belang dat niet
lichtvaardig met dit instrument wordt omgesprongen. Dat indieners er
voor kiezen om een eis van tweederde meerderheid voor te schrijven
voor het wijzigen van de drempels, vinden deze leden niet afdoende.
Met deze eis wordt uiteindelijk wel de herzieningsprocedure van de
Grondwet omzeild en die is er niet voor niets. Ten slotte vinden de
leden van de ChristenUnie-fractie het bovendien voor de beoordeling
van het wetsvoorstel van belang te weten hoe hoog indieners de
drempels willen stellen. Zij vragen de indieners hierop in te gaan.
De indieners stellen dat het weliswaar niet mogelijk is om een
referendum te houden over bepaalde Europese verdragen die op het
Koninkrijk als geheel van toepassing zijn, maar dat het wel mogelijk
is over dergelijke verdragen een niet-bindend raadplegend referendum
te houden. Volgens de indieners gelden de bezwaren die gelden bij een
correctief referendum over verdragen, niet (in dezelfde mate) voor een
raadplegend nietcorrectief referendum. De leden van de
ChristenUnie-fractie vragen de indieners deze stelling nader te
beargumenteren. Het raadplegend referendum over de Europese Grondwet
heeft immers aangetoond dat het niet voor de hand ligt de
kiezersuitspraak te negeren. De leden van de ChristenUnie-fractie
vragen de indieners in te gaan op de keuze om wel de begrotingswetten
uit te zonderen en niet de wetsvoorstellen op het gebied van sociale
zekerheid en fiscale wetgeving, want die wetten hebben eveneens vaak
ingrijpende en budgettaire gevolgen.
Artikel 137
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het niet voor de hand
liggen om een correctief wetgevingsreferendum mogelijk te maken over
een voorstel tot verandering in de Grondwet, nadat dit voorstel in
tweede lezing door de Staten-Generaal is aangenomen. De tweede lezing
is al bedoeld als extra waarborg; een correctief wetgevingsreferendum
daar bovenop lijkt deze leden te veel van het goede. Door de invoering
van het correctief wetgevingsreferendum kan bovendien de tweede lezing
door de
Staten-Generaal devalueren. Zij vragen de indieners hun keuze voor
deze procedure te beargumenteren, mede in het licht van de discussie
over de aanpassing van de Grondwetsherzieningprocedure.
---