Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Voorstel Wet maatschappelijke ondersteuning

Kamerstuk, 25-1-2006

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DMO-2655137

25 januari 2006

1. Inleiding

Hierbij bied ik u naar aanleiding van het wetgevingsoverleg van 23 januari jl. op een aantal punten een nadere toelichting aan.

Het betreft hier allereerst mijn reactie op een aantal juridische punten:

* de brief van de Raad van de rechtspraak;
* amendement 14 (inspraak cliënten);

* amendement 9 en 42 (persoonsgebonden budget);
* amendement 62 (klachtrecht);

* privacywetgeving in de samenwerking tussen gemeenten en het CIZ;
* mijn visie op de mogelijkheden voor een uitruil binnen het pgb tussen Wmo-AWBZ.

Tevens geef ik weer wat in een algemene maatregel van bestuur (amvb) zal worden uitgewerkt en bied ik u in bijlage 1 mijn reactie op de diverse amendementen aan.

2. Juridische punten

Brief van Raad voor de rechtspraak
Naar aanleiding van de brief van de Raad voor de rechtspraak die ik op de valreep ontving, het volgende.

De Raad deed het dringend verzoek om het wetsvoorstel nog zo aan te passen dat de rechtsmacht in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep komt te berusten, zoals dat ook voor de Wet voorzieningen gehandicapten en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten het geval is. Over het wetsvoorstel is het advies van de Raad voor de rechtspraak gevraagd. De Raad liet weten wegens de beperkte adviestermijn van advisering af te zien. Ook de Raad van State maakte in zijn advies geen opmerkingen over de rechtsbescherming.
Nu de Raad voor de rechtspraak alsnog erop aandringt de Wmo-zaken in hoger beroep door de Centrale Raad van Beroep te laten behandelen en ook de Raad van State in een brief van 18 januari daarop aandringt, ben ik bereid het wetsvoorstel op dit punt aan te passen. In de vierde nota van wijziging, die ik voor de stemmingen naar u zal verzenden, is het voorstel van de Raad voor de rechtspraak overgenomen.

Amendement 14 van mevrouw Verbeet
Bij mijn reactie op amendement stuk nr. 14 heb ik uitgesproken het van belang te achten dat cliënten inspraak hebben. Mevrouw Verbeet vervangt de huidige tekst van artikel 26 van het wetsvoorstel door een algemene formulering die alle door de gemeente gefinancierde organisaties die maatschappelijke ondersteuning aanbieden, omvat. Daarmee neemt zij het risico weg dat ten aanzien van eventuele nieuwe werksoorten discussie zou kunnen ontstaan over de toepasselijkheid van de Wmcz. Dat lijkt mij een verbetering. Ik kan mij in het amendement vinden.
Wel is het wenselijk dat onderdeel 1 van het amendement komt te vervallen (artikel 25 is komen te vervallen bij Nota van wijziging).

Amendement 9 Van Miltenburg/Verbeet en amendement 42 Van der Vlies De heer Van der Vlies heeft een amendement ingediend over het verplichten van gemeenten om burgers de keuze te geven tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget (pgb). Ook mevrouw Van Miltenburg en mevrouw Verbeet hebben met amendement 9 gevraagd een keuze te regelen tussen het ontvangen van een voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming en een pgb. In het debat heb ik de leden Van der Vlies, Verbeet en van Miltenburg gevraagd de handen in een te slaan en te komen tot in elkaarschuiving van de amendementen cq één amendement. Ik heb in mijn antwoord in eerste termijn reeds aangegeven positief te staan ten opzichte van deze amendementen. Als het gaat om de verbreding van de voorziening die daarmee onder het pgb komen, moeten gemeenten echter wel de mogelijkheid krijgen uitzonderingen te maken. Een pgb moet kunnen worden geweigerd als dat in het belang van de cliënt is (bijv drugsverslaafden, psychoten). Als deze uitzondering wordt opgenomen in de amendering, laat ik het oordeel over dit amendement cq deze amendementen over aan de Kamer. Bovendien dient in verband met artikel 16 tweede lid van de wet Maatschappelijke Ondersteuning te worden opgenomen dat een pgb niet van toepassing kan zijn indien individuele voorzieningen een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte betreft.

Amendement 62 van mevrouw Verbeet
Zoals ik afgelopen maandag al gezegd heb, heb ik sympathie voor de bedoeling van amendement, dat ertoe strekt om iedere aanbieder van maatschappelijke ondersteuning ook onder de Wet klachtrecht cliënten zorgsector te laten vallen. Mijn enige probleem is dat de formulering ook gemeentelijke diensten zou insluiten. Dat lijkt mij niet gewenst. Voor gemeenten geldt de Algemene wet bestuursrecht. Bovendien gelden er voor gemeenten meer regels. Zo wordt in de Gemeentewet (artikel 84) uitdrukkelijk de mogelijkheid gecreëerd om een klachtencommissie in te stellen. En ook de rol van de gemeentelijke ombudsman is in de Gemeentewet (artikel 81) geregeld.
Door in de tekst de woorden `op basis van' te wijzigen in `door derden als bedoeld in artikel 10 van' en dan gaat de tekst weer verder `de Wet maatschappelijke ondersteuning', wordt dit bezwaar ondervangen. Voor de volledigheid zou dan in de toelichting onder het amendement een zelfde passage moeten worden toegevoegd, dus achter `Dit amendement beoogt zeker te stellen dat iedere aanbieder als bedoeld in artikel 10 van de WMO onder de Wkcz valt ....'.

Privacywetgeving
Mevrouw Van Miltenburg vraagt of de privacywetgeving samenwerking tussen gemeente en CIZ wel toelaat. Uitwisseling van gegevens in de backoffice is in ieder geval mogelijk als de cliënt bij de intake hiervoor zijn uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven. Het is derhalve noodzakelijk dat de cliënt bij de indicatiestelling afdoende wordt voorgelicht en deze vraag expliciet wordt meegenomen. Als daarbij het belang voor de cliënt in verband met een goede afstemming van de zorg wordt aangegeven lijkt het mij dat cliënten daartegen geen bezwaar zullen hebben.

3. Uitruil Wmo-AWBZ

Mevrouw Azough, mevrouw Verbeet en de heer Van der Vlies hebben gevraagd naar de mogelijkheden voor uitruil tussen AWBZ en Wmo-voorzieningen. In de AWBZ kan dat. Binnen de AWBZ is het uiteraard niet mogelijk om zorg te verlenen die niet tot het AWBZ-domein behoort. Uitruil tussen functies zoals binnen de AWBZ is tussen AWBZ en Wmo of tussen AWBZ en ZVW niet mogelijk. In voorkomende gevallen - en dan denk ik aan de casus van mevrouw Verbeet - is het juist een taak van de gemeente om te bezien wat er nodig is ter ondersteuning van de mantelzorger. Dat kán betekenen dat de gemeente huishoudelijke verzorging inzet om te voorkomen dat de mantelzorger overbelast raakt. Juist in dit soort situaties is het van belang dat in het backoffice een goede afstemming plaatsvindt.

4. Algemene maatregel van bestuur en ministeriële regeling

In het wetsvoorstel Wmo wordt in verschillende artikelen bepaald dat uitwerking bij (of krachtens) amvb kan plaatsvinden. Het voornemen bestaat om zoveel mogelijk alles in één besluit, het Besluit Wmo, te regelen.
In het besluit zullen regels worden opgenomen:

* Over de aanvraag, de verlening, de vaststelling, intrekking of wijziging, de betaling, etc. van specifieke uitkeringen en stimuleringsuitkeringen (artikelen 17 en 18),
* Met betrekking tot eigen bijdrage en financiële tegemoetkomingen (artikelen 15 en 16).

Bij amvb kunnen gevallen worden genoemd waarin ook niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen in aanmerking komen voor bij die amvb aangegeven individuele voorzieningen.
Bij amvb aan te wijzen personen en instellingen kunnen het sofi-nummer gebruiken in de zin van artikel 15c.
Op grond van artikel 17, eerste en tweede lid, kunnen bij amvb gemeenten worden aangewezen die een specifieke uitkering kunnen krijgen ten behoeve van openbare geestelijke gezondheidszorg, maatschappelijke opvang, verslavingsbeleid en vrouwenopvang. Op grond van artikel 19 kunnen bij amvb nadere regels worden gesteld over gegevensverstrekking aan de minister door het college van burgemeester en wethouders.
Tot slot, het tweede en de volgende leden van artikel 1 zijn leden die in vele wetten (in het bijzonder de sociale verzekeringswetten) staan en uniform zijn. De in het zesde en zevende lid van artikel 1 genoemde amvb wordt voor al die wetten gezamenlijk gemaakt.

Uitwerking in ministeriële regeling wordt genoemd in artikel 9. Bij ministeriële regeling worden de gegevens aangewezen die het college van burgemeester en wethouders dient te publiceren over de prestaties van de gemeente.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp

Documenten


* Overzicht amendementen Wmo (nr. 30 131) (nieuw venster) Kamerstuk | 25-1-2006 (pdf, 6 pag., 29 kB)