De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : DN. 2005/2855
datum : 25-01-2006
onderwerp : Stand van Zaken Acties IBO Vogel- en Habitatrichtlijn
bijlagen : 1
Geachte Voorzitter,
In september 2003 heb ik u mede namens mijn collega van Financiën het
eindrapport aangeboden van het interdepartementaal beleidsonderzoek
(IBO) naar de Vogel- en Habitatrichtlijn: 'Nederland op Slot? De
Europese en Nederlandse natuurbeschermingswetgeving nader bezien'.
Aanleiding voor het interdepartementaal beleidsonderzoek naar de
Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in 2003 was de constatering dat
veel partijen knelpunten ervoeren bij de implementatie ervan. Tevens
ontving u de conclusies, met aangekondigde acties, die het kabinet
verbond aan het rapport en de aanbevelingen daaruit.
In deze brief zet ik de huidige stand van zaken uiteen. In de bijlage
is per reactie en aangekondigde actie aangegeven welke resultaten er
in de afgelopen twee jaar zijn behaald.
Resultaat van uitvoering van de IBO-acties
Uit het IBO bleek dat er maatschappelijk draagvlak bestaat voor de
doelstellingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn, maar dat de omgang
met de implementatie van de Europese richtlijnen in de praktijk
problemen opleverde voor de betrokken organisaties en burgers van
Nederland. Het doel van de IBO-aanbevelingen was daarom het
hanteerbaar maken van de Vogel- en Habitatrichtlijn.
Het belang van de IBO-aanbevelingen wordt onderstreept door recente
uitspraken van de Raad van State over in het verleden genomen
bestuursbesluiten op het gebied van de Vogel- en Habitatrichtlijn.
Analyse van de jurisprudentie wijst uit dat bestuursbesluiten tot nu
toe zijn gesneuveld omdat de procedurestappen van artikel 6 van de
Habitatrichtlijn niet juist zijn doorlopen en dat beter of meer
onderzoek voldoende lijkt om projecten toch doorgang te laten vinden.
Ik heb mij de IBO-aanbevelingen ter harte genomen en ben aan de slag
gegaan met de IBO-acties. Om de Vogel- en Habitatrichtlijn hanteerbaar
te maken, heb ik mij gericht op een 3-fasen aanpak. Daarbij worden
allereerst oplossingen binnen de nationale wet- en regelgeving
gezocht, daarna eventuele aanpassing van nationale wet- en regelgeving
en tenslotte eventuele aanpassing van Europese wet- en regelgeving.
Oplossingen binnen de nationale wet- en regelgeving heb ik gevonden
door het verbeteren van de uitvoering en daarmee zijn inmiddels goede
resultaten bereikt. Daarnaast heb ik vanaf 23 februari 2005 de
uitvoering van de Flora- en faunawet middels een AmvB vereenvoudigd.
In de loop van dit jaar wordt gewerkt aan verdere aanpassingen en
vereenvoudigingen van deze wet.
Verbetering samenspraak met betrokkenen
Het IBO constateerde in 2003 een gebrekkige samenspraak tussen
betrokken instanties en organisaties. Dit is inmiddels verbeterd en er
is frequent constructief overleg met betrokkenen, waarmee het
kennisniveau is verhoogd. Betrokken organisaties kunnen beter op de
regelgeving anticiperen en de ministeries horen op hun beurt wat er
leeft bij de organisaties. Samen wordt gewerkt aan oplossingen van
problemen. Het in samenspraak voorbereiden van de beheerplannen en het
uitwerken van een gedragscode voor bosbeheer (met navolging in andere
sectoren), zijn hierbij goede resultaten. Beheerplannen en
gedragscodes maken minder vergunningen en ontheffingen noodzakelijk.
Met het verplicht stellen van de beheerplannen in de gewijzigde
Natuurbeschermingswet 1998, waarin projecten en andere handelingen
gereguleerd kunnen worden, neemt het benodigde aantal individuele
vergunningen af. Voorts zijn er met de inwerkingtreding van een AmvB
op basis van de Flora- en faunawet minder ontheffingen nodig door het
opnemen van meer vrijstellingen, al dan niet onder voorwaarde van het
opstellen van een gedragscode.
De komende tijd verwacht ik dat wij ook ten aanzien van de afstemming
met verwante onderwerpen, zoals de Kaderrichtlijn Water, tot goede
vorderingen zullen komen. Verder voert mijn ministerie 'werkateliers'
uit, waar lopende plannen en projecten tegen het licht worden gehouden
die tegen beperkingen van de regelgeving lijken aan te lopen. Een
eindrapport van de werkateliers zal dan praktijklessen bevatten over
een goede aanpak van economische en andere activiteiten. In het kader
van de inwerkingtreding van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998
zijn er de afgelopen maanden vier regionale bestuurlijke dialogen
georganiseerd, waarbij bestuurders over de samenwerking en
bestuurlijke dilemma's konden praten. Deze bijeenkomsten werden zeer
gewaardeerd door de deelnemers. De eindrapporten van zowel de
werkateliers als de bestuurlijke dialogen zijn begin 2006 gereed en
dan zal ik deze aan de Tweede Kamer zenden.
Verhoging kennisniveau
Volgens het IBO vormde onduidelijkheid over ingewikkelde regelgeving
een belangrijke bron van onvrede. De kennis over de wetgeving is
vergroot, door verduidelijking van de bepalingen en het bieden van
richtsnoeren. Ter voorbereiding op de inwerkingtreding van de
gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 op 1 oktober 2005 heeft mijn
ministerie in september jl. samen met de provincies verschillende
regionale voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd, die goed werden
bezocht.
De provincies gaan verder met provinciale bijeenkomsten. Daarnaast
hebben verschillende publicaties voor meer praktische informatie
gezorgd. De brochure over de toepassing van de Flora- en faunawet in
relatie tot ruimtelijke ingrepen wordt enthousiast gebruikt door de
sectoren. Ook de eerste handreiking over de bescherming van gebieden
(artikel 6 van de Habitatrichtlijn) is na een wijde verspreiding
veelvuldig gebruikt. Inmiddels is deze handreiking geactualiseerd en
toegesneden op de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. Daarnaast
heeft mijn ministerie begin oktober 2005 een handreiking
'Beheerplannen' uitgebracht, en een handreiking 'Bestemmingsplan en
natuurwetgeving'. Mijn inzet is met deze brochures en handreikingen de
omgang met de regelgeving in de praktijk te verduidelijken.
Kennis over de natuurwaarden bij betrokkenen is nodig om de gevolgen
van de regelgeving te kunnen inschatten. De afgelopen jaren is met
behulp van de middelen bij het Amendement Van den Ham het onderzoek
naar de verspreiding van soorten geïntensiveerd. Dit heeft echter nog
niet in voldoende mate geleid tot verbetering van de
informatievoorziening naar gebruikers van de gegevens over natuur.
Mijn conclusie is dat ik het proces van de verzameling en verspreiding
van natuurgegevens strakker moet aansturen, met participatie van alle
betrokken partijen. Ik ben daarom op advies van de Taskforce Impuls
Soortenbeleid een project gestart om in overleg met betrokken
ministeries en marktpartijen een Gegevensautoriteit Natuur op te
richten.
Verbetering dienstverlening
De dienstverlening is verbeterd met een centrale helpdesk voor vragen
over de natuurwetgeving en een uitgebreide website
(www.minlnv.nl/natuurwetgeving) die veelvuldig wordt geraadpleegd.
Tevens is het aanvragen van vergunningen en ontheffingen eenvoudiger
en meer doorzichtig gemaakt. Naast het uitbrengen van handreikingen en
brochures met uitleg over de procedurele stappen, heb ik de
ontheffingverlening voor de Flora- en faunawet laten standaardiseren.
Op dit moment duurt het ongeveer 3 maanden voordat mijn ministerie een
ontheffing voor de Flora- en faunawet kan geven - waar wettelijk 16
weken staat - en ik wil dit verder verkorten naar 2 maanden. Ten
aanzien van de Natuurbeschermingswet 1998 zal ik met de provincies
overleggen over eenvoudige en gestandaardiseerde aanvraagprocedures
voor vergunningen. Hierbij hoort het streven om het digitaal aanvragen
van vergunningen en ontheffingen mogelijk te maken.
Zijn de Vogel- en Habitatrichtlijn hanteerbaar?
Ondernemers beoordelen de vergunning- en ontheffingverlening van de
natuurwetgeving als redelijk, zo blijk uit een recent onderzoek in
opdracht van de Taskforce Vereenvouding Vergunnningen 1, met
verbeterpunten met name gericht op de doorlooptijd en de
beschikbaarheid van gegevens. Met de uitvoering van de IBO-acties,
waarvan ook in het volgend jaar nog resultaten zullen volgen, zijn de
Vogel- en Habitatrichtlijn hanteerbaarder gemaakt. Door bovenstaande
inspanningen verwacht ik dat het aantal uitspraken van de Raad van
State die vanwege procedurele oorzaken negatief uitvallen voor de
uitvoering van projecten, zal afnemen.
Hanteerbaar is echter niet hetzelfde als makkelijk en ik heb er dan
ook alle begrip voor dat organisaties en burgers de realisatie van
plannen en projecten in en rond waardevolle natuur als inspannend en
veeleisend ervaren. De omgang met de natuurwetgeving is complex: aan
de ene kant zijn we gebonden aan zorgvuldige uitvoering van strikte
Europese wetgeving en aan de andere kant vragen zowel de ruimtelijke
economische ontwikkeling van Nederland als de dynamische
biodiverstiteit om maatwerkoplossingen. Er zullen nog steeds nieuwe
uitdagingen naar voren komen en ik blijf luisteren naar signalen uit
de maatschappij, zodat we problemen in samenspraak kunnen blijven
oppakken.
Met het hanteerbaarder maken van de wetgeving is het negatieve beeld
omtrent Natura 2000 en de natuurwetgeving nog niet verdwenen. Ik zal
mij de komende tijd daarom inspannen om een betere balans te bereiken
tussen het aan de ene kant negatieve beeld over de wetgeving omtrent
natuur en aan de andere kant het positieve beeld van de waarde en
beleving van natuur.
Doel is eind 2006 alle IBO-acties te hebben geïmplementeerd. Om de
tevredenheid van de maatschappelijke omgeving te meten zal ik medio
2006 (mede als input voor de rapportage aan Brussel) een evaluatie
houden. Dan kan ik ook bepalen of de Vogel- en Habitatrichtlijn
inderdaad hanteerbaar zijn gemaakt. Mochten er onaanvaardbare
problemen overblijven die met een verbetering van de uitvoering niet
opgelost kunnen worden dan zal ik dat moment benutten om eventuele
aanpassing van wet- en regelgeving voor te stellen. Er zal hierbij in
eerste instantie worden gezocht naar oplossingen via nationale wet- en
regelgeving, voordat het voorstellen van aanpassing van de Europese
richtlijnen wordt overwogen.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
1 SIRA Consulting BV, Kosten en Effecten van Vergunningverlening,
Inventarisatie naar de kenmerken van 77 geselecteerde
vergunningstelsels, april 2005.
Bijlagen
Bijlage 'Stand van Zaken Acties IBO Vogel- en Habitatrichtlijn'