Eindvonnis kort geding Stichting Belangenbehartiging Nederlandse
Gepensioneerden in het Buitenland tegen zorgverzekeraars
âs-Gravenhage, 25 januari 2005 â De voorzieningenrechter van de
rechtbank âs-Gravenhage heeft â na een tussenvonnis van 30 december
2005 â een eindbeslissing gegeven in het kort geding van de Stichting
Belangenbehartiging Nederlandse Gepensioneerden in het Buitenland,
samen met drie Nederlanders die in Spanje wonen, tegen de
zorgverzekeraars Achmea, OHRA en Delta Lloyd. Het kort geding betreft
de door de verzekeraars in rekening gebrachte premies voor
zorgverzekeringen sinds de inwerkingtreding van de
Zorgverzekeringswet, per 1 januari 2006. De drie Nederlanders die
persoonlijk als eiser optreden, zijn naar hun zeggen geconfronteerd
met soms aanzienlijk hogere premies dan vóór 1 januari 2006 golden.
In het tussenvonnis had de rechtbank al beslist dat er â binnen het
beperkte kader van dit kort geding, waarin de Staat geen partij is â
geen reden is om de nieuwe wetgeving buiten toepassing te laten. Het
kwam dus aan op de beoordeling van de gegevens van de individuele
verzekerden, in de relatie tot hun verzekeraars. In het vonnis van 30
december 2005 had de rechtbank de verzekeraars gelast om nadere
informatie te verschaffen zowel over de premiestelling als over de
dekking van de afzonderlijke pakketten, en dit over de jaren 2003 tot
en met 2006. Nadat dit kort geding was aangespannen, hebben de
verzekeraars aangepaste voorstellen aan hun verzekerden gedaan. De
rechtbank heeft beoordeeld of deze voorstellen, gegeven de bestaande
relatie tussen deze verzekeraars en de drie bedoelde verzekerden,
"naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn".
Dit oordeel valt voor de eisende partijen negatief uit. Er is geen
grond voor ingrijpen van de rechter. Daarom zijn de vorderingen
afgewezen.
Eén van de gedaagde verzekeraars, Achmea, biedt haar verzekerde een
voorzieningenpakket dat bedoeld is als aanvulling is op het
"woonlandpakket" waarop de betrokkene in Spanje, volgens de
toepasselijke (internationale) regelgeving, recht heeft. Voor dit
basispakket moet deze verzekerde, volgens de Nederlandse wet, per jaar
ongeveer ⬠850 betalen aan het College zorgverzekeringen, dat zorgt
voor doorbetaling van dat bedrag aan de Spaanse autoriteiten. Deze
bijdrage komt in beginsel bovenop de premie voor de door Achmea
aangeboden aanvullende verzekering. In dit kort geding is de vraag
gesteld of het Spaanse woonlandpakket voor bepaalde voorzieningen
"gelijkwaardig" is aan het voorzieningenpakket dat Achmea heeft
aangeboden. Deze vraag betreft onder meer de vrije huisartskeuze, die
in de regel niet in het woonlandpakket is begrepen. Achmea heeft
verklaard dat haar verzekerde op dit punt aanspraak kan maken op
vergoeding van de kosten van een huisarts van zijn keuze. Deze
voorziening valt dus binnen het "aanvullende pakket" dat de
verzekeraar heeft aangeboden.
De rechtbank heeft geen kostenveroordeling uitgesproken, omdat alle
partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld zijn te beschouwen.
Hierbij is rekening gehouden met de nadere uitleg en met de
toezeggingen van de kant van de verzekeraars in de loop van dit kort
geding.
LJ Nummers
AV0337
AU8874
Bron: Rechtbank 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 25 januari 2006
Rechtbank 's-Gravenhage