D66

24 januari 2006

Ursie Lambrechts

Voorzitter,

De Tweede Fase is altijd weer in staat om de gemoederen te beroeren. Zeker de mijne.

Laat ik beginnen bij het begin. En aangeven waarom ik dit wetvoorstel wel degelijk een verbetering acht. Want sommigen zeggen: "wat heeft dit wetsvoorstel nog voor zin, er zijn al verschillende wijzigingen geweest."

Dat is waar, er zijn al eerder wijzigingen in de oorspronkelijke voorstellen aangebracht. Die wijzigingen waren over het algemeen ad hoc. Die waren erop gericht om de ergste nood van dat moment te lenigen. Maar die ad hoc wijzigingen veroorzaakten ook weer nieuwe problemen. Zo werd de vrije ruimte grotendeels opgeofferd om de rest van het versnipperde programma uitvoerbaar te maken. En, hoewel ik de keuzeruimte in deze nieuwe voorstellen nog steeds beperkt vind, is er nu in elk geval wel meer keuzeruimte.

De grote winst van de herziening is natuurlijk dat alle deelvakken (die onderwijskundig en vooral organisatorisch een crime waren) verdwijnen. We keren daarmee in feite terug naar de oude mammoetstructuur, maar dan met een vak meer.

Voor het VWO 8 min of meer gelijkwaardige examenvakken (was 7 vakken) en voor Havo 7 min of meer gelijkwaardige examenvakken (was 6 vakken).

En, eindelijk zullen nu ook de deeltalen weer vervangen worden door hele talen waarin alle aspecten van taal aan de orde komen: spreken, luisteren, lezen, schrijven en literatuur. Ik heb daar lang op moeten wachten. Ik meen dat ik een jaar of 5 geleden daartoe al een motie heb ingediend. Ik had toen niet kunnen bevroeden dat het tot 2007 zou moeten duren voordat dit ook definitief geregeld zou gaan worden.

Tot slot vormt dit wetsvoorstel ook een verbetering omdat de verregaande bureaucratische vormvoorschriften in de eindtermen en m.n. in de programma's voor toetsing en afsluiting van het schoolexamen geschrapt worden. Weliswaar werd steeds tegen de scholen gezegd: het studiehuis en alle specifieke didactische werkvormen die daarmee samenhangen zijn niet verplicht, maar de vormvoorschriften stonden wel in de programma's voor toetsing en afsluiting voorgeschreven. Vraag: Ik mag toch aannemen dat met de globalisering van de eindtermen ook deze specifieke vormvoorschriften in de programma's van toetsing en afsluiting ook van de baan zijn?

Kortom, voldoende reden wat D66 betreft om nu met een meer fundamentele wijziging tegemoet te willen komen aan de bezwaren die er nog steeds kleven aan de huidige tweede fase: te rigide, een te ingewikkelde structuur, versnipperd, weinig diepgang en geen keuzes voor school en leerling.

Beter onderwijs

Maar, voorzitter, krijgen we nu ook beter onderwijs?

Want daar doen we het tenslotte allemaal voor!

Krijgen we nu dan onderwijs wat wel in staat zal zijn de kloof tussen voortgezet onderwijs en hoger onderwijs te slechten?

Dat was toch het doel van de tweede fase?

Ik wordt eerlijk gezegd niet erg vrolijk van alle berichten over de tekortkomingen in de kennis van studenten die de tweede fase hebben gedaan:

- De universiteiten klagen steen en been dat ze met studenten Frans en Duits zo ongeveer op het niveau van de 4^e klas vo moeten beginnen met hun colleges.

- De pabo's klagen dat ze studenten moeten bijspijkeren op een niveau wat van hbo niet meer verwacht mag worden. Ze moeten dat al voor taal doen. Nu moeten ze het ook nog doen voor rekenen omdat 50% van de studenten pabo in het eerste jaar niet eens boven het niveau van de 20% beste leerlingen in het basisonderwijs uitkomt.

- De universitaire bèta-studies al precies hetzelfde. Grote leemtes in de kennis van wiskunde. En dat terwijl de zittende studenten toch over het algemeen 760 uur wiskunde hebben genoten. Dat is niet niks.

Ik kan me dus heel goed voorstellen dat velen zich afvragen of de inhoud van het voortgezet onderwijs eigenlijk wel deugt. Ik vraag me dat ook af. En vooral vraag ik me af of het nu dan beter zal gaan?

Wij kunnen hier veranderen wat we willen. Nog meer uren geven. Nog meer vakken verplicht stellen. We kunnen op onze kop gaan staan of de horlepiep dansen, als de inhoud van het onderwijs niet deugt helpt het allemaal niks.

Voor de talen zal het waarschijnlijk in de toekomst wel beter worden, omdat we de deeltalen bij deze gaan afschaffen. Maar geldt dat ook voor de wiskunde?

Wiskunde

De minister zegt in de nota n.a.v. het verslag dat jongeren met de stelling dat "de kennis kennelijk achteruitgaat" onrecht wordt aangedaan. Zij worden daardoor gedemotiveerd. En tegelijk kunnen zij geen weerwoord geven: zij kunnen dat immers nog niet overzien en daardoor kunnen zij in het algemeen hun eigen kennis en prestaties minder goed wegen."

Lievemaria.nl logenstraft dat antwoord van de minister.

Kennelijk weten deze studenten - die de moeite hebben genomen om via een website actie te voeren voor meer en beter wiskunde-onderwijs- heel erg goed wat er schort aan het wiskunde-onderwijs dat ze genoten hebben. Een kleine bloemlezing:

- Breuken optellen? Niet toe in staat.

- Integreren. Alleen mogelijk met grafische rekenmachine.

- Oplossen van vergelijkingen geeft problemen.

Er moeten in het eerste jaar van het hoger onderwijs bijspijkercursussen en een basisboek wiskunde van 250 bladzijden aan te pas komen om de gaten in de wiskundekennis provisorisch te dichten.

Een student (of docent) zegt op die website: "er ligt teveel nadruk op de kwantiteit van het wiskunde-onderwijs. Maar de problemen zijn voor een groot deel het gevolg van de slechte kwaliteit van het wiskunde onderwijs."

Prof. van der Craats, de schrijver van het basisboek wiskunde, zegt daarover in Trouw van14 jan j.l.: "het gewone elementaire oefenwerk is verdwenen op de middelbare school".

Teveel nadruk op realistische wiskunde en het gebruik van de grafische rekenmachine, en te weinig aandacht voor basale en abstracte wiskunde.

Voozitter, een belangrijke aanwijzing dat er echt iets mis is met de inhoud, is dat vóór de invoering van de tweede fase met minder uren wiskunde (640) deze aansluitingsproblemen er niet waren.

Hoe kan dat nou, vraag ik me af?

- We hebben het Freudenthal instituut dat al jaren bezig is om beter wiskunde-onderwijs te ontwikkelen. Onderwijs dat doorstroomrelevant is. Bij de invoering van de tweede fase vonden we toch ook dat leerlingen beter moesten worden voorbereid op het hoger onderwijs.

- We hebben de Stichting leerplanontwikkeling. Die maakt mooie model-leerplannen.

- We hebben de uitgeverijen die dure methodes hebben ontwikkeld.

- En we hebben het Cevo: de examencommissie...die moet toch bewaken dat in de examens de juiste dingen aan bod komen.

Wat hebben zij gedaan? En hoeveel heeft dat allemaal niet gekost?

Hoe kan het dat de doorstroomrelevantie van het wiskunde-onderwijs lager is dan ooit? Of het nu gaat om doorstroom naar pabo of om de voorbereiding op bèta-studies. Kennelijk zijn er grote lacunes.

Is dit nou inderdaad het gevolg van een al jaren durende richtingenstrijd in de wiskunde?

Zijn de tekortkomingen van nu het gevolg van een doorgeschoten trend richting realistische wiskunde en gebruik van de grafische rekenmachine? En te weinig elementaire en abstracte wiskunde?

En waar kan ik het vertrouwen aan ontlenen dat we dit probleem, dat eerst sluimerend zichtbaar was maar nu zo pregnant zichtbaar is geworden, gaan oplossen?

Weliswaar zijn er allerlei vernieuwingscommissies voor de bèta-vakken aan de slag gegaan, maar gaan die ook bieden wat nodig is voor de vervolgopleidingen?

Sta mij toe daaraan toch te twijfelen!

De concept-context benadering wordt nu op alle bèta-richtingen als het vernieuwingsmiddel losgelaten. Op het etiket van dat middel staat minder theoretische, minder abstracte kennis.

Dat is toch precies de realistische benadering die bij wiskunde nu onder vuur ligt?

Het lijkt erop dat de concept-context beweging probeert het wiel uit te vinden, waarvan men bij de wiskunde zojuist ontdekt heeft dat het vierkant is.

1. Doorstroomrelevante wiskunde.

Wie gaat nu zorgen dat deze richtingenstrijd tussen realistische wiskunde en abstracte wiskunde wordt beslecht?

Wat gaat de minister doen om te zorgen dat de wiskunde in het vo wel degelijk weer doorstroomrelevant wordt en dat de basisbeginselen van de meer elementaire - abstracte wiskunde weer aan bod gaan komen. (motie: resonansgroep van docenten en studenten die de doorstroomrelevantie van de te vernieuwen wiskunde beoordelen)

2. Meer uren wiskunde: van 520 naar 600 uur.

Dan het aantal uren wiskunde. Ik heb het eerder gevraagd en ik vraag het nog een keer of een reductie van 30% voor de wiskunde B niet te veel is? Ik weet dat er compensatie zit in wiskunde D en in het geïntegreerde vak NLT, maar niet alle scholen zullen dat aanbieden. Bovendien is niet helder wat b.v NLT nu feitelijk voor de leerling aan doorstroomrelevante wiskunde kennis zal bijdragen. Ook wiskunde D moet nog ontwikkeld worden.

D66 stelt daarom voor de studielast voor wiskunde B alsnog op te hogen van 520 naar 600 uur. Ik heb hiervoor een amendement ingediend.

3. Niet 40% maar 100% van de eindexamenstof moet in het centraal schriftelijk aan de orde kunnen komen

Derde punt waar het de wiskunde betreft: De verhouding tussen het Schoolexamen en het Centraal Schriftelijk examen.

Inmiddels hebben we ook de examenprogramma's ontvangen waarin een voorstel wordt gedaan voor 60%/40%.

Een wiskundige en mijn belangrijkste adviseur als het gaat om de wiskunde schrijft me het volgende: "De voorgestelde verdeling brengt nog eens goed in beeld hoe zinloos en gevaarlijk de 60/40 verdeling is. Samenhangende onderdelen worden over twee examens verdeeld: schoolonderzoek en centraal schriftelijk examen. Het doet denken aan een piano-examen waarbij de pianist bij het eerste deel van het examen alleen de zwarte toetsen mag gebruiken en bij het tweede deel alleen de witte toetsen."

"Realiseer je", zo schrijft hij, "dat deze maatregel bovenop een reductie van de studielasturen komt. En dat betekent dat in de toekomst bij een vak als Wiskunde B in het centraal schriftelijk examen nog maar zo'n 40% van de huidige examenstof aan de orde komt." Terwijl er nu met 100% examenstof en 760 studielasturen al grote aansluitingsproblemen blijken te zijn.

Voorzitter, ik vraag ook dit nog maar een keer: om het Centraal schriftelijk examen - dat toch de belangrijkste waarborg moet zijn voor niveau en kwaliteit van de examens- niet op deze manier uit te hollen. Als het centraal schriftelijk examen op deze manier ontkracht wordt dan betekent dat maar een ding, namelijk dat er in ras tempo toelatingsexamens in het hoger onderwijs gaan komen die alsnog het kennisniveau zullen gaan testen wat eigenlijk getest had moeten worden in het centraal schriftelijk examen. (SAT test: scolastic aptitude test).

Het D66 voorstel is daarom om in ieder geval voor Wiskunde B geen wijziging aan te brengen in de huidige regeling. Op het Centraal examen moet gewoon 100% van de examenstof aan de orde kunnen komen. Ik overweeg hierover in tweede termijn een motie in te dienen.

4. Voor toelating tot Pabo: C&M plus wiskunde A

Dan het wiskunde onderwijs en de doorstroom naar de Pabo.

D66 ziet weinig in het toevoegen van wiskunde A1 (straks C) aan het C&M profiel voor de havo zoals de HBO-raad dat eerder voorstelde. Omdat A1- daar geef ik de minister gelijk in- ook nu niet voorkomen heeft dat deze leerlingen niet kunnen rekenen.

Een vingerhoedje wiskunde aanbieden, zoals nu wiskunde A1 en straks wiskunde C, is niet de oplossing voor het probleem. Dat is een fopspeen. En zeker niet als dat vingerhoedje wiskunde ook nog eens niet gaat over die rekenvaardigheden die een pabo-er nodig heeft.

Het D66 voorstel is een ander voorstel:

Havo studenten die straks naar de pabo willen moeten volwaardig wiskunde A in hun pakket hebben gehad. Niet A1 of C (afgeleid van A1) maar volwaardig wiskunde A. En wiskunde A moet dan inhoudelijk wel degelijk ook de rekenvaardigheden gaan bevatten die het voor deze studenten doorstroomrelevant maken.

Dat is een even eenvoudige als praktische oplossing.

5. Voor toelating tot (bio) medische opleidingen: N&G plus natuurkunde

Niet alle vakken die nodig zijn voor de doorstroom naar bepaalde studies moeten per se in het profiel. Voor bepaalde studies moeten aanvullende eisen gesteld kunnen worden

Zo is D66 van mening dat voor (bio) medische opleidingen het NG profiel plus natuurkunde gevraagd moet gaan worden.

Die duidelijkheid en voorlichting moet dan wel op voorhand aan alle leerlingen gegeven worden zodat zij er met het kiezen van vakken rekening mee kunnen houden.

6.Tweede moderne taal op het gymnasium.

Ik blijf het vreemd vinden dat straks een gymnasiast mogelijk minder kennis van de moderne vreemde talen zal hebben dan een vwo-er. Talen, klassieke talen, maar ook moderne talen behoren toch tot wat het gymnasium tot het gymnasium maakt.

Ik heb daarom -samen met collega Balemans- een amendement laten voorbereiden om in het algemeen deel van het gymnasium een tweede moderne taal toe te voegen en de klassieke taal in het vrije deel te plaatsen. Met dien verstande dat gymnasia de klassieke taal dan wel aan hun leerlingen zullen moeten verpichten omdat geen gymnasium diploma gegeven kan worden als niet ook tenminste één klassieke taal in het pakket zit. Ook hiervoor heb ik, samen met collega Balemans, een amendement ingediend.

7.Lichamelijke opvoeding

Gym is een totaal ander vak dan taal of rekenen. Bij gym/lichamelijke oefening op school gaat het voor de meesten immers niet zozeer om een te behalen eindniveau als wel om gezonde en regelmatige beweging en oefening.

Zeker nu we weten dat veel jongeren veel te weinig bewegen. Wat D66 moet dat bij voorkeur geregeld worden met het vaststellen van het aantal uren in de week. We hebben daar ook een amendement op ingediend onder aanvoering van collega Vergeer. Er ligt inmiddels ook een ander amendement Hamer/Mosterd. Wat minder waarborgen biedt maar in elk geval beter is dan is dan het voorstel van de minister. Mocht ons amendement het niet halen zullen we onze steun daar niet aan onthouden.

8.Internationaal Baccalaureaat.

Voorzitter en dan toch ook nu weer een laatste opmerking over het Internationaal baccalaureaat.

Voor D66 is het hoe langer hoe onbegrijperlijker dat waar er zoveel ruimte wordt geboden voor vernieuwingen, die zich nog niet bewezen hebben, er voor deze vernieuwing die zich elders wel al lang bewezen heeft, geen ruimte geboden wordt.

Ik heb mijn hoop nu op de Onderwijsraad gesteld. Het duurt erg lang voor zij met een advies komen. Dat is veelbelovend want iets waar je niks in ziet daar hoef je niet lang over na te denken. Ik wil wel gezegd hebben dat onze instemming met deze verbetering van de tweede fase voor mij nog niet betekent dat daarmee onze wens om ruimte te creëren voor het IB van de baan is.
Vraag: Is het de minister al bekend wanneer de Onderwijsraad nu precies met haar advies gaat komen?
25-1-2006 14:03