College van Beroep voor het bedrijfsleven
Hoger beroep tegen herzieningsuitspraak rechtbank. Bevoegdheid Raad.
Verzoek om herziening van rechtens non-existente besluiten
Voor zover het hoger beroep van betrokkene zich richt tegen de
afwijzing door de rechtbank van het verzoek om herziening ingevolge
artikel 8:88 van de Awb, is de Raad van oordeel dat hij niet bevoegd
is om van het hoger beroep kennis te nemen. Op grond van vaste
jurisprudentie, zie onder meer LJN AA8749, is de uitspraak, inhoudende
een afwijzing van een verzoek om herziening, geen uitspraak als
bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Awb, noch een uitspraak als bedoeld
in artikel 8:86 van de Awb of een daarmee op één lijn te stellen
uitspraak ten gronde die volgt na een toewijzing van een verzoek om
herziening, doch een uitspraak als bedoeld in titel 8.4 van de Awb.
Tegen deze uitspraak kan derhalve geen hoger beroep worden ingesteld,
zodat de Raad zich onbevoegd verklaart. Voor zover het hoger beroep
van betrokkene zich richt tegen het oordeel van de rechtbank met
betrekking tot de verzoeken om herziening van besluiten van het Uwv is
de Raad van oordeel dat het niet past in het bestuursrechtelijk
systeem dat een belanghebbende om herziening verzoekt van besluiten
die rechtens non existent zijn omdat hiervoor andere besluiten in de
plaats zijn gekomen. Deze verzoeken kunnen dan ook niet voor
toewijzing in aanmerking komen.
LJ Nummer
AU9296
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 25 januari 2006 Naar boven