Kamerbrief inzake informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen
Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
DEN HAAG
Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
Datum23 januari 2006AuteurMw. drs. B. M. Karel
KenmerkDIE-57/2006Telefoon070 348 48 76
Blad1/1Fax070 348 40 86
Bijlage(n)2E-maildie-in@minbuza.nl
BetreftInformatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen
C.c.
Zeer geachte Voorzitter,
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij twee fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
1. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de indiening van gegevens over de aanvoer van visserijproducten in de lidstaten
2. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende rekrutering voor terrorisme: aanpakken van de factoren die bijdragen tot gewelddadige radicalisering
De Staatssecretaris voor Europese Zaken
Atzo Nicolaï
Fiche 1: Verordening betreffende indiening van gegevens over aanvoer van visserijproducten
Titel:
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de indiening van gegevens over de aanvoer van visserijproducten in de lidstaten
Datum Raadsdocument: 17 november 2005
Nr. Raadsdocument 14571/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005) 566
Eerstverantwoordelijk ministerie: Economische Zaken i.o.m. FIN, LNV, V&W
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Statistiek, Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
In het kader van het communautaire visserijbeleid dient de gemeenschappelijke markt voor visserijproducten op EUniveau aan de hand van geharmoniseerde en vergelijkbare nationale gegevens worden geanalyseerd. Dit gebeurd thans volgens de bestaande verordening (EEG) nr. 1382/91 van de Raad betreffende de indiening van gegevens over de aanvoer van visserijproducten in de lidstaten. Op basis van deze verordening dienen de lidstaten maandelijks gegevens over de hoeveelheid en waarde van de in hun havens aangevoerde visserijproducten te verstrekken. De ervaring heeft aangetoond dat de lidstaten gegevens over hoeveelheden en waarden van aangevoerde visserijproducten verzamelen, maar daarbij uiteenlopende begrippen en definities hanteren. Hierdoor zijn de gegevens op EUniveau niet vergelijkbaar, waardoor het nut van deze gegevens voor het beheer van de markt voor visserijproducten thans beperkt is.
Bij een analyse van de methoden waarmee de nationale instanties hun gegevens verzamelen en opstellen, is gebleken dat het mogelijk is de werkbelasting voor de lidstaten te verminderen en de bruikbaarheid van de gegevens te vergroten
Het voorstel heeft tot doel het verbeteren van de gemeenschappelijke regels voor de verzameling en de opstelling van communautaire statistieken over het indienen van gegevens met betrekking tot de aanvoer van visserijproducten in de lidstaten.
De verordening geeft een aantal definities en regels voor de verzameling, toezending en verspreiding van de gegevens. Verder heeft het voorstel tot doel de bestaande communautaire wetgeving te verbeteren en te vervangen. Er zijn drie belangrijke verschillen tussen de verordening en de bestaande wetgeving.
Ø De gegevens dienen niet meer maandelijks maar jaarlijks te worden verstrekt. Hierdoor zal de werkbelasting van de nationale instanties op termijn substantieel verminderen.
Ø Het indienen van gegevens naar vlag (of nationaliteit). Door een indeling naar vlagstaat kunnen de gegevens in meer detail worden geanalyseerd, zonder dat de werkbelasting van de nationale instanties hierdoor significant toeneemt;
Ø Het voorstel staat een flexibeler gebruik van steekproeftechnieken voor schattingen van de totale aanvoer toe.
Tot slot, wordt voorgesteld de bestaande verordening (EEG) nr. 1382/91 in te trekken.
Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 285, lid 1 EG Verdrag
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:
Raad: gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming, EP: co-decisie (artikel 251 EG-Verdrag)
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief, het doel van de verordening is het uitwerken en vaststellen van gemeenschappelijke standaards voor de productie van geharmoniseerde en vergelijkbare statistieken betreffende de aanvoer van visserijproducten in de lidstaten. Dit kan niet op een afdoende wijze door de lidstaten afzonderlijk worden uitgevoerd en kan daarom beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt.
Proportionaliteit: positief, de verordening gaat niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. In de verordening zijn alleen geharmoniseerde statistische definities opgenomen. De lidstaten mogen voor de verzameling van gegevens technieken gebruiken die op de structuur van hun visserijsector zijn afgestemd en die zijn aangepast aan het belang van die sector. Daarnaast kunnen de lidstaten zelf beslissen welke nationale gegevens en bronnen zij voor de opstelling van de statistieken gebruiken. Daarbij kunnen de lidstaten rekening houden met hun eigen statistische systemen en praktijken.
Consequenties voor de EU-begroting: geen.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
Het CBS verkrijgt op dit moment de benodigde informatie voor het samenstellen van de statistiek betreffende aanvoer visserijproducten uit het geautomatiseerde vangstregistratiesysteem (VIRIS) van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Productschap Vis. Hierdoor zijn er geen additionele consequenties met betrekking tot de administratieve lasten voor het CBS als gevolg van dit voorstel. Na een overgangsperiode van ongeveer twee jaar levert het voorstel een besparing op.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):
Doordat de gegevens niet meer maandelijks maar jaarlijks moet worden verstrekt voorziet het voorstel op termijn in een vermindering van de administratieve lasten. Tevens is met dit voorstel sprake van een vereenvoudiging van de EU wetgeving.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreden (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het publicatieblad van de Europese Unie. Voor Nederland is dit haalbaar.
Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland staat in beginsel positief tegenover het voorstel. De verordening wordt beschouwd als een essentiële maatregel ter verbetering van de beschikbaarheid van geharmoniseerde communautaire statistieken over de aanvoer van visserijproducten. Nederland onderschrijft het belang van het uitwisselen van statistische gegevens binnen een geharmoniseerd kader, niet alleen voor het beheer van de markt voor visserijproducten maar ook, meer in het algemeen, voor de ontwikkeling en implementatie van een duurzaam visserijbeleid. Hierdoor wordt de inhoud, de kwaliteit evenals de vergelijkbaarheid van de nationale en communautaire statistieken over de aanvoer van visserijproducten verder verbeterd. Desondanks bestaat er enige bezorgdheid over de mate van detail die op bepaalde onderdelen worden gevraagd ten aanzien van het verzamelen van de gegevens.
Daarnaast is niet helemaal duidelijk waarom enkele kenmerken die bij bepaalde onderdelen worden gevraagd relevant zijn voor de Europese beleidsontwikkeling. Op een aantal onderdelen van het voorstel zal de Commissie om een nadere toelichting worden gevraagd.
Fiche 2: Mededeling betreffende rekrutering voor terrorisme
Titel:
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende rekrutering voor terrorisme: aanpakken van de factoren die bijdragen tot gewelddadige radicalisering
Datum Raadsdocument: 3 oktober 2005
Nr. Raadsdocument: 12773/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 313
Eerstverantwoordelijk ministerie: JUST/BZK (Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding) i.o.m. JUST, BZK, OCW, SZW, FIN, BZ, EZ ,VWS
Behandelingstraject in Brussel: Comité Artikel 36 (CATS), Raad Justitie en Binnenlandse Zaken
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Conform het verzoek in het Haags Programma heeft de Commissie in onderhavige mededeling een eerste bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van een Europese langetermijnstrategie op het gebied van de bestrijding van gewelddadige radicalisering en rekrutering. Gewelddadige radicalisering kan worden omschreven als het verschijnsel dat mensen meningen, opvattingen en ideeën omarmen die kunnen leiden tot terroristische daden.
In de mededeling wordt -ter versterking van het beleid van de Unie om gewelddadige radicalisering tegen te gaan- een serie initiatieven voorgesteld die aansluiten op acties die, al dan niet voortvloeiend uit het "Haags Programma", thans reeds in de lidstaten (kunnen) worden genomen. De bedoelde initiatieven richten zich enerzijds op "zachte" maatregelen (zoals het bevorderen van interculturele uitwisselingen op de terreinen Jeugd en Onderwijs) maar roepen anderzijds op tot het doorvoeren van "harde" maatregelen (bijvoorbeeld het tegengaan van satelliet-doorgifte van uitzendingen die tot terrorisme aanzetten). De initiatieven betreffen een breed scala aan terreinen: omroep (radio en televisie), internet, onderwijs, betrokkenheid van jongeren, actief Europees burgerschap, integratie (waaronder ook werkgelegenheid, non-discriminatie en gelijke kansen begrepen worden), interculturele dialoog en godsdienst. Verder worden voorstellen gedaan m.b.t. politie, rechtshandhavingautoriteiten en inlichtingendiensten. In de mededeling wordt aangegeven dat de voorgestelde maatregelen aanvullend of ondersteunend zijn aan de nationale inspanningen op dit terrein. Tenslotte wordt in de mededeling ingegaan op de mogelijke rol van de externe betrekkingen van de Unie in dit verband.
Per terrein worden de volgende lopende werkzaamheden aangegeven en worden nieuwe maatregelen voorgesteld:
Omroep (radio en televisie):
De Commissie geeft aan dat bestaande Europese wetgeving al het zaaien van haat verbiedt op basis van ras, sekse, religie of nationaliteit. Implementatie van deze wetgeving is een nationale bevoegdheid, maar is daarmee uiteraard niet vrijblijvend. De Commissie kondigt een conferentie aanover de rol van de media en vermeldt dat de nationale omroepautoriteiten van de lidstaten in maart 2005 voor het eerst bijeen zijn geweest en een werkgroep over dit onderwerp hebben opgericht.
Internet
Vermeld wordt dat bestaande regelgeving (richtlijn E-Commerce artikel 3 lid 4, 5 en 6 en artikel 15 lid 2) al mogelijkheden biedt voor lidstaten om in te grijpen in de berichtgeving op internet. Daarnaast wordt er op gewezen dat lidstaten de verplichting hebben om effectief controle uit te oefenen en effectieve maatregelen te treffen om criminele activiteiten te voorkomen. De Commissiekondigt aan dat dit nader ter discussie zal worden gesteld in de E-Commerce Expert Group.
Ook in andere artikelen van de richtlijn E-Commerce (artikel 12, 13 en 14) zijn bevoegdheden neergelegd van lidstaten om informatie op internet en de providers te reguleren. Lidstaten hebben de mogelijkheid om een zwarte lijst op te stellen zodat internet Service Providers, bijvoorbeeld op vrijwillige basis, maatregelen daartegen kunnen nemen. De praktijk die hiervoor bestaat op het gebied van kinderporno zou als voorbeeld kunnen dienen. De Commissie noemt in de mededeling het belang van uitwisseling van ervaringen en kennis tussen lidstaten.
Onderwijs, betrokkenheid van jongeren en actief Europees burgerschap
Het Jeugdprogramma biedt al mogelijkheden om activiteiten in de preventieve sfeer te financieren. De Commissie neemt zich voor om innovatieve projecten op dit gebied uitdrukkelijk te stimuleren. Daarnaast kunnen ook vanuit het Cultuur 2000 programma activiteiten worden gefinancierd om culturele diversiteit te versterken. De bevordering van interculturele dialoog wordt één
van de prioriteiten onder het culturele programma voor 2007. Ook onderwijsprogramma's zoals "Socrates" en "Comenius" maken het faciliteren van acties op dit terrein mogelijk. Het recent gelanceerde nieuwe programma "Citizens for Europe" heeft als doel de onderlinge verstandhoudingen te versterken en kan dus onder deze noemer worden gebracht.
Integratie, interculturele dialoog en dialoog met godsdiensten
Er wordt gewezen op de noodzaak van een integrale benadering waarin alle aspecten van het integratie- vraagstuk, zoals toegang tot de arbeidsmarkt, non-discriminatie en gelijke kansen, worden meegenomen. Alhoewel duidelijk wordt gemaakt dat integratie niet de belangrijkste factor is, wordt wel gesteld dat bevordering van integratie kan leiden tot het verminderen van de kans op radicalisering. Aangekondigd wordt dat in de financiële perspectieven voor 2007-2013 een Europees fonds voor integratie zal worden ingericht. Daarnaast wordt aangeven dat twintig procent van het Sociale Fonds nu al wordt besteed aan het bevorderen van gelijke kansen en andere beleidsterreinen die gericht zijn op het verminderen van achterstandssituaties. Wat betreft de dialoog tussen de staat en religies wordt aangekondigd dat zal worden voortgebouwd op eerdere initiatieven om deze dialoog te bevorderen. Eén van de mogelijkheden die geopperd wordt, is het instellen van "het Europese jaar van de Interculturele dialoog" in 2008.
Politie, rechtshandhavingautoriteiten en inlichtingendiensten
Lidstaten worden opgeroepen om intensiever best practices uit te wisselen waar het gaat om preventieve activiteiten door politie en andere diensten. Lidstaten worden verder aangemoedigd om samen te werken met de relevante EU-instellingen.
Netwerken en expertise
De Commissie stelt voor om een expertnetwerk op te richten om de uitwisseling van kennis en deskundigheid te bevorderen en tevens een studie te laten uitvoeren naar verschillende aspecten van radicalisering.
Externe betrekkingen
Naast de mogelijkheden voor technische assistentie en training in de relatie met derde landen om aspecten van terrorismebestrijding aan te pakken, noemt de Commissie ook het bredere verband. Hierbij wordt gedacht aan zaken als conflictresolutie, wederopbouw en het voorkomen van een machteloze overheid (state fragility). Tenslotte wordt ook het aanknopen van banden met de gematigde islam in de islamitische wereld genoemd als een mogelijke bijdrage aan de noodzakelijke dialoog en vermindering van mogelijke aanknopingspunten voor het radicale islamitische gedachtegoed.
Naast deze maatregelen wordt in de annex van de mededeling gehechte een analyse gegeven van de mogelijke factoren die bijdragen aan gewelddadige radicalisering en het rekruteren van terroristen.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., de onderhavige mededeling vloeit voort uit het Haags Programma dat door de Europese Raad van november 2004 is aangenomen.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Strikt genomen niet van toepassing, want het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan, luidt het oordeel: positief. De Commissie stelt een mededeling voor gericht op een probleem waarvan een gemeenschappelijke aanpak effectief en complementair is aan de nationale inspanningen van de individuele lidstaten. Een duidelijke meerwaarde van een gemeenschappelijke aanpak ligt met name in de coördinatie en uitwisseling van kennis en expertise, evenals de aanpak van het gebruik van internet en andere grensoverschrijdende media voor radicalisering- en rekruteringsdoeleinden. Dit geldt ook voor de samenwerking met derde landen op dit gebied.
Proportionaliteit: Strikt genomen niet van toepassing, want het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan, luidt het oordeel: positief. Gelet op de internationale dimensie van radicalisering en rekrutering zijn de voorstellen van de Commissie in de vorm van het instrument van een mededeling te verwelkomen. De suggesties zijn nuttig en geschikt om het beoogde doel te bereiken.
Consequenties voor de EU-begroting: geen.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
N.v.t., het betreft een mededeling met een aantal voorstellen die deel zullen uitmaken van een EU-strategie die momenteel op dit terrein in ontwikkeling is.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Op het gebied van de omroepen versterkt de mededeling de noodzaak om bestaande Europese wetgeving tegen het verspreiden van haat te implementeren. Tevens versterkt de mededeling de noodzaak om maatregelen te nemen die voortvloeien uit de richlijn E-commerce, waaronder het opstellen van een zwarte lijst.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.
Consequenties voor ontwikkelingslanden:
Een aantal voorstellen die op de verschillende terreinen gedaan worden, hebben een externe dimensie, bijvoorbeeld bij interculturele dialoog. Als deze externe dimensies en het onderdeel externe betrekkingen worden uitgewerkt in concrete voorstellen kunnen deze een positief effect hebben bij de ondersteuning van ontwikkelingslanden door de EU bij het tegengaan van radicalisering en bij vredes- en rehabilitatieprocessen in post-conflict-situaties.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Het betreft een positief initiatief met zinvolle suggesties voor een EU-aanpak van een dringend, gemeenschappelijk probleem. Nederland hecht er dan ook grote waarde aan dat de voorstellen worden betrokken bij de ontwikkeling van een EU-aanpak op dit gebied, zoals momenteel al is ingezet. Daarbij dient ook in het oog te worden gehouden dat radicalisering zijn oorsprong in diverse ideologieën kan vinden en dat polarisatie dient te worden voorkomen. Tegelijkertijd meent Nederland dat de definitie van het begrip radicalisering op meer heldere wijze geformuleerd had mogen worden. Radicalisering wordt in Nederland omschreven als een geesteshouding waarmee de bereidheid wordt aangeduid om de uiterste consequentie uit een denkwijze te aanvaarden en die in daden om te zetten. Die daden kunnen maken dat op zichzelf hanteerbare tegenstellingen escaleren tot een niveau waarop deze de samenleving ontwrichten, doordat er geweld aan te pas komt, het tot gedrag leidt dat mensen diep kwetst of in hun vrijheid raakt of doordat groepen zich afkeren van de samenleving.
Zoals blijkt uit de conclusies in de mededeling beschouwt de Commissie dit document als een bijdrage tot het ontwikkelen van een strategie tegen radicalisering. Het document geeft aan hoe diverse EU-trajecten kunnen worden gebundeld of geoptimaliseerd om de mogelijke oorzaken van gewelddadige radicalisering aan te pakken. Nederland ondersteunt de basisgedachten van deze aanzet. Nederland kan zich in het bijzonder vinden in:
- De evenwichtige analyse van het verband tussen radicalisering en integratie. Enerzijds zijn radicalen soms goed geïntegreerd; anderzijds kan gebrekkige integratie de ontvankelijkheid voor radicalisering vergroten. Bij deze analyse blijft echter behoedzaamheid geboden: het verband tussen (onvoldoende) integratie en radicalisering is geenszins eenduidig aangetoond;
- De ononderhandelbare status van de kernwaarden waarop de Europese Unie is gestoeld, met daaraan gekoppeld acties om democratisch bewustzijn en actief burgerschap te bevorderen;
- Het voorkomen van stigmatisering van moslims en moslimgemeenschappen, alsmede het belang van het betrekken van de moslimgemeenschappen bij (de ontwikkeling van) de aanpak van radicalisering en rekrutering;
- De verdere versterking van kennis en expertise;
- De nadruk op programma's voor bewustwording en betrokkenheid van de jeugd (Jeugd-, Onderwijs-, en Cultuurprogramma's;
- Het belang dat de Commissie hecht aan transnationale interculturele and interreligieuze dialoog. In dit verband zij erop gewezen dat de mededeling expliciet nadruk legt op radicalisering als gevolg van een abusive interpretation of Islam (inleiding, alinea 2); het leggen van dit verband mag de interreligieuze en interculturele dialoog niet in de weg staan.
- De aandacht voor de rol van gendervraagstukken in radicale ideologieën en voor de emancipatie van moslimvrouwen en meisjes;
- Het versterken van de kwaliteit van de dialoog door het stimuleren van zelfstandig, kritisch denken over religieuze en culturele vraagstukken, met name onder de jeugd;
- Het bieden van maatwerk in lidstaten zodat vroege signalering en aanpak op lokaal niveau wordt gefaciliteerd;
- De nadere concretisering en uitwerking van het onderdeel externe relaties;
- De aandacht voor effectieve aanpak van internet en de rol van Europol daarbij;
- De aanpak van haat zaaien via radio en tv.
Bij de verdere ontwikkeling van een Europese langetermijnstrategie op het gebied van de bestrijding van radicalisering en rekrutering is het belangrijk dat wordt aangesloten bij de al bestaande EU-initiatieven. Voorstellen voor het opzetten van eventuele nieuwe structuren dienen te worden getoetst op overlap en efficiëntie.
Ministerie van Buitenlandse Zaken