Partij van de Arbeid


Partij van de Arbeid


Den Haag, 23 januari 2006


Bijdrage van Gerdi Verbeet aan het wetgevingsoverleg Wet Maatschappelijke Ondersteuning


(Gesproken woord geldt)


Voorzitter.

We spreken vandaag over de Wet maatschappelijke Ondersteuning. Voor ruim twee miljoen mensen, ouderen en mensen met een beperking is dit een zeer belangrijk overleg. Het zal in grote mate gaan bepalen welk recht op huishoudelijke hulp, welke welzijnsdiensten en voorzieningen zij in de toekomst zullen houden. Velen van hen maken nu nog geen gebruik van ondersteuning, maar dit debat bepaalt hoe in de nabije toekomst de mogelijkheden voor een zelfstandig bestaan, het volop meedoen in de samenleving zullen zijn gegarandeerd.


Ik lees u een paar stukjes voor uit de brief van Sabine van Voorn die ze vorige week heeft gezonden:


(...)

"Ik ben ernstig en blijvend gehandicapt en voor 30 uur per week voor een drietal functies geïndiceerd, huishoudelijke verzorging, ondersteunende- en activerende begeleiding. Deze indicatie is herhaaldelijk uitgevoerd door mensen van het RIO en LCIG, nu het CIZ, die de vereiste medische deskundigheid hebben.


Uit uw informatie begrijp ik dat er plannen worden gemaakt om straks de drie functies, huishoudelijke verzorging, ondersteunende- en activerende begeleiding, over te hevelen naar de WMO. De WMO is m.i. voor mij geen adequate hulp en ondersteuning, omdat ik voor de rest van mijn leven op hulp en zorg aangewezen ben, omdat er met mijn handicap - niet aangeboren hersenletsel - geen vooruitzichten zijn op herstel en/of verbetering voor wat betreft mijn functioneren (...)
Vermoedelijk zullen er veel meer mensen met een ernstige en blijvende handicap of chronische ziekte tussen wal en schip vallen wanneer deze plannen van dit kabinet doorgaan (...) Bij gemeenten kunnen zij hun (voorbije) recht op zorg niet halen omdat de gemeenten vrij zijn in hun doen en laten wat dit betreft(…)


Wanneer de juiste zorg niet verstrekt wordt zal een 'zelfstandig' leven thuis niet haalbaar zijn, met alle gevolgen van dien: bijvoorbeeld het terug moeten gaan naar een instelling die de benodigde zorg wél geeft. Afgezien van het feit dat dit duurder is, is dit voor ons een rampzalig vooruitzicht en het brengt onze toch al beperkte toekomst voortdurend in het onzekere. Wordt er wel gedacht aan deze groep mensen? Ik hoop dat zij, evenals ik, over onze persoonlijke toekomst enige zekerheid mogen krijgen.


Bij voorbaat dank en met vriendelijke groet,


Sabine van Voorn"


Voorzitter, dit debat vindt te vroeg plaats. Het was beter geweest om eerst helderheid te hebben over de toekomst van de AWBZ. Wij lopen een groot risico groepen zeer kwetsbare burgers op te zadelen met een verandering die te zijner tijd wellicht niet aansluit bij het eindbeeld van de AWBZ. In het vorige overleg heb ik onder verwijzing naar het tv-spotje, gezegd dat de WMO moet leiden tot minder paarse krokodillen achter dat loket. Schiet de burger iets op met dit wetsvoorstel WMO? Tenslotte is dat waar het echt om gaat! Mijn fractie heeft in juni 2005 een 15 puntenplan gepresenteerd. Daaraan toetsen wij het wetsvoorstel en daarop zal ik de staatssecretaris bevragen.


Voorzitter, dit is niet zomaar een wet. Het wetsontwerp regelt dat we van een recht op zorg zoals nu geregeld in de AWBZ en de zorgplicht in de WVG naar een tijdelijke zorgplicht gaan voor de gemeente, voor rolstoelen, scootmobielen en huishoudelijke hulp, het voorstel voorziet slechts in een beperkt PGB en geeft geen duidelijke inspraak en beroepsprocedures. Op de valreep kregen we over het laatste punt nog een brief van de Raad van State. Graag een reactie van de staatssecretaris op deze brief.


Voorzitter, het is een buitengewoon kaal wetsvoorstel. Het is eigenlijk eenvoudigweg niet meer dan een 'proceswet' of 'procedurewet' inhoudende dat gemeenten worden verplicht om op de genoemde resultaatsgebieden beleid te maken, daarover overleg te voeren met relevante partijen en jaarlijks resultaten te publiceren. Punt. Maar dat beleid kan dus (theoretisch) ook inhouden: we doen niks. Het kabinet roept verwijtend: "Heb toch vertrouwen in de gemeenten! Mijn partij is vol van vertrouwen in gemeenten en zeker in onze eigen ambitieuze wethouders. Leest u ons beginselprogramma! Maar zolang er wethouders zijn als Pastors in Rotterdam, die voedselbanken geweldig vindt, wil de PvdA toch maar liever een aantal zaken goed geregeld zien. Want wetten zijn er ook, ik citeer Spinoza, om hen die kwaadschiks willen, te dwingen om goedschiks te doen!


Sociale grondrechten


Voorzitter, ik kom aan het kernpunt van het debat. Het recht op zorg, of wel de zorgplicht van de gemeente. Wij leven in een gedecentraliseerde eenheidsstaat, zoals wethouder Klijnsma bij ieder debat dat zij en ik voerden over de WMO heeft opgemerkt. Wij praten al zo'n veertig jaar over de vraag wie waarvoor verantwoordelijk is. De eerste subsidieregeling voor dienstencentra dateert uit 1967. Mevrouw Van Miltenburg en ik zouden zo de teksten kunnen herhalen die onze voorgangers Dijkstal en Buurmeijer hebben uitgesproken bij de totstandkoming van de Welzijnswet. Mevrouw Ross heeft dan de rol van toenmalig minister Brinkman. 'Eigen verantwoordelijkheid' en de 'zorgzame samenleving' waren ook toen de toverwoorden om bezuinigingen te maskeren en ook toen kwam de PvdA op voor de rechten van burgers op een toegankelijk en betaalbaar aanbod van diensten en voorzieningen van goede kwaliteit. Maar waar het toen vooral ging om collectieve welzijnsdiensten, gaat het nu ook om individuele voorzieningen. Daarom luistert het dus nog nauwer om de grondrechten van mensen goed te regelen.


Voorzitter, de WMO is een uitwerking van de Grondwet Artikel 22 ik citeer:
1. De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid.
2. Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der
overheid.

3. Zij schept voorwaarden voor maatschappelijke en culturele ontplooiing
en voor vrijetijdsbesteding.


Ik denk dat wij gehouden zijn te toetsen of de WMO voldoet aan criteria waaraan wetgeving die raakt aan grondrechten volgens de heersende opvattingen moet voldoen. Ik noem er drie.
* De wetgever laat zich leiden door de materiële betekenis van het democratisch proces, waarbij de meerderheid toeziet op de (grondrechterlijke) belangen van kwetsbare minderheidsgroepen. Het wetsontwerp voldoet hieraan niet. Op dit punt zijn een aantal amendementen door ondergetekende en anderen ingediend die beogen te garanderen dat de belangen van kleine doelgroepen niet ondersneeuwen en dat de burgers vooraf, tijdens en achteraf een stem hebben in het beleid. Graag reactie van de staatssecretaris.


* In de algemeen geldende wet worden de hoofdlijnen duidelijk van wat de burger mag verwachten en wat van de burger verwacht wordt. Duidelijk is dat deze wederkerigheid nauwelijks wordt uitgewerkt. Het geloofsartikel van de gemeentelijke beleidsvrijheid en de horizontale verantwoording gaan volstrekt voorbij aan het recht van de burger om te weten waar hij aan toe is en aan de mogelijkheid zijn recht ook af te dwingen. In het antwoord van het kabinet op het nader verslag wordt voor een deel al tegemoet gekomen aan dit grote tekort. Mijn amendement onder 41 over het compensatiebeginsel beoogt de noodzakelijke rechtszekerheid te bieden aan burgers. Graag uw reactie.


* Wetgeving ter uitwerking van de grondrechten ziet zowel op de zorg- als op de onthoudingscomponenten. Dat betekent voor een wet die voortvloeit uit de zorgplicht van de overheid dat niet alleen die zorgplicht wordt verzekerd maar tevens de autonomie van de burger wordt beschermd. Daarbij gaat bescherming van vrijheid en gelijkheid gepaard met een streven naar een materiële inhoud van beide. Dit criterium beschermt ons tegen een al te groot paternalisme en bemoeizucht van de wethouder. Mensen hebben recht op keuzevrijheid, dus een PGB en de vrijheid ook bij aanbod in natura op een aanbieder van eigen keuze. Ook op dit punt zijn door mij en anderen amendementen ingediend. In dit verband wil ik nog opmerken dat het in deze tijd niet acceptabel is, dat kiezen alleen is voorbehouden aan mensen met veel geld. Ouderenzorg is geen liefdadigheid! Graag uw reactie.


In het WMO-debat komt de discussie over de grondrechten terug in de vraag of de wet moet voorzien in een zorgplicht, of in een compensatiebeginsel of zoals in het oorspronkelijke voorstel slechts een globale formulering moet geven van prestatievelden voor gemeenten. In de eerste versie van de wet is gekozen voor prestatievelden en voor de overgangsperiode in een tijdelijke, beperkte zorgplicht van twee jaar. Mede naar aanleiding van de inbreng van de Kamer en de druk uit de samenleving heeft de staatssecretaris bij Nota van Wijziging een beperkte zorgplicht geformuleerd voor rolstoelen, scootmobielen en huishoudelijke hulp.. Zowel het eerste als het huidige voorstel roepen bij mij weinig enthousiasme op. De eerste is te globaal en te kort en de tweede te beperkt.


Daarom kiest de PvdA voor het compensatiebeginsel als een uitwerking van artikel 22 van de grondwet. Het biedt duidelijkheid aan de burger en beleidsvrijheid aan gemeenten. Het compensatiebeginsel richt zich op de zelfredzaamheid en participatie van mensen met beperkingen, dus op het normale gebruik van een woning, op het normaal voeren van een huishouding en het zelfstandig kunnen verplaatsen voor deelname aan werk etc en op zelfverzorging. De kern van het compensatiebeginsel is dat de wet beschrijft wat nodig is om te onderscheiden groepen burgers optimaal te kunnen laten meedoen. Daarmee wordt recht gedaan aan het credo: 'gelijke kansen.' Het compensatiebeginsel dat wordt verankerd in de WMO vormt daarmee de basis voor het beleid van de gemeenten. Het compensatiebeginsel stoelt op het sociale grondrecht op zorg en welzijn en op de internationaal-rechtelijke gehanteerde maatstaf ICF: International Classification of Function, Disdabilities and Impairments. Het gaat om een afdwingbaar recht. Maar hij definieert het gewenste resultaat en niet de weg erheen. Gemeenten behouden hiermee de beleidsvrijheid de voorzieningen af te stemmen op de behoefte die bestaat.


De PvdA denkt dat de verankering van de compensatiebeginsel in de WMO nog meer dan een zorgplicht een belangrijke stap vooruit kan betekenen als het gaat om de participatie van mensen met beperkingen, maar vooral ook als het gaat om het ontwikkelen van modern servicegericht lokaal bestuur. Het compensatiebeginsel doet enerzijds recht aan de wens van de gemeenten, grote beleidsvrijheid te houden (zelfs meer vrijheid dan bij een tijdelijk recht op zorg) en voorkomt anderzijds dat dezelfde fout wordt gemaakt als destijds met de WVG: dat cliënten - wanneer hen onthouden wordt wat nodig is om 'mee te kunnen doen' - geen beroep meer kunnen doen op wat de Grondwet ter bescherming van de burger stelt op het gebied van zorg en welzijn. De overheid is verantwoordelijk voor het eindresultaat. Inmiddels hebben we hiervoor een amendement ingediend. (Amendement 41). Na mij heeft ook de coalitie een amendement ingediend. Ik neem aan dat de ragfijne onderhandelingen in het regeringskamp niet toestonden om het PvdA-voorstel te ondersteunen. Ik stel vast dat het coalitieamendement niet ziet op alle prestatievelden van de WMO en ook niet op alle levensgebieden en alle activiteiten. Vallen bijvoorbeeld woning aanpassingen hieronder? Misschien wil mw Van Miltenburg mij nog eens uitleggen waarom zij daarvoor heeft gekozen? Mij dunkt dat het voor ouders toch ook heel goed is als zij een beroep kunnen doen op b.v. preventieve opvoedingsondersteuning? Of ernstig bedreigde vrouwen op een plek in de vrouwenopvang?
Graag een reactie van de staatssecretaris op dit voor mijn partij cruciale amendement nr 41.


WMO in het kader van de toekomst van de AWBZ

Voorzitter, wij ontberen hier toch echt een toekomstvisie van het kabinet op plaats van de WMO in relatie tot de toekomst van de AWBZ. Wij kunnen toch de burgers niet de prijs laten betalen voor het feit dat het kabinet hier blijkbaar niet uitkomt. Ik wil daarom een dringend verzoek herhalen van mijn fractiegenoot José Smits in algemeen overleg over de modernisering van de AWBZ van december 2005 om nog voor het zomerreces te komen met een heldere visie op de samenhang van WMO en AWBZ en om daarbij uit te gaan van de problemen die belangrijke doelgroepen zoals bijvoorbeeld dementerenden of ouders van gehandicapte kinderen tegenkomen. Zij hebben namelijk behoefte aan een integraal aanbod en specifieke expertise. Ook namens Sabine vraag ik een heldere toezegging van de staatssecretaris.
Steeds meer cliënten met een verstandelijke, lichamelijke en/of zintuiglijke beperking kunnen relatief zelfstandig buiten de instelling wonen. Voor deze cliënten zijn vrijwel altijd meerdere AWBZ-functies geïndiceerd. Bij de WMO krijgen deze cliënten te maken met twee wetgevingsregimes, namelijk de WMO en de AWBZ. Twee regimes betekent mogelijk twee vormen van indicatiestelling, twee loketten, meerdere hulpverleners die niet van dezelfde aanbieder hoeven te zijn, een cliënt die de situatie niet overziet, etc. Mijn fractie wil deze mensen de garantie bieden voor kwalitatief goede en integrale zorg en ondersteuning.
Wil de staatssecretaris dat toezeggenen geen beslissingen nemen die daarop vooruitlopen en het doel zouden kunnen ondermijnen? (MOTIE)


En wat schiet de burger ermee op?

Goede informatie en advies, betaalbaarheid, keuzevrijheid en maatwerk zijn succesfactoren voor de WMO. Daarom vraag ik een kraakheldere reactie van de staatssecretaris op de volgende punten:
* Eén loket: de gemeente handelt servicegericht, de burger mag niets merken van eventuele schotten tussen AWBZ, WMO en zorgverzekeringswet. Wij hebben het amendement van Mosterd c.s. dat ziet op een loket meegetekend, maar cruciaal is dat betrokken partijen elkaars indicaties erkennen. Dat moet nog worden toegezegd door de staatssecretaris. Ik steun het pleidooi van de gemeenten voor een stimuleringsregeling voor de vorming van WMO-loketten. Graag een toezegging van de staatssecretaris.


* Persoonsgebonden budget: de PvdA heeft er bij het kabinet op aangedrongen het PGB ook in de WMO mogelijk te maken. In de tweede nota van wijziging op de WMO, is het kabinet ons enigszins tegemoetgekomen met de bepaling dat gemeenten verplicht zijn de mogelijkheid van een PGB te bieden (mensen zijn natuurlijk altijd vrij te kiezen voor natura-voorzieningen). De regeling is echter tijdelijk van aard en voor beperkte voorzieningen van toepassing. Zeker voor chronisch zieken is keuzevrijheid (bij het kiezen van zorgverleners) van belang. Mw Van Miltenburg en ik hebben een amendement ingediend dat de vrijheid om te kiezen voor een PGB op alle WMO diensten vastlegt. Graag reactie van de staatssecretaris.


* Hoe voorkomen wij dat de optelsom van de diensten voor burgers te duur wordt. Zeker met het oog op de extramuralisering is het risico van stapeling van eigen bijdragen groot. Maar het anti-cumulatiebeginsel ziet alleen op WMO, voorheen AWBZ en resterende AWBZ indicaties. Of worden ook de andere eigen bijdragen voor bijvoorbeeld no-claim, de maaltijdvoorziening en personenalarmering hierbij betrokken? Wat te doen met ouderen en anderen die geen geld hebben om aan activiteiten deel te nemen en daardoor vereenzamen?.


* In de derde nota van wijziging stelt de staatssecretaris een centrale inning van alle eigen bijdragen voor. Wordt dit niet een enorme bureaucratie? Het CAK heeft niet bepaald een goed imago. Kan de staatssecretaris niet beter het voorstel van de VNG volgen en de eigen bijdragen niet eerst korten op het budget van de VNG. Wat betekent deze nota in situaties dat de gemeente niet geïndiceerde maar wel gewenste diensten en producten tegen kostprijs levert. Moet dat dan ook via het CAK worden geïnd? Wil zij nog eens uitleggen hoe dit ziet?


De prestatiegebieden

· Bevorderen van sociale samenhang wordt - behalve in de doelstelling van de wet, nauwelijks uitgewerkt in de WMO. Hier wreekt zich dat alle aandacht gericht is op wat overkomt uit de AWBZ. De PvdA is van mening dat het past in de visie van de WMO dat 'voorkomen beter is dan genezen'. Welzijnsbeleid is hiervoor heel belangrijk. De samenleving schreeuwt om een versteviging van sociale verbanden. Forum wijst op het witte karakter van de nota. Nieuwe vormen van opbouwwerk. Meer gericht op het meedoen van groepen allochtonen zijn broodnodig. Hoe krijg je meer allochtonen actief in besturen van verenigingen. Hoe bevorder je ontmoetingen tussen ouderen en jongeren en tussen oude en nieuwe Nederlanders. Hoe stimuleer je de totstandkoming van een netwerk van diensten die ouders ondersteunen bij opvoeding, maar ook bij de combinatie van zorg en arbeid? Onduidelijk is ook of VWS nog een eindverantwoordelijkheid houdt voor de innovatie van het welzijnswerk, wat de vraag oproept of de W van VWS nog gerechtvaardigd is. De WMO zou moeten laten zien dat iedere euro besteedt aan welzijn er een uitspaart voor zorg. Mensen gaan dood van eenzaamheid maar niet van vuile ramen! Gaat de staatssecretaris een extra stimulans geven aan pilots die juist op dat punt de meerwaarde van welzijnsactiviteiten kunnen aantonen? (MOTIE) De staatssecretaris is net als ik in Zaanstad bij de Buurt aan Zet geweest. Heeft zij enig idee van het rendement van dat project?
· Ik kom dan ook op de sport. Iedereen roept moord en brand over de te dikke kinderen en ouderen, over verkeerde voeding en te weinig beweging. Maar het kabinet laat wel een kans liggen om explicieter te benoemen wat het lokale sportbeleid kan bijdragen aan de doelen van de WMO op het terrein van de volksgezondheid en de versterking van de sociale samenhang. Ik vraag de staatssecretaris om tenminste een sporttas te ontwikkelen waarmee gemeenten, sportverenigingen en scholen gewezen worden op de grote bijdrage die sport kan leveren aan een sterke, sociale en gezonde gemeenschap.( MOTIE)
· Heeft zij met het oog op de WMO al het gesprek geopend met de opleidingen van hoog tot laag voor beroepsbeoefenaren die straks cruciaal zijn voor het slagen van de WMO. Ik denk aan de opleidingen voor maatschappelijk werk, de jeugdwerkers, maar ook de medewerkers in de thuiszorg die vaak als eerste door hebben dat er iets mis is in een gezin of huishouding.
· Jeugd. Preventief jeugdbeleid is cruciaal. De aanvaarde motie Cöruz/Kalsbeek pleit voor wettelijke verankering van de vijf functies( informatie en advies; signaleren van problemen; toegang tot het hulpaanbod, lichtpedagogische hulp en coördinatie van zorg)etc) , in de wet. Waarom heeft de staatssecretaris die motie niet uitgevoerd?
· Ik kom op de functie informatie en advies. Ik heb mijn punt over het ene loket al gemaakt. Maar ik wil ook graag van de staatssecretaris horen hoe zij aankijkt tegen de onafhankelijkheid van het advies en de indicatie. Hier gaat het in de kern om een cultuurverandering. De gemeente zoekt samen met de burger naar de best oplossing om mee te doen. Die houding gaat niet samen met paternalisme. De omtinker van Trynwalden is hier het lichtend voorbeeld. Kom je er niet uit dan krijg je een second-opinion van de ombudscommissie. Graag reactie van de staatssecretaris? Mijn fractie maakt zich zorg over de positie van de MEE organisaties. Waarom nu al voor de overgang per 2008 gekozen en niet gewacht tot er meer helderheid over het eindbeeld van de WMO?
· Het prestatieveld maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang willen mw Miltenburg en ik uitbreiden met huiselijk geweld. Beleid ter bestrijding van huiselijk geweld moet in alle gemeenten plaatsvinden. In dit verband wijs ik erop dat hier ook een grote landelijke verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie en VWS blijft. Geweld tegen vrouwen is hardnekkig en kent vele ernstige vormen. Hoe ziet het kabinet de taakverdeling rijk en gemeente? Wat blijft het rijk doen?
· De overheveling van de OGGZ uit de Wet Collectieve Preventie en de AWBZ veroorzaakt veel onrust bij o.a. de GGD's. Zij vrezen dat de decentralisatie ten koste gaat van een landelijk dekkend aanbod en zal leiden tot minder bemoeizorg. Zij verwijzen naar ervaringen in Zweden. Men pleit ervoor om collectieve preventie net als vaccinatieprogramma's landelijk te regelen. Ook vreest men dat het geld vooral zal worden ingezet om mensen die overlast veroorzaken van de straat te halen maar niet gericht zal zijn op mensen die achter de huisdeur als gevolg van psychiatrische problemen wegkwijnen. Hoe denkt u de kwaliteit van de OGGZ te borgen?
· Mantelzorgers en vrijwilligers kunnen alleen optimaal functioneren wanneer zij ondersteund worden door professionals. Dat geldt binnen intramurale instellingen, maar ook daarbuiten. Is de gemeente eigenlijk ook verantwoordelijk voor de ondersteuning binnen instellingen? Op aandringen van de Kamer is in december een speciaal overleg gevoerd over de mantelzorg. Het SCP liet een zorgelijk beeld zien over de toenemende belasting van mantelzorgers en vrijwilligers. De staatssecretaris heeft toen toegezegd voor dit overleg met LOT/X-Zorg te overleggen over de noodzaak van extra middelen voor de mantelzorgondersteuning en de vrijwilligerszorg. Graag verneem ik van de staatssecretaris wat zij voornemens is te doen gezien de hoge verwachtingen die dit kabinet heeft ten aanzien van de inzet ven mantelzorgers en vrijwilligers. Helaas is het nog steeds niet zo dat het CIZ mantelzorgers als volwaardige partner beschouwt bij de indicatiestelling. "Mantelzorgers verrichten geïndiceerde zorg", zo stelde Staatssecretaris Ross bij het AO over mantelzorg in november 2005. "Dus hebben zij in dat geval ook recht ondersteuning" (bijvoorbeeld voor respijtzorg, of op uitruil van zorg). Op dringend verzoek van de Kamer zegde zij bovendien toe om een "brandbrief" aan het CIZ te sturen hoe men dient om te gaan met mantelzorgers. Dit zou de situatie aanzienlijk kunnen verbeteren.


Maar, voorzitter, deze ontwikkeling ten goede zou wel eens doorkruist kunnen worden als de WMO wordt ingevoerd. Ik schets u twee situaties:


1. Huishoudelijke verzorging in terminale situaties


Mw. Visser zorgt voor haar partner, die terminaal is. De combinatie verzorging en huishouden wordt haar te zwaar. Toch wil zij graag zelf haar partner tot het einde verzorgen en begeleiden. De wijkverpleging die langs komt oppert het idee om opnieuw een indicatie te laten stellen, nu de mantelzorger het allemaal teveel dreigt te worden.
Er wordt door het CIZ met spoed een herindicatie gesteld en er wordt huishoudelijke verzorging geïndiceerd om de mantelzorger te ontlasten.


Hoe zal dat straks gaan bij de WMO?

Bij wie moet je aankloppen: Gemeente of CIZ als uitvoerder van de AWBZ? Kan e.e.a. snel geregeld worden in zo`n situatie? Geen paarse krokodillen a.u.b.! Is er of wordt er door de Gemeente voorzien hoe om te gaan met dergelijke spoedeisende indicaties?
Wordt dit een verplichting van de Gemeente? In terminale situaties mag het niet zo zijn, dat een beslissing dagenlang/wekenlang op zich laat wachten!


2. Mantelzorger en chronisch zieke


Mw Badrane zorgt voor haar chronisch zieke echtgenoot. Hij lijdt aan de gevolgen van een CVA en heeft 24-uur zorg nodig. Hij is volledig rolstoelafhankelijk en kan niets meer zelfstandig. Hij moet geholpen worden met zijn persoonlijke verzorging, wassen, aankleden, eten/drinken, de toiletgang, medicijnverstrekking en er is gedurende de dag toezicht nodig. Mantelzorger wil graag de persoonlijke verzorging op zich blijven nemen, maar de huishoudelijke verzorging wordt haar teveel. Ook om overbelasting te voorkomen zou huishoudelijke verzorging geïndiceerd kunnen worden.
Situatie nu: AWBZ-hulp: er kan een uitruil plaatsvinden tussen persoonlijke verzorging en huishoudelijke verzorging. Snel geregeld nu, indicatie nodig bij een en dezelfde instantie. Het is wel zo dat vaak door de cliënt nadrukkelijk gevraagd moet worden om deze mogelijkheid van uitruil.
Het is een mogelijkheid die niet automatisch door de indicatiesteller wordt genoemd.
Ook komt het voor dat een cliënt alleen vraagt om huishoudelijke verzorging en er niet bij vertelt dat dit de uitruilconstructie betreft. Vooral bij herindicaties geeft dit nog al eens verwarring. (hopelijk worden deze problemen na de "brandbrief" opgelost).
Bij WMO:

Is uitruil wel mogelijk? Twee verschillende regelingen die op elkaar afgestemd moeten worden. Wie informeert de cliënten over de mogelijkheid van uitruil? Zijn de voorwaarden voor indicatiestelling dezelfde als het CIZ hanteert? Bij welke instantie moet om de uitruil worden gevraagd WMO: gemeente of AWBZ: CIZ.
Kortom een erg onduidelijke situatie. Graag de reactie van de staatssecretaris


Verantwoording / representatie / cliëntenrechten
Voorzitter, Bij decentralisatie behoort een adequate verantwoordings- en inspraakstructuur en -cultuur op lokaal niveau. De PvdA stelt dat bij het opstellen van de gemeentelijke WMO-verordeningen en plannen de burger vooraf expliciet betrokken moet worden. Naast de representatieve verantwoording van Raad en College over de intenties van het gemeentelijke WMO-beleid bij de verkiezingen, moeten cliënten in staat worden gesteld achteraf te toetsen of gemeenten in algemene zin doen wat van ze mag worden verwacht. Hiervoor zijn nodig: goede invulling van het al genoemde compensatiebeginsel en een laagdrempelige beroepsmogelijkheid. Gemeenten zouden een beroepscommissie kunnen inrichten met onafhankelijke deskundigen, of een geschillenboer zoals de RMO voorstelt, kunnen instellen. Graag uw reactie op mijn amendement voor de zogenaamde ombudscommissie.


Het vervangen van de zorgplicht door een compensatiebeginsel maakt dat de vraag niet centraal staat hoe de gemeente de zorg en het welzijn heeft geleverd dat nodig is, maar of de cliënt optimaal in staat is gesteld 'mee te doen' en dat voorkomt overmatige juridisering. Daarbij heeft de kamer een jaar geleden ingestemd bij motie (Heemskerk/Schippers) met een enquêterecht voor cliënten. Dat houdt in dat men met inhoudelijke klachten die een instelling of verstrekker van voorzieningen betreffen naar de ondernemingskamer kunnen stappen. Wat doet het kabinet met deze kameruitspraak?


Tenslotte moeten burgers goed worden geïnformeerd over eventuele bestuursrechtelijke mogelijkheden. Gemeenten kunnen juridisering zelf voorkomen door goed te informeren, besluiten te motiveren en servicegericht te zijn. Op dit moment ligt er een amendement om de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) en de Wet klachtrecht cliënten zorginstellingen (Wkcz) van toepassing te verklaren op de WMO.


Kwaliteit en toezicht: huishoudelijke zorg is meer dan poetsen!
In de kern gaat het erom dat de cliënt tevreden is over de geboden kwaliteit. Vandaar mijn amendement nr 12 dat de gemeente vraagt jaarlijks een tevredenheidsonderzoek te verrichten De uitkomsten moeten openbaar zijn, inzichtelijk voor de burger en ook op macro niveau goed te vergelijken. Uitgangspunten zijn:
- de slager keurt niet zijn eigen vlees
- gemeenten moeten niet allemaal zelf, eigen maatstaven en methoden ontwikkelen


Gelijke methoden stelt ons in staat op macro-niveau te vergelijken (tussen gemeenten en tussen bijv. instellingen die vallen onder de kwaliteitswet niet slaagt). Door aan te sluiten bij de CAHPS een maatstaf die al voor de cure in gebruik is genomen en al wordt ontwikkeld voor de AWBZ door VWS, is er dan een uniform systeem. Graag de reactie van de staatssecretaris.


Maar los van de tevredenheid van cliënten is er een eigen verantwoordelijkheid van de overheid, c.q. de gemeente om een aanbod te bieden dat op voorhand voldoet aan algemene criteria van kwaliteit. De wet zegt volgens dat de wet kwaliteit zorginstellingen ook van toepassing is op de huishoudelijke hulp. Is dat ook zo als deze dienst door een schoonmaakbedrijf wordt geboden? Moet deze instelling dan erkend worden? Heeft u overwogen om een kwaliteitscertificering voor zorgaanbieders, bv HKZ in te voeren?,
In dat geval zou wel deze certificeringen toegevoegd zou moeten worden is dat elke verzorgende/helpende/zorghulp een zorgopleiding volgens het landelijke opleidingstelsel zou moeten hebben.
Het belangrijkste is dat de kwaliteit beter verankerd wordt. Maar hoe zorgen we er voor dat er kwaliteitstoetsing plaatsvindt, die zo eenduidig mogelijk is, tot zo weinig mogelijk bureaucratie leidt, maar gelijkertijd zo adequaat en toetsbaar mogelijk is?
Graag de mening van de staatssecretaris?


De werkers in de zorg

Aanbestedingen in het kader van de WMO, kunnen er toe leiden dat er banen op de tocht komen te staan. Bescherming van de positie van het personeel is aan de orde als gemeenten contracten afsluiten met een andere zorgaanbieder dan voorheen. De PvdA wil meer duidelijkheid over de bescherming van personeel dat actief is in toekomstig WMO-sectoren.
De aanbestedingen mogen geen gevolgen hebben voor de kwaliteit van het personeel. Dat zou vooral problematisch kunnen zijn op het grensvlak van zorg en welzijn in de thuiszorg.


Invoering van de WMO: regierol gemeenten, invoeringsdatum, financiering en het invoerings- verdeelmodel
Over de invoeringsdatum wordt nog steeds gesteggeld. De PvdA gaat niet akkoord met een WMO die op 1 juli 2006 ingaat. Dit is boekhoudkundig voor gemeenten onzorgvuldig, maar belemmert bovenal een zorgvuldige invoering. Mijn fractie heeft op dit punt een amendement ingediend dat breed wordt gesteund. Graag de reactie van de staatssecretaris.
Er zal überhaupt nog veel gesproken worden over de wijze van invoering. Mijn fractie wil dat voor gemeenten die niet op tijd klaar zijn een voorziening wordt getroffen. Ik krijg talloze brieven vooral uit kleinere gemeenten waaruit blijkt dat het denken nog nauwelijks op gang is gekomen. Men weet vaak nog niet eens wat men wil gaan presteren, laat staan hoe. Graag uw reactie.
Gemeenten die nu al veel doen, worden vaak gehinderd door te weinig regiemogelijkheden en bevoegdheden. Zij en ik vragen daar al vanaf het begin om bijvoorbeeld zeggenschap als het gaat om de AWBZ indicatie, de investeringsbeslissingen in de zorgsector en de realisering van zorgwoningen. Deze bevoegdheden zijn onmisbaar voor de gemeenten als zij hun verantwoordelijkheid willen waarmaken. Wanneer gaat de staatssecretaris hiervoor zorgen?
In het algemeen maakt mijn fractie zich zorgen over de toereikendheid van de middelen op de lange termijn. Wij geloven de staatssecretaris op haar woord als ze zegt dat het budget schoon aan de haak overgaat. Hoewel we haar uitnodigen dat hier nog eens te bevestigen. Wij blijven echter van mening dat de gekozen systematiek van de integratie uitkering te kwetsbaar is. Hoe voorkomt een onafhankelijke commissie dat wethouder Albert de Vries in Middelburg straks de dupe wordt van zijn collega in gemeente X die nauwelijks beleid heeft ontwikkeld, dus geen uitgaven doet en daarmee het beeld van het macrobudget onterecht positief beïnvloedt ? Waarom heeft u tegen de sterke wens van een kamermeerderheid van in ieder geval CDA en PvdA en de samenleving vastgehouden aan deze integratie-uitkering en niet gekozen voor oormerking. Ook uw eigen adviesorganen vinden dit een te groot financieel risico voor de gemeenten. Met de aanname van het compensatiebeginsel worden de risico's nog groter. Bent u bereid tot heroverweging van het financieringsmodel. Bent u bereid om naar analogie van de Wet Werk en Bijstand gemeenten te compenseren als ze uitgaven moeten doen die hun budget meer dan 10% overschrijden als die overschrijdingen niet aan hun eigen beleid zijn te wijten?


Heeft u overwogen om ook de WMO te financieren uit premieopbrengsten? Zo nee, waarom niet? Deelt u mijn mening dat altijd een landelijk debat en besluitvorming nodig zal zijn over de vraag of er macro voldoende budget is voor de financiering van de WMO-doelen gezien de ontwikkelingen in de populatie.


Er bestaat nog veel onduidelijkheid over de verdeelsystematiek die ten grondslag ligt aan de overheveling van de huishoudelijke verzorging naar gemeenten. (CEBEON-model). Op zich lijkt het degelijk in elkaar te zitten. Maar er blijft het probleem van Arnhem met het dorp, maar ook gemeenten die actief hebben ingezet op extramuralisering lijken in het verdeelmodel tekort te komen. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de brief van de Zeeuwse gemeenten. Het budget daalt in Zeeland met een kleine 3 miljoen euro. Hoe verklaart u dit en wat gaat u eraan doen. De gemeente Tessel schrift ons dat zij ¤ 29.000 voor uitvoering krijgen. Er zal zeker een loket op het eiland noodzakelijk zijn. Denkt u dat dat een verantwoord bedrag is. Pleit dit niet voor meer aandacht voor de problemen van kleine gemeenten? Graag uw reactie.
En dan de zekerheid voor de burger. De PvdA wil dat AWBZ-indicaties die zijn afgegeven voor langere duur ( minstens twee jaar) geldig blijven. Dat geeft burgers meer vertrouwen en gemeenten en zorgkantoren meer tijd voor zorgvuldige overdracht. Verder willen wij dat mensen het recht krijgen voor voortzetting van de relatie met de huidige aanbieder te kiezen. Graag reactie?


De evaluatie van de wet

Voorzien is een evaluatie na vier jaar. Wat worden de criteria voor deze evaluatie? Waar kunnen we nog op bijsturen?


Voorzitter, ik kom tot een afronding.

Voor de PvdA is de WMO nu nog "nee, tenzij". Een kale wet kan wellicht door toedoen van adviezen nog vrucht gaan dragen. Ook PvdA heeft veel verbetervoorstellen gedaan. Van de inwilliging ervan hangt onze instemming af.