OGGz in de Wmo
Kamerstuk, 23-1-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-CB-U-2646295
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mij
gevraagd in te gaan op een brief van GGD Nederland en GGZ Nederland
over de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGz) in de Wmo van 17
november 2005.
GGD Nederland en GGZ Nederland spreken hun zorg uit over de effecten
van de overheveling van de OGGz naar de Wmo voor de doelen en
doelgroepen van de OGGz. Deze zorg is mede gebaseerd op de ervaringen
in Zweden met een vergelijkbare operatie. Beide organisaties vrezen
dat de zorg en opvang van kwetsbare mensen eerder verslechteren dan
verbeteren.
Ik deel deze zorgen niet. Ik zal kort uiteenzetten waarom ik besloten
heb de OGGz bij de voorgenomen Wmo onder te brengen. Daarna ga ik in
op de punten van GGD Nederland en GGZ Nederland.
Bij de OGGz gaat het om het opsporen van, bereiken van en hulp bieden
aan mensen met problemen op meerdere terreinen (zoals schulden,
verslaving en of psychische / psychiatrische problemen, sociaal
isolement, vervuiling, werkloosheid). Veel van deze mensen komen ook
(al dan niet tijdelijk) terecht bij de maatschappelijke opvang en
verslavingszorg. Er is dus sprake van een grote mate van overlap
tussen de doelgroepen voor de OGGz en voor de maatschappelijke opvang
en verslavingszorg. Verder is het zo dat voor de problemen van deze
mensen niet één oplossing voorhanden is. Deze problemen vragen om een
samenhangend lokaal beleid op het gebied van maatschappelijke
ondersteuning, wonen, welzijn én andere terreinen. De overlap in
doelgroep en de noodzaak van een samenhangend lokaal beleid vragen om
één duidelijk wettelijk kader. Daarom heeft de regering besloten om de
OGGz van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) over te
brengen naar de voorgenomen Wmo, waarin ook al de maatschappelijke
opvang en het verslavingsbeleid zijn opgenomen .
Een samenhangend lokaal beleid vraagt om een sterke regie van de
gemeenten. In dat kader heeft het kabinet in het plan van aanpak
verloedering en overlast 2005 - 2007 besloten om de AWBZ-middelen voor
de OGGz over te hevelen naar de gemeenten. Per 1 januari 2007 zal ik
EUR 54.1 mln. uit de AWBZ toe voegen aan de doeluitkering
maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid. Daaraan wordt ook het
bedrag van de AFBZ-subsidieregeling OGGz, te weten ong. EUR 6.5 mln.,
toegevoegd . Deze middelen zijn bedoeld voor de activiteiten op het
gebied van toeleiding naar de zorg.
GGD Nederland en GGz Nederland menen dat er geen landelijk dekkend
aanbod tot stand komt, als individuele gemeenten verantwoordelijk
worden voor de OGGz. Ook vrezen zij dat de onderlinge afstemming
tussen gemeenten verslechtert.
Ik ben het daar niet mee eens. Ook nu al zijn de gemeenten
verantwoordelijk voor het bevorderen van de OGGz. Dit verandert niet,
als de OGGz van de Wcpv naar de voorgenomen Wmo gaat. De regierol van
de gemeenten wordt daarmee juist versterkt. Verder is bij de
overheveling van de AWBZ-middelen naar de doeluitkering
maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid de voorwaarde gehandhaafd
dat de centrumgemeenten over de besteding van de specifieke
uitkeringen overleggen met de omliggende gemeenten. Daarnaast krijgen
álle gemeenten voor de uitvoering van de Wcpv middelen uit het
Gemeentefonds, dus ook voor de uitvoering van de OGGz. Dit blijft zo.
Een landelijk dekkend stelsel blijft dan ook gehandhaafd en de
afstemming tussen gemeenten is geregeld.
Wel ga ik de samenwerking binnen en tussen gemeenten versterken en
verbeteren. In het kader van de Wmo-gereedschapskist wordt op dit
moment een handreiking OGGz voor de gemeenten opgesteld. Deze
handreiking is naar verwachting eind februari 2006 gereed. In overleg
met de VNG zal ik nagaan welke verdere ondersteuning aangereikt kan
worden, bijvoorbeeld waar het gaat om de samenwerking tussen
centrumgemeenten en omliggende gemeenten.
GGD Nederland en GGZ Nederland brengen naar voren dat het
zorgperspectief een minder centrale plaats zal krijgen, nu de
AWBZ-middelen voor de OGGz naar de doeluitkering maatschappelijke
opvang worden overgeheveld. Zij geven aan dat in de maatschappelijke
opvang nu al onderdiagnosticering plaatsvindt, waardoor mensen in deze
opvang van psychiatrische zorg verstoken blijven.
Naar mijn mening vatten zij het zorgperspectief te smal op en lijken
dit te beperken tot psychiatrische zorg, terwijl de OGGz-doelgroep
zich kenmerkt door multiproblematiek. Daarvoor is een integrale aanpak
nodig. De overheveling van de OGGz naar de Wmo maakt dit mogelijk.
De door GGD Nederland en GGZ Nederland gesignaleerde
onderdiagnosticering doet geen recht aan de ontwikkelingen van de
afgelopen periode. Dankzij de modernisering van de AWBZ is de toegang
tot de AWBZ voor cliënten uit de maatschappelijke opvang sterk
verbeterd. Voor instellingen op dit terrein was in 2005 ruim EUR 70
mln. uit de AWBZ-middelen beschikbaar. Dit heeft geleid tot een
substantiële uitbreiding van het aantal plaatsen begeleid wonen en
meerzorgplaatsen in de maatschappelijke opvang. Daarmee is de zorg
voor cliënten met zware psychische en verslavingsproblemen verbeterd .
In hun brief refereren GGD Nederland en GGZ Nederland aan de
ervaringen in Zweden. Bij navraag blijkt het te gaan om de uitkomsten
uit een onderzoek van het SCP met als titel `Zo gewoon mogelijk' (Den
Haag, november 2001). Dit onderzoek gaat over de vermaatschappelijking
in de geestelijke gezondheidszorg, waarbij ook gekeken is naar
ervaringen in onder andere Zweden. In dit land zijn de categorale
psychiatrische ziekenhuizen die eerst onder de verantwoordelijkheid
van de nationale overheid vielen, naar de provincies overgebracht.
Verder is het accent verlegd van intramurale naar ambulante
psychiatrische zorg. De lokale overheden zijn verantwoordelijk voor
het instandhouden van een reeks voorzieningen voor mensen die niet
(volledig) in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven en aan de
samenleving deel te nemen. In eerste instantie werden daarbij
psychiatrische patiënten niet expliciet tot de doelgroep gerekend,
later is dit bijgesteld. Conclusie uit genoemd onderzoek is dat de
overdracht van de meer sociaal-psychiatrische taken van de
gespecialiseerde GGz naar de lokale overheden niet altijd heeft
bijgedragen aan de verbetering van de samenwerking tussen de GGz en de
lokale overheden. De GGz lijkt zich na de overdracht inhoudelijk terug
te trekken.
Niet alleen is de situatie in Zweden anders dan in Nederland. Het gaat
ook om andere ontwikkelingen dan nu bij de OGGz het geval. OGGz is
geen nieuwe taak voor gemeenten. Daarnaast gaat het bij de
overheveling van de AWBZ-middelen voor de OGGz naar centrumgemeenten
om de financiering van activiteiten op het gebied van de toeleiding
naar de zorg - signaleren, opsporen, contact leggen én contact houden,
het toeleiden zelf én ongevraagde nazorg. Gelet op de gekozen
verantwoordelijkheidsverdeling tussen de Wmo, Zvw en AWBZ horen deze
activiteiten niet thuis in de AWBZ of Zvw. Er is dus geen sprake van
vermaatschappelijking van de GGz. Ook worden er geen
sociaal-psychiatrische taken van de gespecialiseerde GGz naar de
gemeenten overgedragen.
GGD Nederland en GGZ Nederland tonen zich betrokken bij het onderwerp
en de doelgroep waar het om gaat. Maar dit lijkt ook te leiden tot een
zekere scepsis over de gemeenten. Zij vragen zich af of gemeenten de
OGGz-doelgroep voldoende kennen. Ik vertrouw erop dat de gemeenten
burgers en cliëntenorganisaties, dus ook de OGGz-doelgroep, gaan
betrekken bij hun plannen voor de Wmo. Als extra waarborg heb ik in
2006 en 2007 EUR 10 miljoen uitgetrokken om de stem van de lokale
belangen- en cliëntenorganisaties te versterken. De helft van dit geld
is gereserveerd voor cliëntenorganisaties van de geestelijke
gezondheidszorg. Op deze manier wil ik bevorderen dat de stem van
GGz-cliënten goed wordt gehoord.
Tot slot. Het heeft mij verbaasd dat uit de brief van GGD Nederland en
GGZ Nederland geen enkele betrokkenheid van de VNG blijkt. Ik heb GGD
Nederland daarom verzocht eerst met de VNG af te stemmen voordat
verder overleg zal plaatsvinden. Ik zal een afschrift van onderhavige
brief aan zowel de VNG als GGD Nederland en GGZ Nederland toesturen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport