Kenteq: Veel leerlingen in Zuidoost-Nederland kiezen voor de metaal
Kenteq
Tegen de landelijke trend in is in Zuidoost-Nederland het aantal mbo-leerlingen in de
metaal toegenomen met bijna 4 procent. Dat blijkt uit het jaarlijkse onderzoek van
kenniscentrum Kenteq naar de arbeids- en onderwijsmarkt in de metaal, elektro- en
installatietechniek. Met name de stijging in schooljaar 2004-2005 met ruim 14 procent op
leerniveau 3 valt op. Ook de leerniveaus 2 en 4 laten een toename zien, al is deze minder
fors.
Naast het zuidoosten is alleen in Noordoost-Nederland op het tweede leerniveau nog een
stijging van het aantal leerlingen in de metaal te zien. Verder zijn de leerlingaantallen
overal afgenomen. Hoe de regionale verschillen veroorzaakt worden, is niet duidelijk. De
verschillen kunnen te maken hebben met de vruchten die een regionaal gevoerd
instroombeleid of het tegengaan van leerlinguitval heeft opgeleverd, zo suggereert
kenniscentrum Kenteq. Ook een verschuiving van bepaalde opleidingen over schoollocaties
zou een oorzaak kunnen zijn.
Ook voor de installatietechniek zijn er per regio flinke verschillen. Hoewel de landelijke
daling van leerlingen op leerniveau 2 bijna 5 procent bedraagt, is het aantal leerlingen
in Zuidoost-Nederland met ruim 5 procent toegenomen. Daartegenover staat een forse daling
in de zuidoostelijke regio van het leerlingaantal op leerniveau 1, terwijl in andere
regio's het aantal flink is toegenomen. Alleen binnen de elektrotechniek zijn de
verschillen tussen de vier regio's die Kenteq onderscheidt te verwaarlozen. Met een
daling van iets meer dan 15 procent over alle leerniveaus blijft het zuidoosten net iets
boven het landelijke gemiddelde.
Het onderzoek van kenniscentrum Kenteq toont aan dat het aantal leerbedrijven in
Zuidoost-Nederland met 2 procent is gestegen, terwijl er landelijk gezien een lichte
daling plaatsvond. Vooral de stijging van het aantal leerbedrijven in de metaal met ruim
8 procent heeft voor de zuidoostelijke regio bijgedragen aan de toename. Net iets minder
dan de helft van alle door Kenteq erkende bedrijven in het zuidoosten - 47 procent -
leidt één of meer leerlingen in de praktijk op. Dit percentage ligt iets
onder het landelijke gemiddelde. Het meest actief zijn de bedrijven in de
installatietechniek.
Over het algemeen zijn de perspectieven voor beschikbare leerwerkplekken en stageplaatsen,
de zogenoemde BPV-plaatsen, gunstig. Slechts voor enkele opleidingen laat
Zuidoost-Nederland een afwijkend beeld zien van het landelijke perspectief. Op
verschillende leerniveaus wordt met name voor sommige opleidingen in de metaal een tekort
aan BPV-plaatsen verwacht. Machinaal verspaner CNC, werktuigbouwkundig tekenaar en
vliegtuigonderhoudstechnicus Avionica zijn hiervan voorbeelden. Voor de
installatietechniek ligt het verwachte tekort bij de koudetechniek.
Het aantal werknemers binnen de bedrijven is verder afgenomen. Deze regionale trend wijkt
niet af van de landelijke trend. De verwachtingen over de werkgelegenheid op de korte
termijn zijn voor de installatietechniek het meest gunstig, terwijl deze voor de
elektrotechniek minder gunstig is. Voor de metaal is het perspectief voor afgestudeerden
ongunstig te noemen. Maar ondanks deze verschillen wordt op het laagste opleidingsniveau
(niveau 1) voor alle domeinen een overschot aan personeel verwacht. Het tegenovergestelde
geldt voor hoog opgeleid personeel op niveau 5.
Het arbeidsmarktonderzoek van Kenteq wordt jaarlijks uitgevoerd. Ontwikkelingen op de
arbeidsmarkt en in het onderwijs worden voor de domeinen metaal, elektro- en
installatietechniek samengebracht en geanalyseerd. In het rapport wordt door het
kenniscentrum niet alleen naar landelijke, maar ook naar regionale trends gekeken.
Noot voor de redactie (