D66

Voorzitter,

Mijn fractie wil vandaag kort spreken over drie onderwerpen die nauw met elkaar samenhangen. Dat zijn:
o de huidige nota ruimte
o klimaatsveranderingen
o een lange termijn visie

De nota ruimte
Met de nota ruimte wordt het nationaal ruimtelijke beleid meer ontwikkelingsgericht en decentraal van karakter. Dat is, zeg maar, de liberaliseringfilosofie van de nota ruimte. Ruimte laten aan andere partijen zoals gemeenten, provincies en burgers om mee te denken met het beleid. En ook verantwoordelijk te nemen om delen van het beleid uit te voeren. Dat getuigt van een open instelling die wij, op zichzelf, waarderen. Decentraal wat kan en centraal wat moet. "Sturing vanuit Den Haag, zo stelt de regering in de memorie van antwoord, "is nodig wanneer een nationaal belang op het spel staat en het Rijk moet niet onnodig decentrale initiatieven belemmeren".

Dat is natuurlijk allemaal prachtig, maar de proof of the pudding is in the eating. Ik wil de minister dan ook een casus en de kritiek van deskundigen voorhouden. Eerst de casus.

De megawinkels en de megawinkelcentra die in het buitenland overal en volop gebouwd worden, proberen we in Nederland al jarenlang tegen te houden. Overheden stellen daarom strenge regels, mijns inziens terecht. Het Ruimtelijk Planbureau heeft een maand geleden een studie gepubliceerd waarin zij tot de conclusie komt dat deze ontwikkeling ook voor Nederland niet meer is tegen te houden. Dat zal enorme gevolgen hebben voor zowel de economie in steden en buurten áls voor de ruimtelijke inrichting van ons land. Mijn vraag is wat doet deze minster? Is het kabinet van plan de nationale regie hierover strak in handen te houden, of geeft ze de touwtjes in handen van de individuele gemeenten? Graag een reactie.

Het tweede dat ik de minister wil voorhouden is de kritiek van deskundigen op de nota ruimte en de relatie met de nieuwe wet ruimtelijke ordening. Die kritiek komt er in de kern op neer dat de nota ruimte nogal vaag is met onduidelijke begrippen als `basiskwaliteit' en `ontwikkelingsplanologie', en dat - in het geval van strijdige belangen - voor een uitleg van deze begrippen veel vaker een beroep zal worden gedaan op de rechter. Zo ontstaat juridisering van het ruimtelijke beleid. Ik zou graag van de minister willen weten of zij dit risico ook ziet. En ook wil ik weten hoe en waar in de nota ruimte is geborgd dat de juridisering afneemt in plaats van toeneemt.

Klimaatsverandering
Dat het klimaat ook in Nederland verandert is wel duidelijk. Dit heeft grote gevolgen. Het is goed dat de regering op het congres `klimaat voor ruimte' heeft erkent dat Nederland nog te weinig is voorbereid op deze klimaatverandering. Welke dat zijn is nog niet zo duidelijk. We gaan er vanuit dat de zeespiegel stijgt, en dat het debiet van de rivieren toeneemt. De verwachting is dat tegen het eind van deze eeuw de zeespiegel met 20 tot 110 centimeter is gestegen. Deze ontwikkeling is voor een land dat deels onder de zeespiegel ligt enorm problematisch. Vooral de combinatie van de stijging van de zeespiegel, bodemdaling en hoge rivierafvoeren is gevaarlijk omdat de waterafvoer moeilijk wordt en het risico op overstroming toeneemt. Het is daarom goed dat er ambitieuze plannen zijn om de dijkverzwaring aan te pakken. Cruciale vraag is echter of dit voldoende is. Moet er niet een veel innovatiever, grootschaliger aanpak komen? Is het bijvoorbeeld geen tijd om het plan Waterman weer eens uit de kast te halen? Graag een reactie van de staatssecretaris.

Een ander toch tamelijk discutabel thema is het opwarmen van de aarde en het in kaart brengen van de gevolgen hiervan voor Nederland. Wat mij wel opvalt, is dat de deskundigen de gevolgen nogal uiteenlopend schatten.

Volgens sommige onderzoeken zal de temperatuur in Nederland 1.5 tot 4.8 graden Celsius stijgen. We krijgen lange droge periodes. Dit heeft gevolgen hebben voor de vegetatie, zorgt ervoor dat Nederland een aantrekkelijker vakantieland wordt, maar ook een grotere kans op infectieziektes. Bovendien lijkt de kans op een Elfstedentocht voorgoed verkeken.

Uit ander recent onderzoek bleek echter dat het in deze contreien door de klimaatverandering wel eens flink zou kunnen afkoelen. Door het afzwakken van de warme Golfstroom zou het zomaar kunnen dat het hier juist zo'n twee tot vier graden kouder wordt. Kortom de onzekerheden zijn aanwezig.

En laatst las ik dat in het gezaghebbende tijdschrift Nature een artikel stond waarin wetenschappers de conclusie hadden bereikt dat bepaalde bomen en gewassen verantwoordelijk zouden kunnen zijn voor maar liefst twintig procent van de uitstoot van methaan. En daarmee dragen bomen dus bij aan het broeikaseffect. Je zou bijna gaan denken dat het kappen van grote delen regenwoud, de opwarming van de aarde hebben afgeremd.

Ten aanzien van de klimaatverandering nog drie opmerkingen.

Eén , complimenten aan de staatssecretaris voor de ferme aanpak met het adaptatieprogramma Ruimte en klimaat. Prima.

Twee, klimaatverandering zal de noodzaak voor een steviger beleid vergroten, en naar ik verwacht met een sterke centrale regie vanuit het kabinet. Er moeten misschien wel maatregelen worden genomen waarvoor niet altijd draagvlak is. Wat is de visie van de staatssecretaris hierop?

Ten derde, ik geloof dat de heer Van Geel hierover zelf sprak op de klimaatconferentie: communicatie. Veel burgers weten dat het klimaat zal veranderen, maar vinden dit minder urgent. Niet zo belangrijk. Wat is de visie van de staatssecretaris op publiekscommunicatie ten aanzien van de klimaatsverandering?

Een lange termijnvisie
Vorig jaar heeft deze kamer op voorstel van de heer, Lemsta, een motie ingediend. En zoals het gaat met moties in deze kamer, van sommige hoor je nooit meer wat, maar er zijn er ook die je een politiek leven lang hinderlijk achtervolgen. Zo heeft de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat de motie Baarde al een tijdje onder haar hoede. En krijgt de minster van VROM de motie Lemstra om blijvende en warme zorg toevertrouwd.

In het debat dat deze kamer vorig jaar had met een afvaardiging van het kabinet is het probleem van een gebrekkige lange termijnvisie indringend aan de orde geweest. Wij zijn dan ook zeer tevreden met de enthousiaste wijze waarop de minister van VROM de handschoen heeft opgepakt. De minister is tegemoet gekomen aan de wens van de Eerste Kamer om met een overzicht te komen van onderzoeken naar lange termijnontwikkelingen. Chapeau! Dit is een goede aanzet, de wil is er, maar er is iets meer nodig om de korte termijnplanning te verlaten en deels het ongewisse tegemoet te gaan en echt vooruit te denken.

Naast alle waardering heb ik er nog wel vier opmerkingen bij.

In de eerste plaats stelt de minister in haar reactie op de motie `dat het op grond van de huidige kennis niet mogelijk is om een langetermijninvesteringstrategie te formuleren'. Eerst moet, zo stelt de minister, de lange termijnontwikkeling in kaart worden gebracht. Dat is een redenering die ik kan volgen, maar aan de andere kant, er liggen natuurlijk wel studies. Het is ook een kwestie van doen! Inventariseren wat er al is, het formuleren van leemten en het uitzetten van nieuw onderzoek. En het is natuurlijk zo, dat er over problemen die verder in de toekomst liggen altijd een bepaalde mate van onzekerheid zal bestaan. Wij verwachten dan ook geen in betongegoten beleid. Er is geen halsstarrige rechte lijn naar de toekomst. Het is goed mogelijk om hier flexibeler mee om te gaan en onderzekerheid te ondervangen door te werken met scenario's. Scenario's die vijftig of zestig jaar vooruit kijken. Binnenkort staan we hier in deze kamer voor de vraag hoe we verder gaan met Schiphol. Bij dit soort lange termijn strategische besluiten is het verstandig om die te nemen binnen een bepaald beleidsscenario.

Tot mijn grote schrik, lees ik in de memorie van antwoord, dat er eigenlijk maar één studie beschikbaar is, en wel van het CBP, `Vier gezichten op Nederland', die iets zegt over de termijn 2020-2040. Deze studie heeft overigens een zeer beperkte invalshoek. Het gaat vooral over arbeidsaanbod en werkgelegenheid. Dat is toch heel iets anders dan we met de motie Lemstra bedoelen. Is de minster dat met mij eens?

Mijn concrete vraag is deze, komt het kabinet nu wel of niet met scenario's die fundamenteler zijn, en verder kijken dan de beperkte studie van het CPB `Vier gezichten op Nederland'? Zo nee, waarom niet, en zo ja, wanneer?

Mijn tweede opmerking is dat de reactie van het kabinet op de motie Lemstra vooral gericht is op twee studies naar klimaatsverandering. Heel erg mooi natuurlijk, maar wij hebben ook gevraagd naar een lange termijn investeringsagenda. Nadrukkelijk met een financieel economische component. Is de minister bereidt om de investeringscomponent nadrukkelijker mee te nemen bij het kenbaar maken van de toekomst?

Ten derde, het proces, voor mijn fractie is het van het grootste belang dat de beschikbare kennis, bij kennisinstellingen, universiteiten, Topinstituten, maar ook bij het bedrijfsleven wordt gemobiliseerd om enthousiast mee te werken aan die toekomstscenario's. Geen clubjes van naar binnen kijkende ambtenaren die een rapport schrijven. Wat is de visie van het kabinet hierop?

De vierde opmerking betreft de regie. Ik pleit ervoor dat het ministerie van VROM de regie neemt voor het verkennen van die lange termijn investeringsagenda. Mijn concrete vraag aan de minister is of zij die regie ook zal nemen? En zo niet, wie hierover dan wel de regie heeft?

Tot slot, voorzitter, dat het wel mogelijk is om ver vooruit te kijken, bewijst het onvolprezen innovatieplatform. Dit platform heeft onlangs een visie op Nederland tot 2027 gepubliceerd. Het platform schetst hier een beeld hoe de Nederlandse maatschappij er in 2027 uit zou kunnen zien als we goed blijven innoveren. Naast de doemscenario's van klimaatverandering en uitputting van grondstoffen kan dit rapport helpen om het vizier onverschrokken op de toekomst te richten.

17-1-2006 15:56