Antwoorden op Kamervragen over kunst in ziekenhuizen
Kamerstuk, 13-1-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2644222
13 januari 2006
Antwoorden van minister Hoogervorst op Kamervragen van de Kamerleden
Vietsch en Van Vroonhoven-Kok over kunst in ziekenhuizen.
(2050604600)
Vraag 1
Deelt u de mening dat kunst belangrijk is, en dat het terecht is dat
bij rijksgebouwen de zogenaamde percentageregeling bestaat die bepaalt
dat een half tot twee procent van de bouwsom moet worden besteed aan
kunst? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 1
Ik deel de mening dat kunst belangrijk is. Dat bij gebouwen die in
opdracht van de rijksgebouwendienst worden gebouwd een half tot twee
procent van de bouwsom aan kunst besteed wordt, sluit aan bij de
voorbeeldfunctie van het Rijk. Ziekenhuizen en scholen worden niet in
opdracht van de rijksgebouwendienst gebouwd. De percentageregeling is
hier ook niet van toepassing.
Vraag 2
Vindt u het terecht dat bij ziekenhuizen en andere intramurale
instellingen, die met publieke middelen worden gefinancierd, minder
investeringskosten van het bouwproject aan kunst besteed mogen worden
dan bij rijksgebouwen? Zo ja, waarom?
Antwoord 2
Nee, maar dit is ook niet het geval. Zorginstellingen zijn
verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg. Kunst in een
zorginstelling kan die kwaliteit ten goede komen. Het is dan ook aan
de instellingen of zij willen investeren in kunst. Op basis van de
circulaire `Mogelijkheden financiële bijdrage voor kunstprojecten in
de zorg' konden instellingen, wiens bouw op grond van de Wet
ziekenhuisvoorzieningen vergunningplichtig was, voor dit doel
aanspraak maken op een bijdrage. Bij ziekenhuizen en andere
intramurale instellingen gold op basis van de circulaire echter geen
maximum aan de middelen die aan een kunstproject besteed mogen worden.
Wel gold er een maximum aan de bijdrage die daaraan door het
ministerie van VWS, in de vorm van een verhoging van het
investeringsbedrag van de vergunning op grond van de Wet
ziekenhuisvoorzieningen (WZV), en de Stichting Kunst en Openbare
Ruimte (SKOR) wordt gegeven. Dat de bijdrage voor kunstprojecten als
percentage van het investeringsbedrag van de vergunning lager uit kan
vallen dan de percentages die voor rijksgebouwen gelden, vind ik
gegeven de verschillende financieringssituaties en
verantwoordelijkheden (zorginstellingen zijn private organisaties)
geen probleem.
Vraag 3
Waarom is het niet langer kabinetsbeleid om hoogwaardige kunst in de
zorg mogelijk te maken , en waarom krijgen ziekenhuizen en andere
instellingen na 1 januari 2006 geen aanvullend bouwbudget meer voor
kunst, maar moet kunst bekostigd worden uit het reguliere budget voor
patiëntenzorg?
Antwoord 3
Op 1 januari 2006 is de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) in
werking getreden. Deze wet vervangt de WZV en legt de basis voor een
verdere deregulering van het zogenaamde bouwregime, dat bepaalt dat
zorginstellingen om te mogen (ver)bouwen een vergunning nodig hebben.
Doel van deze nieuwe wet is zorginstellingen meer verantwoordelijkheid
en vrijheid te geven bij het bepalen van het aanbod. Op die manier
kunnen instellingen beter inspelen op de wensen van cliënten en
patiënten. Bij de inwerkingtreding van de WTZi is de reikwijdte van
het bouwregime dan ook al enigszins ingeperkt. Bij meer vrijheid en
verantwoordelijkheid voor zorginstellingen hoort ook een andere
vergoedingswijze. Instellingen die nu nog een vergunning nodig hebben
voor de bouw, ontvangen op basis van hun bouwplan een vergoeding van
de kapitaallasten (afschrijving en rente). Zoals ik u heb geschreven
in mijn brief over `Transparante en integrale tarieven' (Kamerstukken
II, 2004-2005, 27 659, nr. 52) is het de bedoeling om van dit systeem
van vergoeding op basis van bouwplannen over te stappen naar een
systeem van integrale vergoeding inclusief kapitaallasten. Na de
introductie van risicodragendheid moeten instellingen de
kapitaallasten zelf terugverdienen uit de door hen aangeboden zorg.
Hiermee worden instellingen geprikkeld bij investeringsbeslissingen
rekening te houden met de verwachte vraag en de aard van die vraag.
Ik erken het belang van een aangename verblijfsomgeving voor cliënten,
patiënten en personeel als onderdeel van de kwaliteit van de zorg, en
de bijdrage die kunst daaraan kan leveren. De verantwoordelijkheid
voor dit belang ligt bij zorginstellingen. Zorginstellingen kunnen
voor investeringen in kunst overigens nog steeds begeleid worden door
SKOR en daar kan ook nog steeds een financiële bijdrage aangevraagd
worden.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport