06/01/2006
Voortgang uitwisselbaarheid FAMI-QS en GMP+
Bestemd voor: Producenten en verwerkers van toevoegingsmiddelen
Zoals al eerder is gecommuniceerd, geldt vanaf 1 januari 2006 de
voorwaarde dat in het kader van het GMP+ certificatieschema
diervoedersector uitsluitend nog volgens de GMP-voorwaarden
gecertificeerde toevoegingsmiddelen gebruikt mogen worden door
GMP+-gecertificeerde bedrijven.
Zoals al eerder is bericht, zie nieuwsbrief van 12 september 2005,
mogen vanaf 1 januari 2006 alleen nog maar conform de GMP+ -
voorwaarden toevoegingsmiddelen worden verwerkt en gebruikt door
GMP+-gecertificeerde bedrijven. Dit betekent dat deze
toevoegingsmiddelen afkomstig dienen te zijn van GMP+ gecertificeerde
bedrijven, of van bedrijven gecertificeerd volgens een schema dat
daaraan gelijkwaardig is verklaard.
Dit besluit is genomen na uitvoerig overleg met alle betrokken
partijen, zowel nationaal als internationaal. De eis om vanaf 1
januari 2006 uitsluitend nog conform de voorwaarden gecertificeerde
toevoegingsmiddelen te accepteren geldt ook voor deelnemers aan de
kwaliteitsregelingen in België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.
Voor de GMP+-certificatie kunnen handelaren in en producenten van
toevoegingsmiddelen GMP-standaard GMP09 (GMP+:2003) of de
GMP-standaard GMP-B1 (GMP+:2006) toepas-sen. Tevens worden
toevoegingsmiddelen geaccepteerd van bedrijven, die gecertificeerd
zijn op basis van een standaard voor toevoegingsmiddelen van Ovocom
(België) en FEMAS (Verenigd Koninkrijk).
Hoewel van de zijde van PDV de bereidheid was om de standaard FAMI-QS
voor toevoegingsmiddelen en bepaalde voormengsels als uitwisselbaar te
accepteren, is om haar moverende redenen FAMI-QS daartoe niet bereid.
Dit betekent voor GMP+-gecertificeerde bedrijven niet dat
FAMI-QS-gecertificeerde toevoegingsmiddelen geheel uitgesloten zijn.
Daarop zijn de z.g. poortwachterseisen van toepas-sing. Zie hiervoor
eveneens de eerder genoemde nieuwsbrief van 12 september 2005.
In de volgende paragraaf worden deze eisen nog eens kort opgesomd.
Borging van toevoegingsmiddelen door afnemer (poortwachter)
De GMP-standaard GMP09 (GMP+:2003) en de GMP-standaard GMP-B1
(GMP+:2006) stellen eisen aan de borging van de
toevoegingsmiddelenproductie. Producenten kunnen zich hiervoor laten
certificeren. De borging van de toevoegingsmiddelen kan echter ook
door het GMP+ gecertificeerde bedrijf plaatsvinden via het zgn.
poortwachterprincipe. Hij staat borg voor de productie van het
toevoegingsmiddel. Deze borging is opgenomen in zijn eigen
kwaliteitssysteem en als zodanig GMP+-gecertificeerd.
De extra voorwaarden om als poortwachter op te treden, zijn opgenomen
in bijlage 1 van de GMP09-standaard (GMP+:2003) en de GMP-standaard
GMP-B1 (GMP+:2006). Een belangrijke voorwaarde is het samenstellen van
een zgn. HACCP-dossier. Ook hiervoor geldt in principe dat deze per
1-1-2006 compleet moet zijn, en beoordeeld door de
certificatie-instelling. Het is mogelijk dat deze beoordeling niet
tijdig kan plaatsvinden. In dat geval dient de onderneming voor 1
januari 2006 een stappenplan opgesteld te hebben en door zijn
certificatie-instelling te laten goedkeuren. In dit stappenplan geeft
hij aan welke dossiers hij gaat samenstellen en binnen welke periode
hij dat realiseert. Daarbij geldt dat er een indeling gemaakt moet
worden naar het risicoprofiel van het toevoegingsmiddel. De dossiers
van de meest risicovolle toevoegingsmiddelen dienen het eerst te
worden samengesteld. Het stappenplan dient uiterlijk eind 2006 te zijn
doorlopen.
Met betrekking tot de navolgende toevoegingsmiddelen die onder
FAMI-QS-certificaat wor-den geproduceerd, geldt dat de onderneming
deze dient op te nemen in het actieplan. Zij mogen in de groep met het
laagste risicoprofiel worden geplaatst. Het gaat om de volgende
producten:
* Toevoegingsmiddelen en preparaten, toegelaten volgens Verordening
(EG) 1831/2003
* Voormengsels van
+ een toevoegingsmiddel met één of meerdere dragers en/of
technologische toevoegingsmiddelen, of
+ meerdere toevoegingsmiddelen, die allemaal tot dezelfde
functionele groep behoren, al dan niet met één of meerdere
dragers en/of technologische toevoegingsmiddelen.
Functionele groepen zijn gedefinieerd in Bijlage 1 van Verordening
(EG) 1831/2003. Voorbeelden van deze voormengsels zijn preparaten van
anti-oxidantia, zuren, vitamines.
Een drager kan bestaan uit één of meerdere voedermiddelen. Voorbeelden
van dragers zijn tarwegries, krijt, plantaardige olie. Technologische
toevoegingsmiddelen zijn stoffen die om technologische redenen aan een
diervoeder worden toegevoegd. Een lijst met middelen is opgenomen in
Bijlage 1 van Verordening (EC) 1831/2003.
Productschap Diervoeder