Dwarslaesiepatiënt houdt graag zelf controle over wel of niet behandelen
Betere hand/arm functie belangrijk, maar niet tegen elke prijs
De hand- en armfunctie is een van de belangrijkste factoren in de
kwaliteit van leven die dwarslaesiepatiënten ervaren. Toch weegt voor
velen de kwaliteitsverbetering die te halen is, niet op tegen de
zwaarte van de behandeling en revalidatie. Dit concludeert promovendus
Govert Snoek van de Universiteit Twente in zijn proefschrift.
Doorslaggevend is de invloed die de patiënt zelf heeft: kan hij
dankzij een ingreep taken uitvoeren die hij zelf wil, of alleen maar
standaardtaken? Individuele wensen en mogelijkheden kunnen beter
ingezet worden bij het maken van keuzen en het opstellen van
protocollen, vindt Snoek, die zijn onderzoek heeft gedaan bij
Roessingh Research and Development in Enschede, in samenwerking met
het Medisch Spectrum Twente.Hij promoveert op 8 december aan de
faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica.
De mate van zelfstandigheid van een dwarslaesiepatiënt hangt sterk af
van de hoogte van de laesie: bij een `hoge dwarslaesie' zijn niet
alleen de benen maar ook de armen verlamd. Uit het onderzoek dat Snoek
heeft gedaan onder 560 dwarslaesiepatiënten in Engeland en Nederland,
blijkt dat een verbeterde hand- en armfunctie voor deze patiënten
belangrijk is voor de de kwaliteit van leven die zij ervaren.
Vergeleken met zes andere stoornissen tengevolge van de dwarslaesie
scoort de verbeterde hand- en armfunctie even hoog als de verbetering
in de blaas- en darmfunctie, waarvan al bekend was dat patiënten dit
erg belangrijk vinden. Uit verder onderzoek bleek dat verbetering van
arm en handfunctie een hogere waardering van de gezondheidstoestand
geeft.
Eigen invloed
Ondanks deze hoge waardering kiest een deel van de patiënten
nadrukkelijk niet voor een behandeling, terwijl zij hiervoor wel in
aanmerking zou komen. Als één van de mogelijkheden tot verbetering van
de handfunctie heeft Snoek de zogenaamde Handmaster onderzocht: een
apparaat voor elektrostimulatie waarmee bijvoorbeeld een grijpbeweging
is te maken. Een belangrijk deel van de onderzochte patiënten is, met
enkele maanden therapie, in staat een aantal gestandaardiseerde taken
uit te voeren. Doorslaggevend voor de motivatie om na deze maanden
dóór te gaan met het apparaat is echter dat de patiënt in staat moet
zijn zelf taken te definiëren die belangrijk voor hem of haar zijn.
Andere behandelingen bestaan uit een operatieve ingreep, waarbij pezen
worden verlegd of apparatuur wordt ingebracht voor kunstmatige
spierstimulatie. De resultaten zijn goed, maar de behandeling is
ingrijpend en revalidatie kan veel tijd kosten.
Een behandelaar mag dan geneigd zijn de functieverbetering voorop te
stellen, voor de patiënt is dat niet vanzelfsprekend. Hij of zij
baseert een keuze in gelijke mate op aspecten als `tijd in het
ziekenhuis', `aantal maanden revalidatie'. Voor veertig procent van de
ondervraagden is één behandeleigenschap bepalend voor de keuze.
In de voorlichting aan patiënten en het opstellen van
behandelprotocollen, kunnen behandelaars leren van de inzichten die
Snoek nu onder patiënten heeft gekregen: kennis van hun mogelijkheden
en drijfveren zouden tot meer maatwerk moeten leiden, stelt hij. Op
dit moment wordt bijvoorbeeld, als vervolg op dit onderzoek, gewerkt
aan een beslissingsondersteunende website voor patiënten.
Noot voor de pers
Drs, Govert Snoek (1956, Capelle a/d IJssel) is als revalidatiearts
verbonden aan het revalidatiecentrum Het Roessingh in Enschede en het
Medisch Spectrum Twente. Hij promoveert bij prof.dr. Maarten IJzerman
en prof. Gerrit Zilvold.
Het proefschrift `Patient preferences for reconstructive interventions
of the upper limb in tetraplegia', is te bestellen de promovendus, te
bereiken bij Roessingh Research and Development, tel (053) 4875777,
info@rrd.nl
Contactpersoon voor de pers: ir. Wiebe van der Veen, tel (053)
4894244, email w.r.vanderveen@utwente.nl
Top
Laatst gewijzigd op 08-12-2005 09:53:40 door Webmaster
Universiteit Twente