De voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk
5 december 2005 BZ 2005-877M
Onderwerp
Begrotingshoofdstukoverschrijdende amendementen
Op verzoek van het kabinet breng ik het volgende
onder uw aandacht.
Onlangs heeft het lid Herben een amendement
ingediend op de begroting 2006 van Defensie,
inhoudende de ophoging van de personele sterkte
van de Koninklijke Marechaussee (Kamerstukken
II, 30 300 X, nr. 34). Ter compensatie zijn
daarbij twee amendementen op andere
begrotingshoofdstukken ingediend, te weten een
taakstellende ontvangstenverhoging op de
begroting van Justitie (Kamerstukken II, 30 300
VI, nr. 28) en een uitgavenverlaging op de
begroting van Koninkrijksrelaties (Kamerstukken
II, 30 300 IV, nr. 19).
Een ander voorbeeld van
begrotingshoofdstukoverschrijdende amendementen
betreft de amendementen van het lid Van der Laan
op de begroting van VWS 2006 (inzake de
verhoging van het budget voor behandelplaatsen
voor chronisch heroïneverslaafden), waarvoor
deels ook compensatie is gezocht op de begroting
van Justitie (Kamerstukken II, 30 300 XVI, nr.
34, en 30 300 VI, nr. 15).
De Tweede Kamer hanteert traditiegetrouw een
bepaalde wijze van amendering van begrotingen.
Hierbij worden samenhangende voorstellen die
betrekking hebben op meer dan één
begrotingshoofdstuk meestal door middel van een
motie bij de algemene politieke dan wel bij de
financiële beschouwingen aan het kabinet
voorgelegd. Voorbeelden hiervan zijn de
motie-Verhagen c.s. bij de algemene politieke
beschouwingen van vorig jaar (Kamerstukken II,
29 800, nr. 4) en de moties van Verhagen, Van
Aartsen en Dittrich die bij de algemene
politieke beschouwingen van dit jaar zijn
ingediend (Kamerstukken II, 30 300, nrs. 9, 17
en 22). Indien dergelijke moties worden
aangenomen, wijzigt het kabinet de
desbetreffende begrotingshoofdstukken via nota?s
van wijziging. Bij de behandeling van de
begrotingshoofdstukken hoeven dergelijke
voorstellen vervolgens niet meer via
amendementen te worden ingebracht. Alleen
amendementen waarmee beoogd wordt verschuivingen
binnen eenzelfde hoofdstuk aan te brengen, zijn
dan nog aan de orde.
Deze werkwijze heeft voor zowel de Kamer als het
kabinet duidelijke voordelen. Allereerst kunnen
de voorgestelde verhogingen en de verlagingen
van de uitgaven (en van eventueel de
niet-belastingontvangsten) in goede onderlinge
samenhang worden bezien. Dit leidt tot een
betere afweging tussen de beleidsdoelstellingen
die niet langer kunnen worden gehaald vanwege
het ontbreken van voldoende budget, en de
beleidsdoelstellingen waarvoor extra budget
beschikbaar wordt gesteld. Een integrale
afweging van de prioritair geachte
doelstellingen, verbonden met de
uitgavenverhoging, is dan mogelijk. Daarnaast
speelt bij deze wijze van amendering de volgorde
van behandeling van de begrotingshoofdstukken
geen rol en daarmee hoeft dan ook geen rekening
te worden gehouden, hetgeen wel het geval is bij
de amendementen Herben en Van der Laan.
De wijze van begrotingshoofdstukoverschrijdende
amendering via in eerste instantie een motie
tijdens de algemene politieke dan wel tijdens de
financiële beschouwingen voorkomt dat een
vakminister de facto niet alleen zijn eigen
begroting moet verdedigen, maar ook die van een
collega. In de onderhavige gevallen betekent dit
dat de minister van Defensie ook de begrotingen
van Justitie en van Koninkrijksrelaties
verdedigt (voor wat betreft de voorgestelde
compenserende bijstellingen) en de minister van
VWS de begroting van Justitie. Deze verdediging
kan, gelet op hun rol, beter aan de
minister-president of aan de minister van
Financiën worden gevraagd bij de algemene
politieke of bij de financiële beschouwingen.
Het verzoek van het kabinet is het vorenstaande
te betrekken bij de beschouwingen rond de
behandeling van de onderhavige amendementen.
DE MINISTER VAN FINANCIEN
Ministerie van Financiën