Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk 18 november 2005, nr. 2050603440 AV/A&Z/2005/95950
Onderwerp Datum
kamervragen van de leden Hamer en Stuurman 2 december 2005
./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden Hamer en Stuurman (PvdA) over de hoge werkloosheid onder vrouwen.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
2
2050603440
Vragen van de leden Hamer en Stuurman (PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de hoge werkloosheid onder vrouwen.
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de nieuwe kwartaalcijfers van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI), waaruit blijkt dat 353.000 vrouwen werkloos zijn tegen 333.000 mannen?
Antwoord 1
Ja, dat zijn de cijfers voor september 2005. De situatie zag er in oktober 2005 iets beter uit: 349.000 vrouwen werkloos tegen 328.000 mannen.
Vraag 2
Deelt u de opvatting van de voorzitter van de Federatie Nederlandse Vakverenigingen (FNV) dat de hoge kosten van de kinderopvang een belangrijke oorzaak is van de stijging van het aantal werkloze vrouwen terwijl het aantal werkloze mannen is gedaald? Zo ja, is de extra investering in de kinderopvang voldoende om meer vrouwen aan het werk te krijgen? Zo neen, wat is volgens u de oorzaak van het stijgende aantal vrouwelijke werklozen?
Antwoord 2
Nee, deze opvatting deel ik niet. Daarbij is in mijn ogen van belang dat uit recente CBS-cijfers blijkt dat de werkloosheidstoename van 10.000 vrouwen ten opzichte van vorig jaar nagenoeg geheel voor rekening komt van vrouwen in de leeftijdscategorie 45-64 jaar. Voor deze groep vrouwen spelen de kosten van kinderopvang vrijwel geen rol.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de terugtrekkende overheid op het gebied van emancipatie, zoals het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) verwoordt in de Emancipatiemonitor 2004, bijdraagt aan een stijgend aantal vrouwelijke werklozen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 3
Nee, ik deel deze mening niet; de overheid trekt zich niet terug op het gebied van emancipatie. Ik verwijs daarvoor naar de Evaluatie van het Meerjarenbeleidsplan Emancipatie die naar verwachting voor het einde van dit jaar aan u wordt toegezonden.
De beleidsdoelstellingen op het gebied van emancipatie voor 2010 blijven gehandhaafd.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het hoge conservatieve gehalte van werkgevers, zoals verwoord in de Emancipatiemonitor 2004, het moeilijker maakt voor vrouwen om aan het werk te blijven dan mannen? Zo ja, wat gaat u doen om werkgevers te stimuleren om hun verantwoordelijkheid te nemen op emancipatiegebied, anders dan het instellen van een benchmark? Zo neen, waarom niet?
3
Antwoord 4
Nee, er zijn andere factoren die ertoe kunnen leiden dat het voor vrouwen (met name in de marktsector) moeilijker kan zijn om aan het werk te blijven dan voor mannen. Waar vrouwen participeren in kleine deeltijdbanen hebben zij een minder stevige positie op de arbeidsmarkt dan mannen. Het te verwachten tekort aan arbeidsaanbod in de (nabije) toekomst kan naar verwachting alleen worden opgeheven indien ook een grotere participatie in arbeidsuren van vrouwen op de arbeidsmarkt wordt verwezenlijkt. Daarmee wordt ook de arbeidsmarktpositie van vrouwen verstevigd.
Hierbij dienen zowel mannen als vrouwen in staat te worden gesteld om arbeid en arbeid te combineren. Het beleid is er op gericht om bestaande belemmeringen weg te nemen, zodat werkgevers vanuit hun eigen belang hun verantwoordelijkheid kunnen nemen op emancipatiegebied.
Vraag 5
Welke (andere) stappen gaat u nemen om de hoge(re) werkloosheid onder vrouwen tegen te gaan?
Antwoord 5
Het kabinet neemt generieke maatregelen ter bestrijding van de werkloosheid (i.c. ter bevordering van de werkgelegenheid). Dat betreft in feite het sociaal-economische beleid in de volle breedte. Deze maatregelen komen ten goede aan alle groepen op de arbeidsmarkt, dus ook vrouwen. Dat laat onverlet dat soms aanvullend beleid noodzakelijk is. Zo stelt het kabinet de Regiegroep `Allochtone Vrouwen en arbeid' in teneinde de arbeidsparticipatie van allochtone vrouwen te bevorderen. Deze gaat zich richten op de `harde' afspraken die de commissie PaVEM met gemeenten, werkgevers en uitvoeringsinstanties heeft gemaakt over het aan het werk krijgen van allochtone vrouwen. Daarbij zullen concrete doelstellingen worden geformuleerd voor de periode 2006-2007. Het is de taak van de regiegroep te bevorderen dat deze doelstellingen worden gehaald en de resultaten te meten. De stuurgroep bestaat uit PaVEM-erfgenamen op het gebied van werk, waaronder CWI en VNG.
Vraag 6
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het algemeen overleg over kinderopvang op 30 november 2005?
Antwoord 6
Bij deze.