Persbericht
Levensbeëindiging bij pasgeborenen en late zwangerschapsafbreking
30 november 2005
Vragen en antwoorden:
Wat is de aanleiding voor de notitie over levensbeëindiging bij
pasgeborenen en late zwangerschapsafbreking?
Artsen hebben behoefte aan een inzichtelijke procedure met betrekking
tot de melding van levensbeëindiging bij pasgeborenen en late
zwangerschapsafbreking. De staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en de minister van Justitie hebben in hun standpunt
naar aanleiding van de bevindingen in het rapport Medische
besluitvorming aan het einde van het leven aangegeven dat zij de
Tweede Kamer zullen informeren op welke wijze tegemoet kan worden
gekomen aan de behoefte van de medici om meer duidelijkheid te krijgen
over het omgaan met levensbeëindiging niet op verzoek. Ook voor de
ouders creëert dat duidelijkheid.
Wat behelst het voorstel van Justitie en VWS?
Er komt een deskundigencommissie die aan de hand van
zorgvuldigheidsnormen beoordeelt of de arts bij levensbeëindiging van
een pasgeborene of bij late zwangerschapsafbreking zorgvuldig heeft
gehandeld. In een aanwijzing van het Openbaar Ministerie komt te staan
welke procedure de arts in die gevallen moet volgen.
Wat is het belang van de voorgestelde regeling?
De werkwijze faciliteert niet alleen het openbaar ministerie, maar ook
de arts. Zowel de opgestelde normen, als het oordeel van de commissie,
bieden de arts de wetenschap dat de zaak niet alleen vanuit juridisch
oogpunt, maar ook vanuit medisch en ethisch oogpunt wordt bekeken.
Daarnaast heeft de arts een houvast bij zijn handelen in situaties
inzake levensbeëindiging niet op verzoek alsmede late
zwangerschapsafbreking. Met deze werkwijze wordt tegemoet gekomen aan
de onzekerheid van artsen op dit punt.
Hoe is de samenstelling van de commissie?
De commissie bestaat uit vijf leden: een voorzitter, drie artsen, elk
uit een andere op kindervraagstukken gerichte medische discipline, en
een ethicus. De voorzitter is een jurist. Allen worden benoemd voor
zes jaar door de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport en de Minister van Justitie. Zij kunnen worden herbenoemd voor
zes jaar.
Met het oog op de beoordeling van een zaak is de commissie bevoegd de
arts die de levensbeëindiging heeft toegepast schriftelijk of
mondeling om een toelichting te vragen. Ook mag de commissie nadere
informatie vragen aan een of meer artsen van het behandelteam dat bij
de zaak is betrokken. Het zijn experts met kennis van zaken die een
individeel geval beoordelen en daar hun mening over geven maar dit
gebeurt achteraf. Het oordeel van de commissie wordt gezonden naar het
College van procureurs-generaal.
Wat is de rol van het Openbaar Ministerie?
Het College beoordeelt of het handelen van de arts heeft
plaatsgevonden overeenkomstig de zorgvuldigheidsnormen. Bij een
negatieve beoordeling krijgt de behandelend officier opdracht te
vervolgen.
Het oordeel van de commissie komt dus niet in de plaats van de
beslissing van de officier van justitie, maar dient als
deskundigenoordeel dat bij de vervolgingsbeslissing wordt betrokken.
Uiteindelijk beslist het Openbaar Ministerie of er vervolgd wordt.
Levensbeëindiging niet op verzoek blijft strafbaar.
Om welke gevallen gaat het precies?
Van levensbeëindiging bij pasgeborenen is sprake wanneer het leven van
de pasgeborene wordt beëindigd. In sommige gevallen zou het kind
weliswaar na enige tijd zijn komen te overlijden, maar is de
levensduur gelet op de ernst van het lijden bewust verkort. In andere
gevallen had het kind weliswaar kunnen blijven leven, maar was enige
verbetering in de gezondheidstoestand van het kind uitgesloten met als
gevolg dat het kind voortdurend ondraaglijk en uitzichtloos leed. De
gezondheid van het kind biedt in die gevallen geen enkel uitzicht op
enige vorm van zelfstandig leven.
Palliatieve zorg zal meestal worden toegepast. De levensbeëindiging
leidt tot een niet natuurlijke dood die aan de lijkschouwer moet
worden gemeld.
Doordat voornamelijk gevallen van (zeer ernstige) spina bifida worden
gemeld, is helaas het beeld ontstaan dat bepaalde aandoeningen altijd
of vaak zouden leiden tot levensbeëindiging. Dit is echter niet het
geval. Alleen het actuele lijden vormt de basis voor een beslissing
tot levensbeëindiging. Patiëntenorganisaties hebben hun zorg
uitgesproken over de beeldvorming van bepaalde aandoeningen. Zo is een
spina bifida in de meeste gevallen zodanig te behandelen, dat
patiënten een zeer acceptabel leven kunnen lijden. De bewindslieden
sluiten zich hierbij aan. Het leven is beschermwaardig. Dat geldt ook
voor gehandicapten. Slechts in die gevallen waarin een pasgeborene
ernstig en uitzichtloos lijdt kan levensbeëindiging aan de orde
komen.
De late zwangerschapsafbreking in deze regeling heeft betrekking op
gevallen waarin sprake is van aandoeningen bij de ongeborene die tot
ernstige en niet te herstellen functiestoornissen leiden maar waarbij
naar redelijke verwachting een (veelal beperkte) kans op overleven
bestaat. Zonder medisch ingrijpen zou de aandoening tot de dood
leiden. Medisch ingrijpen heeft een levenslang lijden tot gevolg en
kan zelfs schadelijk worden geacht. Zwangerschapsafbreking is in deze
gevallen in beginsel strafbaar. Een beroep op een
rechtvaardigingsgrond in de zin van noodtoestand kan in een voorkomend
geval de strafbaarheid van het feit wegnemen. Van een noodtoestand is
alleen dan sprake indien naar medisch wetenschappelijke inzichten vast
staat dat de aandoeningen van de ongeborene van een zodanige aard zijn
dat medisch ingrijpen na de geboorte medisch zinloos is.
Wat is de rol van de ouders?
De ouders van de pasgeborene hebben het laatste woord. Ook als de arts
adviseert tot levensbeëindiging kunnen zij weigeren en gaat het niet
door.
Wat is het verschil met de regeling die we kennen bij
levensbeëindiging op verzoek?
Bij levensbeëindiging op verzoek moet de officier zich houden aan het
oordeel van de toetsingscommissie.
Waarom is ervoor gekozen dat de officier van justitie kan afwijken van
het deskundigenoordeel?
De vervolgingsbeslissing blijft bij de officier van justitie. Dit is
een strafrechtelijke beslissing. De commissie geeft een
deskundigenoordeel. Dit oordeel is niet alleen juridisch, maar ook
medisch en ethisch onderbouwd. Dit is natuurlijk belangrijke
informatie voor de officier, maar niet zuiver strafrechtelijke
informatie. De officier moet dus altijd de vrijheid houden om een
eigen strafrechtelijk oordeel te vellen.
Hoe verhoudt zich het voorstel van de bewindslieden tot het Gronings
model?
Verschillende medische beroepsorganisaties en overleggroepen hebben de
afgelopen jaren veel werk verzet om tot een goede medisch juridische
benadering van levensbeëindiging bij pasgeborenen alsmede late
zwangerschapsafbreking te komen. Dit werk is niet voor niets geweest.
De voorgestelde regeling zal hiermee rekening houden.
NB:
In het Groningse model wordt aangegeven hoe artsen op zorgvuldige
wijze dienen om te gaan met levensbeëindiging van ernstig lijdende
pasgeborenen. Het Openbaar Ministerie is destijds in informerende zijn
bij het opstellen van dit protocol betrokken geweest en heeft het
Academisch Ziekenhuis Groningen (thans UMCG) met het oog op het
opstellen van dit protocol destijds het rapport Toetsing als spiegel
van de medische praktijk aangereikt en daarbij aangegeven dat dit
rapport goed lijkt aan te sluiten bij de jurisprudentie over deze
materie. Aan het protocol noch aan het genoemde rapport kunnen
verwachtingen worden ontleend omtrent de afdoening van zaken door het
Openbaar Ministerie in individuele gevallen. Het protocol biedt
voldoende feitelijke informatie om de zorgvuldigheid van de
levensbeëindiging bij pasgeborenen te kunnen beoordelen.
Ministerie van Justitie