ChristenUnie
Bijdrage debat Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap woensdag 30
november 2005 - 12:27
Alleen de uitgesproken tekst geldt.
Door: Arie Slob
Mdv,
Al geruime tijd wordt het onderwijs gedomineerd door de mantra de
kunst van het loslaten. De bedoeling daarvan is om scholen zoveel
mogelijk de ruimte te laten zodat op basis van eigen professionele
inzichten keuzes kunnen maken over de wijze waarop het onderwijs op
hun school wordt ingericht. Dit alles uiteraard binnen de grenzen die
de overheid stelt. Deze beweging is door de ChristenUnie-fractie
steeds ondersteund. Tegelijkertijd constateert de ChristenUnie-fractie
echter wel dat scholen intussen in verwarring raken over wat er
allemaal op hen afkomt aan taken. Overheid en samenleving hebben
namelijk nogal wat verwachtingen ten aanzien van het onderwijs.
Denk bijvoorbeeld aan de recente discussie over kinderopvang op de
scholen. Daardoor is nu de vraag wat samenleving en overheid nog met
goed fatsoen van scholen mag vragen, actueler dan ooit. Waar ligt de
grens? Met een steeds krapper wordend budget moeten scholen steeds
meer doen. Van kinderopvang tot in sommige gevallen de volledige
opvoeding, van criminaliteitsbestrijding tot bevordering van sociale
cohesie, van voorlichting op allerlei gebied, tot strakke handhaving
van regels. De noodkreet van scholen bepaalt samenleving en overheid
bij de noodzaak van een meer realistische benadering van de
taakopvatting van scholen en om heldere afbakening. Scholen kunnen
niet alles repareren wat eerder in maatschappij en in opvoeding
misging. Ik durf wel te stellen dat scholen inmiddels aan hun plafond
zitten. Onze vraag aan de minister is om in te gaan op de wens van het
veld om tot een serieuze taakafbakening en grensbepaling te komen.
Erkent de minister dat niet alles op het bordje van de scholen kan
worden geschoven? Om die taakverzwaring inzichtelijk te maken stelt de
ChristenUnie-fractie voor om aan alle eventueel nieuwe opdrachten voor
scholen een zgn. onderwijs-effectrapportage te koppelen, zodat
inzichtelijk wordt welk effect taakverzwaringen hebben. Zowel
financieel als qua inzet van personeel, afgezet tegen de primaire
taakuitoefening van de school. Pas nadat deze zaken bekend zijn, kan
beoordeeld worden of een nieuwe taak aan de school wordt toevertrouwd.
Het duidelijkste en meest prangende voorbeeld van dit verhaal, ik
noemde het zojuist al, betreft de nieuwste opdracht op het gebied van
opvang. Scholen worden met ingang van 1 augustus 2006 verantwoordelijk
voor de tussenschoolse opvang. Vanaf 1 januari 2007 start een brede
voor invoering van het recht voor ouders voor het (laten) organiseren
van de voor en naschoolse opvang door de school, zelfs tijdens
roostervrije dagen en schoolvakanties. Hoe en waar ze dat doen, moeten
de scholen zelf maar uitzoeken. De bedoeling is dat er ongeveer 200
mln. mee gaat naar de scholen. Maar dat zal natuurlijk nooit genoeg
zijn om de onderwijshuisvesting geschikt te krijgen. Er zijn op dit
moment nog grote achterstanden weg te werken, laat staan dat er
nieuwbouw kan plaatsvinden. Het vasthouden aan het jaartal 2007 is
alleen daarom al absurd. Afgezien van het feit dat wij het hele idee,
vanuit het oogpunt van de verantwoordelijkheid van ouders voor de
opvoeding van hun kinderen, niets vinden, is het ook buitengewoon
treurig dat in de hele brief nauwelijks iets terug te vinden is over
de vraag of dit allemaal wel goed is voor een kind. Het enige principe
dat we terugvinden is arbeidsparticipatie en economie, maar met
betrekking tot de welzijn van het kind lees je in de brief van het
kabinet niets terug. Het zou van lef getuigen, wanneer er niet alleen
over de organisatorische en economische effecten advies zou worden
gevraagd, maar ook op het punt van de effecten voor het kind. Graag
een reactie van de minister.
De ChristenUnie-fractie gaat er overigens vanuit dat niet de leraren
nog eens extra worden belast met deze opvangtaken. De werkdruk van
leraren is al enorm hoog. Niet alleen in het primair onderwijs, maar
vooral ook in het voortgezet onderwijs. Eerder constateerden we al
dat de hoge werkdruk vaak de oorzaak is van een burnout en een van
de voornaamste redenen, voor mensen om geen leraar te worden .
Terwijl wij op niet al te lange termijn grote structurele
lerarentekorten hebben, met name in het voortgezet onderwijs. Dat
vergt niet alleen maatregelen op korte termijn, maar ook op lange
termijn. Mijn fractie denkt dan niet aan de CDA-oplossing, zoals het
docenten afpakken van hun ADV. Dit heeft geen structureel effect in
positieve zin op het lerarentekort, eerder het tegenovergestelde.
Zoals eerder aangegeven denk mijn fractie eerder aan een vermindering
van het aantal uren dat een docent voor de klas moet staan. In
vergelijking met andere landen blijkt dat het aantal lesuren in
Nederland relatief hoog ligt. De ChristenUnie-fractie realiseert
zich dat dit een enorme operatie is, vergelijkbaar met de operatie
groepsgrootte in het basisonderwijs, waarmee in 2006, volgens de
tiende voortgangsrapportage , een bedrag van 658 miljoen is gemoeid.
Een bedrag overigens wat ik niet terug vind in de begroting zelf. De
klassenverkleining heeft de werkdruk gedeeltelijk verminderd en
daarmee bijgedragen aan de aantrekkelijkheid van het beroep. Waarom
zouden we niet nog eens zon structurele beweging in gang zetten, nu
het toekomstperspectief wat betreft het lerarentekort zo somber is? De
ChristenUnie-fractie vraagt de minister of zij bereid is om deze
fundamentele discussie te voeren en onderzoek te doen naar het
geschatte effect en de kosten?
Als het nodig is, zullen we bereid moeten zijn om te investeren in
onderwijs. Dat geldt ook voor de invoering van de nieuwe
gewichtenregeling. Vorige week hebben we daar over gesproken. Helaas
is de invulling van de nieuwe regeling vooral een rekenkundige
exercitie geworden en niet vooral gebaseerd op een inhoudelijke keuze
op grond waarvan een kind in aanmerking zou moeten komen of niet.
November vorig jaar diende de ChristenUnie-fractie een motie in om
de drempel voor de nieuwe gewichtenregeling vast te stellen op 3%, die
motie is toen aangehouden. De minister berekende dat de totale
herverdeeleffecten daarvan 60 mln. zijn. Ik stelde al eerder dat
een keuze voor deze drempel een politieke is. Aangezien de financiële
effecten pas voor de begroting van 2007 mee genomen hoeven te worden,
is de ruimte er nu nog. Voor de telling maakt het niet uit, de
gewichten kunnen hetzelfde blijven. De telling kan dan gewoon per
1-8-2006 worden gehouden, alleen wordt het totaalbedrag van de
herverdeeleffecten hoger. We kunnen de minister de opdracht geven in
de begroting van 2007 dit financiële probleem te regelen. Ik stel voor
dat te doen en zal mijn motie over de 3 procent in stemming laten
brengen.
Vanuit het onderwijsachterstandenbeleid is de overstap naar het
speciaal onderwijs eenvoudig gemaakt. Voorzitter, wij zijn blij met de
motie Verhagen c.s., zoals ingediend bij de algemene politieke
beschouwingen. Daarin werd een eerder voorstel van de
ChristenUnie-fractie (motie Slob c.s.) om de klassen van zeer moeilijk
lerende kinderen te verkleinen, voorzien van een dekking van 15 mln.
Dat was nodig omdat de minister niets met deze door de Kamer
aangenomen motie had gedaan. Dit ondanks een eerder gedane toezegging
zich maximaal in te spannen. Ze vond het zelfs niet nodig de motie in
de begroting te vermelden. In aansluiting op de brief m.b.t. de
uitwerking van de motie wil ik wijzen op een daarmee verwant probleem.
Er bestaan op dit moment ZML-MG scholen die VSO-leerlingen op school
hebben, die niet in de omgeving zomaar terecht kunnen. Deze scholen
krijgen daarvoor echter geen bekostiging, omdat er geen sprake is van
een VSO-afdeling. Als zij wel als VSO-afdeling erkend zouden worden,
dan krijgen de leerlingen op die scholen de zelfde mate van
begeleiding als de leerlingen op andere scholen. Op die manier zou dan
ook voor hen de n-factor verlaagd kunnen worden, conform de
motie-Verhagen. Bent u bereid om deze VSO leerlingen op dezelfde
manier tegemoet te komen?
Een andere vorm van achterstandsbestrijding betreft de bestrijding van
dyslexie. Een heel grote groep kinderen heeft hier in meer of mindere
mate mee te worstelen. Onze jongerenorganisatie Perspectief heeft over
deze problematiek en de aanpak een lezenswaardige notitie geschreven,
te vinden op onze website. De belangrijkste conclusies van hun notitie
worden onderschreven door de vorige week verschenen rapportage van het
Masterplan Dyslexie. Op de initiële opleidingen voor leraren primair
onderwijs (de pabos) en voor voortgezet onderwijs ( de
lerarenopleidingen) wordt slechts in zeer beperkte mate aandacht
besteed aan leesproblemen en dyslexie. Er is een groot gebrek aan
deskundigheid en professionaliteit. Met grote gevolgen voor de
leerlingen, die ze hun leven lang meedragen. Als het niet voldoende en
op tijd kan worden onderkend door de leerkrachten en docenten, bieden
goede protocollen geen soelaas. Dat er zo weinig aandacht aan dyslexie
wordt besteed heeft onder meer te maken met het feit dat
lerarenopleidingen op dit punt onderling niet samenwerken. Deelt de
minister met de ChristenUnie-fractie dat het duidelijk is dat er in de
lerarenopleidingen en pabos meer aandacht besteed dient te worden aan
het herkennen en inspringen op dyslexie dan dat er tot nu toe veelal
gedaan wordt? Op welke wijze gaat zij dit bevorderen? Hoe zorgt ze er
voor dat basisschoolleraren bekend zijn met de theorie en bestaande
protocollen voor dyslexie? En hoe kunnen we scholen duidelijk maken
dat er voor een vrijblijvende aanpak op dit punt geen ruimte is?
Dan nog kort twee punten van heel andere aard: allereerst het punt van
materiële bekostiging. Voor het vijfde achtereenvolgende jaar vindt er
geen prijscompensatie plaats op het materiële deel van het budget van
de scholen in het vo. De sterk gestegen brandstof- en energieprijzen
en schoonmaakkosten doen de uitgaven veel meer stijgen dan het
inflatiecijfer doet vermoeden. Kan er nog wel van redelijke
bekostiging gesproken worden op dit punt? De brief die de minister
stuurde op 24 november bagatelliseert het probleem, mijn fractie kan
het echt niet anders zien. Er is een bedrag van 31 miljoen
geïnvesteerd, stelt de minister. Maar veel interessanter is natuurlijk
de vraag hoe zich dat verhoudt ten opzichte van staat tegenover het
totaal aan gemiste prijsbijstelling? Een snelle berekening leert dat
materiële bekostiging ongeveer 20 % uit maakt van de post personele en
materiële bekostiging in het VO. Uitgaande van het bedrag zoals
opgenomen bij de post personele en materiële bekostiging VO ( ruim 5
miljard), dan heb je het over ongeveer 1 mld materiële bekostiging.
Als men uit gaat van een percentage van 2 % gemiste prijsbijstelling
per jaar en dat vijf jaren op rij, dan kom je inmiddels cumulatief uit
op ongeveer 10% van het totaalbudget (100 mln). Dat komt neer op een
aanzienlijk bedrag per school. Het kan niet anders of deze bezuiniging
heeft effect. En als het wetsvoorstel voor afschaffing van de
automatische prijsbijstelling in het po hetzelfde doel beoogt, dan
moeten we serieus overwegen daarmee niet akkoord te gaan. Graag een
reactie op deze cijfers van de minister. Concreet voorstel mbt
prijsbijstelling 2006: 1 mld * 0.02 = 20 mln.
De minister concludeert dat er nog niemand bij haar is langs geweest
voor aanvullende bekostiging vanwege financiële problemen door een te
krappe materiële exploitatiebekostiging. Maar dat kan natuurlijk niet
de conclusie opleveren dat er dan ook niets aan de hand is. Het kan
natuurlijk ook zo zijn dat scholen daardoor uitgaven gewoon niet doen,
waarmee de kwaliteit van het onderwijs in het geding komt.
Tot slot: de problematiek van de zittenblijvers. Om meerdere reden een
ongewenste situatie. Mijn fractie vraagt aandacht voor een aanpak in
de VS waar zittenblijvers verplicht de eerste drie weken van de
zomervakantie bijgeschoold worden in de vakken waar ze niet voldeden
aan de gestelde overgangscriteria. Na deze bijscholen konden veel
leerlingen alsnog overgaan. Wij zouden graag onderzocht zien of het
mogelijk een aantal scholen in een gemeente in Nederland op
vrijwillige basis een dergelijke zomerschool op te zetten. Is de
minister bereid een dergelijk onderzoek uit te voeren?
_______________________
Nota werken in het onderwijs p. 86
zo blijkt ook weer uit de onderwijsmeter van 2005 (p. 82),
( mogelijke interruptie of antwoord van de minister: we hebben
vorige week net een verslag voor een wetsvoorstel uitgebracht om de
onderwijstijd te flexibiliseren, is dat nog niet genoeg?)
Let op: de onderwijsraad over terugbrengen van klokuren in 28600
VIII, nr. 97: Brief minister met het Plan van Aanpak Arbeidsmarkt- en
Personeelsbeleid en een beleidsreactie op het advies over werkdruk van
leraren: De onderwijsraad opteert niet voor een landelijke
vermindering van het aantal contacturen omdat zij van oordeel is dat
dit niet . De raad
acht vermindering van de lestaak ook niet haalbaar omdat dit scholen
voor grote porblemen kan plaatsen.
Nota werken in het onderwijs p. 84
25065, nr. 27.p.6.
25065, nr, 27 p. 15 bovenaan
nr. 29800 VIII nr. 64
zie technische toelichting gewichtenregeling nr 27020, 51
---