Contactpersoon
Datum
28 november 2005
Ons kenmerk
DGP/MDV/U.05.02738
Doorkiesnummer
Bijlage(n)
-
Uw kenmerk
2050602710
Onderwerp
Antwoord op kamervragen
Geachte voorzitter,
Bijgaand doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van het lid Gerkens
over vrijstellingen voor het taxi-examen.
1 Wat is uw mening over de mogelijkheden tot vrijstelling voor het
verkrijgen van
het taxidiploma?
1 Taxichauffeurs die op 1 juli 2004 tenminste 3 jaar praktijkervaring
als
taxichauffeur hadden, zijn om die reden vrijgesteld van de
examenplicht. Voorts zijn de mogelijkheden van (gedeeltelijke)
vrijstelling gebaseerd op een erkenningsregeling van die diploma's of
certificaten van examens, die gelijk zijn gesteld aan het verplichte
taxichauffeurexamen. De mogelijkheden tot vrijstelling zijn dus direct
gekoppeld aan specifieke ervaring als taxichauffeur. Daarmee worden
naar mijn mening voldoende mogelijkheden voor vrijstelling geboden.
2 Kunt u aangeven waarom alleen enkele CCV-diploma's een
(deel)vrijstelling
kunnen verlenen voor het taxidiploma en geen enkel diploma van een
andere opleidingsinstantie tot een (deel)vrijstelling leidt? Kunt u
aangeven hoe dit bepaald is?
2 Het huidige verplichte examen is grotendeels gebaseerd op de vroegere
Vakopleiding Taxichauffeur van de Stichting
Kwaliteitsbevordering Kleinschalig Personenvervoer (SKKP). Het SKKP is
een samenwerkingsverband tussen KNV Taxi, CNV Bedrijvenbond en FNV
Bondgenoten. De taxibranche is inhoudelijk betrokken geweest bij de
ontwikkeling en uitwerking van het huidige taxi-examen. Een aantal
relevante examens die op het moment van het opstellen van de nieuwe
regelgeving bij mijn ministerie bekend was, is vergeleken met de aan
het wettelijk verplichte taxi-examen gestelde eisen. De uitgebreide
zogenaamde 'eindtermen' voor zowel het theorie- als het
praktijkgedeelte van het examen (voor het volledige en het beperkte
taxi-examen) zijn inhoudelijk vergeleken met die van andere examens.
De volgende examens zijn getoetst:
1. het CCV Chauffeursdiploma B personenvervoer, met als resultaat
vrijstelling voor het theoriedeel;
2. de inhoudelijke toetsen van het vakdiploma Beroepspersonenvervoer
over de weg met personenauto's van de Stichting Examenbureau
Beroepsvervoer (SEB);
3. het Stichting IVIO Diploma VIP, Rijden I;
4. het LSOP Certificaat Directiechauffeur rijopleiding 1;
5. en het certificaat SVON medegebruik vrije bus- en trambanen
gemeente Amsterdam
Voor alle examens geldt dat er te weinig overeenkomsten tussen de
eindtermen bestaan om te kunnen concluderen dat de getoetste examens,
hetzij door het ontbreken van overeenkomende onderdelen, hetzij door
te grote inhoudelijke afwijking en hebben daarom niet tot een
vrijstelling geleid.
3 Wat is uw mening over het feit dat er vanaf 1 januari 2006 chauffeurs
zijn die nog
wel een touringcarbus met vijftig of tachtig mensen mogen rijden, maar
niet meer een busje met acht inzittenden? Leidt dit niet tot een
situatie die voor de chauffeurs onbegrijpelijk is?
3 Deze vraag heeft betrekking op het CCV Chauffeursdiploma B
personenvervoer.
Het bezit van dit diploma is vereist bij het rijbewijs D (bus) en E
(bus met aanhangwagen). Zoals bij het antwoord op vraag 2 is
aangegeven, is na toetsing bepaald dat dit diploma voor het
theoriegedeelte wél vrijstelling voor het taxi-examen kan bieden, maar
voor het praktijkgedeelte niet. Het praktijkexamen van dit busexamen
heeft primair een ander doel en is sterk op voertuigbeheersing gericht
en leidt tot een Verklaring van rijvaardigheid, die nodig is om het
rijbewijs bij de gemeente aan te kunnen vragen. Een aantal belangrijke
aspecten van het praktijkexamen voor de taxi zoals routeplanning en
-voorbereiding en omgang met klanten komt in het praktijkgedeelte van
dat examen echter niet aan bod. De afwijking ten opzichte van het
praktijkgedeelte van het taxi-examen is daardoor te groot om tot
vrijstelling te kunnen leiden.
4 Is het waar dat het certificaat 'directiechauffeur rijopleiding I',
afgegeven door het
Centraal Examenbureau Politie, niet voorkomt in de erkenningsregeling
voor het verplichte examen voor taxichauffeurs? Is het voorts waar dat
u de vraag of deze directiechauffeursopleiding aan de erkende CCV-
variant (CCV D1) kan worden gelijkgesteld, heeft voorgelegd aan het
CCV en u hierop uw oordeel heeft gebaseerd? Vindt u het een terechte
procedure dat het CCV in de praktijk bepaalt welke diploma's in
aanmerking komen voor een (deel)vrijstelling? Kunt u uw antwoord
toelichten?
4 Voor het door het Centraal Examenbureau Politie afgegeven certificaat
'directiechauffeur rijopleiding I', dat alleen een praktijkexamen
betreft, is na toetsing gebleken dat de eindtermen verwoord in de
exameneisen in belangrijke mate afwijken van de aan het taxi-examen
gestelde eisen. Dat geldt voor zowel het volledige als het beperkte
praktijkexamen. Die toets is, gezien de daar aanwezige kennis en
ervaring op het gebied van examens, inderdaad door het CCV Examenhuis
uitgevoerd. Deze toets blijkt net als de overige toetsen, na
beoordeling van die toets door mijn ministerie, objectief en adequaat
te zijn uitgevoerd. Dat leidt bij mij tot de conclusie dat de gevolgde
methodologie en procedure voldoende zorgvuldigheid en objectiviteit
waarborgt.
5 In hoeverre is het opmerkelijk dat het CCV alleen haar eigen
diploma's erkent,
terwijl enkele andere (uitgebreidere) diploma's niet erkend worden.
Kunt u uitsluiten dat hierbij sprake is van misbruik van de
monopoliepositie van het CCV? Zo neen, wat gaat u hieraan doen? Zo ja,
op basis waarvan sluit u dit uit?
5 Het taxi-examen is, zoals bij het antwoord op vraag 2 is aangegeven,
in
belangrijke mate gestoeld op de vroegere SKKP Vakopleiding
Taxichauffeur, dat door het CCV van het CBR werd afgenomen. Er bestaat
geen twijfel over de resultaten. Wel is het mogelijk dat andere
bestaande (nog niet getoetste) of nieuw ontwikkelde examens, middels
de geobjectiveerde toets die ook tot nu toe is gehanteerd, worden
vergeleken met het wettelijke taxi-examen en tot een vrijstelling voor
het praktijk- en/of theoriegedeelte van het taxi-examen kunnen leiden.
In mijn antwoord op vraag 2 gaf ik al aan hoe het CCV de toetsing
uitvoert.
6 Kunt u aangeven hoeveel taxibestuurders nog niet over het diploma
beschikken?
Kunnen deze het diploma nog op tijd halen?
6 Ten eerste zou ik willen opmerken dat het bestand aan taxibestuurders
traditioneel een groot verloop kent (tot circa 25% per jaar). Dat
blijkt onder andere uit het aantal sinds eind 1999 uitgegeven
chauffeurspassen en uit informatie uit de taxibranche zelf. Dat heeft
tot gevolg dat de bij mij bekende cijfers van het aantal
taxibestuurders dat nu nog examen zou moeten doen, niet exact is. Op
dit moment zijn naar schatting rond de 39.000 taxibestuurders actief.
Bestuurders die al vóór 1 juli 2001 als taxibestuurder actief waren,
vallen in de categorie van historische vakbekwaamheid en zijn uit dien
hoofde vrijgesteld van het examen (ik schat dat op ongeveer 20.000
taxibestuurders). Gezien het jaarlijkse verloop is echter moeilijk in
te schatten hoeveel bestuurders in de categorie 'historische
vakbekwaamheid' vallen. Daarnaast beschikt een weliswaar relatief
beperkte groep bestuurders over een diploma dat op basis van de
erkenningsregeling tot gedeeltelijke of volledige vrijstelling van het
examen leidt.
De taxibranche is vele malen door het CBR en mij gewezen op het belang
om tijdig binnen de anderhalf jaar die daarvoor beschikbaar was examen
te doen. Gedurende die periode is de beschikbare examencapaciteit van
het CBR ruim voldoende geweest.
Het CBR heeft aangegeven in november en december zoveel mogelijk
ruimte om examen te kunnen doen vrij te maken. Het aantal
examenaanvragen blijkt, nu eind 2005 nadert, fors te stijgen. Hun
inschatting van het aantal tot aan het eind van dit jaar uitgegeven
diploma's ligt nu tussen de 16.000 en 17.000.
7 Kunt u aangeven waarom het nodig is dat het CCV een monopolie vormt
op de
afgifte van de taxidiploma's? Hoe houdt u er voldoende toezicht op dat
het CCV geen misbruik van haar positie kan maken?
7 Over het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), waarvan het
CCV deel
uit maakt, heb ik uw Kamer per brief van 15 oktober 2005 gemeld dat
voor een publieke koers van het CBR is gekozen, en dat samen met het
CBR het project 'Toekomst CBR' is gestart. Eén van de hoofdonderdelen
betreft de verdere bundeling van 'mobiliteitsexamens' bij het CBR,
omdat ik verwacht dat dit voordeel op kan leveren in efficiency,
kwaliteit en dienstverlening. Daarin past de rol van het CBR met
betrekking tot de taxi-examens. Met betrekking tot de objectiviteit
van het CCV verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4. Door als
waarnemer betrokken te zijn bij het College van Deskundigen voor het
taxi-examen, houd ik een vinger aan de pols voor wat betreft de
uitvoering van dat examen in de praktijk.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Karla Peijs
-----------------------
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29 800 XII, nr. 5
Ministerie van Verkeer en Waterstaat